Ga direct naar de content

De oude professor

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 11 1996

De oude professor
Aute ur(s ):
Theeuw es, J.J.M. (auteur)
Hoogleraar economie, Rijksuniversiteit Leiden
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4075, pagina 807, 2 oktober 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
beloning, arbeid

Wanneer op Prinsjesdag de minister van onderwijs aankondigt dat hij extra geld uittrekt voor het aanstellen van jonge hoogleraren
dan roept hij het beeld op van de oude hoogleraar die als een grote prop het doorstromen van de pijp tegenhoudt. Met afgunst wordt
gekeken naar de plannen van de Universiteit van Amsterdam om flexi-profs die niet genoeg presteren na 15 jaar stil te leggen. Zelfs de
komende Nobelprijswinnaars zullen verzuchten dat ze deze prijs opstrijken voor werk dat ze in hun jonge jaren hebben verricht.
In de jaren zeventig waren collegezalen tot de nok gevuld en groeide het aantal hoogleraren tot in de hemel. Ze werden door de koningin
voor het leven benoemd. Demografische krimp en bezuiningen brengen de universiteiten nu in ademnood. Alles gaat naar de zuchtende
oude machten en hijgende jonge honden krijgen geen kans. Sclerose aan de universiteit waar men bruis verwacht.
Wat moet de universiteit met de oude hoogleraar? Cruciaal is het verband tussen leeftijd, productiviteit en loonkosten: verdient de oude
hoogleraar meer dan zijn bijdrage waard is? Houdt de universiteit aan hem over of moet ze toeleggen? Productieve bijdrage is een hels
moeilijk begrip. Het valt nauwelijks te meten. En theoretisch komen we er ook niet uit.
Veel hangt af van de meetlat die we gebruiken: is een prof zoiets als een getalenteerde profvoetballer of heeft hij meer weg van een wijze
regeringsleider? Bij voetballers daalt de productiviteit met de leeftijd. Het voetbalspel gaat steeds hogere eisen stellen aan nieuwe
generaties. Het gevoel van knulligheid dat de kijker bekruipt bij het kijken naar de zwart-wit beelden van een België-Holland uit de jaren
vijftig is niet alleen te wijten aan de vormeloze lange sportbroeken. Zoals bij de oude voetballer loopt het scoren van de oude hoogleraar
ook terug. In een recent artikel in Labour Economics laten David Laband en Michael Piette zien dat het aantal citaten volgens de Social
Science Citation Index daalt met de gemiddelde leeftijd. Maar er is ook het model van de wijze regeringsleider, die oud moet zijn om het
land te besturen. Het volk geeft de teugels niet aan jonge broekjes. De samenleving verwacht ervaring en rijpheid, en andere kwaliteiten
die komen met de jaren. Ook bij de hoogleraar komt veel wijsheid pas later. De productiviteit van een hoogleraar heeft veel dimensies:
wetenschappelijke artikelen, maar ook het leiding geven aan een onderzoeksgroep.
Het verband tussen leeftijd, inkomen en productiviteit is theoretisch onduidelijk. De arbeidsmarktliteratuur heeft twee totaal
tegenstrijdige modellen: het menselijk kapitaal model van Gary Becker en het uitgesteld beloningsmodel van Ed Lazear. In het menselijk
kapitaal model wordt in de beginjaren van een carrière flink in kennis en ervaring geïnvesteerd en in die eerste jaren zijn de opbrengsten
lager dan de loonkosten. Op latere leeftijd wordt de investering terugverdiend omdat de productiviteit dan hoger is dan het loon. In het
uitgestelde beloningsmodel presteren werknemers in het begin van hun carrière erg hard omdat hun werkgever heeft toegezegd dat de
besten onder hen later worden beloond met promotie en hoge salarissen. Dit model verklaart waarom veel oudere werknemers op latere
leeftijd op hun lauweren mogen rusten als een soort vergoeding achteraf. Volgens het menselijk kapitaal model verdient de oude
hoogleraar minder dan zijn productieve bijdrage, in het Lazear model geldt het omgekeerde.
Omdat productiviteit nauwelijks te meten valt, komt het haast niet voor dat het menselijk kapitaal en het uitgesteld beloningsmodel
empirisch worden vergeleken. Ik kan slechts één voorbeeld vinden. Met Israëlisch cijfermateriaal laten Judith Hellerstein en David
Neumark recentelijk in Journal of Human Resources zien dat productiviteit en inkomensprofielen gelijk oplopen. Middelbare werknemers
verdienen gemiddeld 20% meer dan jonge werknemers maar zijn ook 22% productiever. Oude werknemers verdienen 36% meer en zijn
34% productiever.
Uit empirie en theorie valt niets met zekerheid te leren over het verband tussen leeftijd, productiviteit en inkomen. Dat betekent niet dat
we geen oplossing hebben om productiviteit aan de universiteit te stimuleren. De onderzoeker kan de productiviteit niet meten, maar de
markt wel. Voetbalclubs weten waar de talenten zitten en ze zijn bereid hoge salarissen te betalen om ze te krijgen. Dit marktmechanisme
prikkelt voetballers tot scoren. De Amerikaanse academische arbeidsmarkt is vergelijkbaar met een voetbalmarkt. De prestaties van
Amerikaanse professoren (ook de oude) zijn niet gering.
De markt pakt overigens niet gunstig uit voor de oude hoogleraar. Maar om een totaal andere reden dan men zou denken. Michael
Ransom laat in American Economic Review van een aantal jaren geleden zien dat in Amerika oude, lang zittende professoren significant
minder verdienen dan jonge, net aangetrokken hoogleraren. Dat is niet zozeer te wijten aan hun lagere productiviteit, maar eerder aan hun
immobiliteit. Ze zijn na al die jaren verknocht aan hun omgeving en willen niet meer weg. Immobiliteit wordt afgestraft in de vrije markt. Er
is meer dan een oceaan verschil tussen de uitgebuite oude Amerikaanse hoogleraar en zijn Nederlandse collega. Desondanks gaat mijn
voorkeur uit naar een marktsysteem waarbij universiteiten hun hoogleraren in verhouding met hun bijdragen (in alle dimensies) belonen.
Liever dat dan rare regels voor flexi-profs.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur