Economen in het veld
Aute ur(s ):
Dalen, Harry van (auteur)
Verb onden aan het NIDI, Den Haag en ocfeb van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dalen@nidi.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4408, pagina 315, 11 juli 2003 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Zet mij neer voor een tv waar De vakantieman wordt herhaald en mijn avond is goed. Een dame van middelbare leeftijd stapt met verhit
hoofd net uit de bus om haar vakantie in Turkije te beginnen en, dan komt het, een reporter vraagt haar om even op de kaart van Europa
aan te wijzen waar zij zich nu bevindt. Met één klap op de kaart wijst zij Noorwegen aan. Geweldig! Frits Bom was het beste geneesmiddel
voor een econoom die al te vaak denkt dat mensen niet voor de gek gehouden kunnen worden. Toch bekruipt mij af en toe het
weemoedige gevoel dat De vakantieman wel eens model kan staan voor het vak economie wanneer ik economenenquêtes in de krant zie
staan. Natuurlijk worden er zinnige dingen gezegd en vanzelfsprekend moet de fixatie op het financieringstekort en staatsschuld breed
worden uitgemeten. De uitspraken van sommige uitzonderlijke economen neem ik zelfs ter harte de uitspraak van captain Kirk van de uss
Enterprise indachtig: “Mr. Spock, your guesses are even better than facts!”
Maar wat weten we nu echt over hoe de zorg werkt of, nog algemener, hoe werkt de Nederlandse rijksoverheid precies? Nu Balkenende
en de zijnen in het ambtenarenapparaat beginnen te snijden zou het toch wel aardig zijn om dit te weten. Efficiëntiekortingen noemde de
top-sg Roel Bekker vorig jaar al “een tamelijk domme methode” en een algemene vacaturestop een maatregel “voor orang-oetangs” 1.
Bekker voorvoelde blijkbaar toen al de komst van een bananenrepubliek. De plannen van Balkenende-II zullen echter uitlopen op een
deceptie als men niet slimmer inspeelt op de prikkels en motieven binnen de publieke sector en goed nadenkt en onderzoek pleegt over
de ratio van regels en organisaties. Ambtenaren zijn slim genoeg om kortingen te leveren via verzelfstandiging of privatisering, maar als
de institutionele vorm niet past bij het karakter van de publieke taak of de verleidingen van de politiek, kan de politiek van een koude
kermis thuiskomen.
En laten we een ander stokpaardje van dit kabinet nemen: de kenniseconomie. De groeiaccountants en andere ‘innovatie’-professoren
gedragen zich op dit terrein als de spreekwoordelijke dronkeman die zijn sleutels bij de lantaarnpaal zoekt. De enige belangrijke bijdrage
van deze rekenaars is om te meten wat we niet weten. Dat is mooi, maar voor echte beleidsaanbevelingen moet je daar niet aankloppen.
De kern van mijn bezwaar jegens veel overheids-beleid is dat het gebaseerd is op de pretentie van kennis. Er zal geen vooruitgang
geboekt worden zolang men de belangrijkste zwarte dozen ongeopend laat. Economen moeten in het donker durven zoeken en deze
zoektocht vergt andere, aanvullende kwaliteiten dan men normaal van economen gewend is. De methode van ‘reality economie’ zou die
heilzame werking kunnen hebben. In een notendop komt deze methode neer op het leren observeren van en het vragen stellen aan de
man in de praktijk. Deze methode is niet alleen aardig om de wetenschappelijke nieuwsgierigheid te bevredigen, voor de meest cruciale
beleidsdossiers is het wellicht de enige methode om wijzer te worden. De nma zal bijvoorbeeld nooit potten breken zolang ze
leunstoeleconomie bedrijft. Belangenorganisaties, kartels of mono-polies zullen nooit de informatie loslaten die je wilt hebben. En om de
kenniseconomie te kunnen ontra-felen deed Robert Solow onlangs zelfs het voorstel om enig ‘veldwerk’ in laboratoria te doen2.
Endogene groeitheorie heeft bij economen alleen maar de pretentie van kennis opgewekt en geen echte kennis. De econoom kan daarom
nog veel leren van de assertiviteit van de onderzoeksjournalist, het geduld en het oog van de bioloog, en het gevoel van de schrijver
voor een verhaal.
Nu lijkt dit een nieuw voorstel maar dat is het allerminst. Deze benadering wordt al veel langer gebruikt onder bepaalde brede economen,
maar in Nederland waagt niemand zich er aan omdat het wellicht een tijdsintensieve bezigheid is en omdat economen er niet in getraind
zijn. Toch hebben grote eco-nomen als Alan Blinder en Truman Bewley de stap wel gewaagd om mensen in het bedrijfsleven te
interviewen over prijs- en loonvorming. James Wilson heeft ooit een geweldig boek over de werking van bureaucratieën geschreven.
Laten we niet vergeten dat Ronald Coase zijn carrière begon met het bezoeken van Amerikaanse bedrijven. Op soortgelijke wijze nam hij
de Britse publieke omroep onder de loep. Van al die pogingen is de economische wetenschap niet slechter geworden. En begon The
wealth of nations ook niet met een bezoek aan een speldenfabriek?
1 Het Financieele Dagblad, 26 april 2002.
2 D. Clement, An interview with Robert Solow, The Region, Federal Reserve Bank of Minneapolis, september 2002, blz. 25-34.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)