Deining rond de relatieboot
Aute ur(s ):
Reitsma, A.M.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4209, pagina 461, 18 juni 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Recent is door de Duitse Grünen voorgesteld om de verdeling van huishoudelijke taken wettelijk vast te leggen 1. De achtergrond van
dat voorstel luidt dat vrouwen, ook als zij een baan hebben, nog altijd het leeuwendeel van de huishoudelijke taken verrichten, en door
de wens met wetgeving het bewustzijn van de bevolking te beïnvloeden. Geen direct economische motivering dus en evenmin een
kwestie waarvan men zich kan voorstellen dat men erom naar de rechter loopt. Toch is het aardig na te gaan of er een economische
ratio voor zulke wetgeving kan zijn en welke consequenties het kan hebben.
Voor de benodigde theorie maak ik daarbij gebruik van Huwelijks- en samenwoonrelaties in Nederland 2. Verder pas ik mijn redenering
toe op de huidige wettelijke situatie in Nederland en maak ik de belangrijke aanname dat een combinatie van voltijdswerk en de grootste
belasting in het huishouden, diegenen die dit treft (en, ja, dit zijn merendeels vrouwen) al snel zal doen kiezen voor gehele of gedeeltelijke
terugtrekking van de arbeidsmarkt. Dat lijkt een realistische aanname: in 1994 werd in 42% van de onderzochte relaties één kostwinner
gevonden en in 27% van de gevallen een anderhalfverdieners-constructie 3.
Een wettelijke verdeling van taken zal de arbeidsdeelname of de productiviteit van vrouwen in hun betaalde arbeid kunnen verhogen. Dit
brengt met zich mee dat de welvaart die de vrouw buiten het huishouden kan verwerven, stijgt. In een situatie waarin een vrouw zich
specialiseert in huishoudelijk werk, verslechtert haar alternatief na verloop van tijd doordat in het huishouden geen of minder menselijk
kapitaal wordt opgebouwd. Daarmee geraakt de vrouw die, onder druk van de combinatie van én veel werken én veel huishoudelijke
taken uiteindelijk voor specialisatie kiest, in een val. De toegenomen verdiencapaciteit van de man, buitenshuis, maakt het immers niet
lonend de taakverdeling in een later stadium weer anders te regelen omdat de man met een keuze voor huishoudelijke werk dan veel
potentieel arbeidsinkomen laat liggen.
Om voor deze verslechterde positie te compenseren bestaat in Nederland de wederzijdse verzorgingsplicht en de alimentatie. Deze laatste
geldt echter in de praktijk vrijwel uitsluitend voor getrouwde paren en neemt bovendien specialisatie als uitgangspunt. Aan de
mogelijkheid via een wettelijke taakverdeling de verslechterde onderhandelingspositie te ondervangen is niet gedacht. Een wet die dit
wel vastlegt zou kunnen voorkomen dat de specialisatieval dichtklapt. Zo’n wet werkt zelfversterkend omdat de blijvend betere positie
van de vrouw, die ontstaat door haar verhoogde arbeidsmarktparticipatie, het ook in een later stadium minder lonend maakt haar weer tot
het aanrecht te veroordelen.
Wie profiteert van zo’n wet? In principe zijn dat alle vrouwen die er niet in zouden zijn geslaagd een gunstiger taakverdeling te
bewerkstelligen en onder druk daarvan in de specialisatieval terechtkwamen, of de vrouwen voor wie specialisatie al bij het aangaan van
de relatie gunstig leek. De ratio van wetgeving is dan niet anders dan die voor andere wetten geldt; transactiekosten en beperkte
rationaliteit leiden ertoe dat geen optimale contracten kunnen worden afgesloten. Wetgeving corrigeert daarvoor.
Het zal vervolgens niet verbazen dat zulke wetgeving ook invloed heeft op de kans dat partners een samenleving aangaan. Voor
vrouwen die niet in elke situatie beter af waren met het verrichten van huishoudelijke taken verbetert de positie. Het aangaan van een
samenlevingscontract of een huwelijk met een man wordt voor hen aantrekkelijker. Voor mannen evenwel, die niet beter af zijn door een
gedeeltelijke taak in het huishouden, verslechtert de positie. Dit zal het aangaan van een relatie met het grootste deel van de vrouwen
minder aantrekkelijk maken. Wie eenmaal een binding is aangegaan kan immers wettelijk aan een taakverdeling gehouden worden. Aldus
ontstaat op de relatiemarkt een vergroot aanbod van vrouwen met verdiencapaciteit terwijl het aanbod van mannen daalt. Voor paren die
reeds een relatie zijn aangegaan én kinderen hebben, heeft de wetgeving ook een effect. Dit verloopt via de afgedwongen toename van
vaders betrokkenheid bij de opvoeding Een grotere betrokkenheid bij de opvoeding maakt de kans op echtscheiding kleiner, hetzij,
doordat de band tussen vader en kind de band tussen vader en moeder versterkt, danwel doordat de huwelijkssatisfactie van de vrouw
toeneemt doordat zij niet meer alleen voor de opvoeding zorgdraagt. Met de verbeterde onderhandelingspositie van vrouwen is echter
niet onwaarschijnlijk dat de satisfactie binnen de relatie ook zonder dat er kinderen zijn toeneemt, en het aantal breuken daalt.
Nu ontstaat een samenloop van effecten waarin vrouwen die reeds een binding zijn aangegaan houden wat ze hebben en vrouwen die
nog geen binding zijn aangegaan moeilijker een man kunnen krijgen. Uiteindelijk zal het marktmechanisme er dan misschien toe leiden dat
de prijs van een man zodanig stijgt dat vrouwen hun eisen weer naar beneden bij gaan stellen.
En is de relatieboot terug in zijn oude vertrouwde koers.
1 Groenen willen Duitse man verplichten tot afwassen, de Volkskrant, 21 mei 1999 en http://www.gruene-fraktion.de/
2 M. Kalmijn, W. Bernasco en J. Weesie (red.), Huwelijks – en samenwoonrelaties in Nederland, de organisatie van afhankelijkheid, Van
Gorcum, Assen, 1999.
3 Op.cit. blz. 61.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)