Ga direct naar de content

Turbotaks

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 11 1996

Turbotaks
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4075, pagina 805, 2 oktober 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
belastingen

Ons belastingstelsel staat volgens de Miljoenennota van 1997 op de helling. Ten eerste wordt een verschuiving van directe belastingen
op arbeid naar indirecte belastingen op consumptie en milieu-vervuilende activiteiten aangekondigd – een populair thema onder
economen. De tweede verandering in het belastingstelsel heeft vooralsnog minder economen in extase gebracht. Deze betreft de
verschuiving van ons huidige ‘synthetische’ stelsel naar een ‘analytisch’ stelsel. Het idee is dat daardoor minder ruimte wordt geboden
voor belastingvlucht en -arbitrage. In een synthetisch belastingstelsel worden verschillende inkomsten bij elkaar opgeteld en
vervolgens belast (een werknemer met spaargeld betaalt bijvoorbeeld belasting over de som van loon- en rente-inkomsten). In een
analytisch stelsel wordt per bron van inkomsten de heffing bepaald.
Belastingen dienen drie doelen. Ten eerste het vullen van de schatkist, om mooie dingen mee te doen zoals het ondertunnelen van
weiland. ‘Echte’ fiscalisten willen het bij deze primaire taak van de fiscus laten. Maar zij worden geplaagd door ‘instrumentalisten’ die
belastingen heffen voor het beïnvloeden van gedrag, zoals het bevorderen van onze veel te geringe spaarzaamheid met
spaarloonregelingen. Tenslotte dienen belastingen de herverdeling van geld.
De economische theorie van belastingheffen is gebaseerd op ideeën van Ramsey, die gegeven de eerste doelstelling de welvaartskosten
wil minimaliseren, en Pigou, die marktfalen (zoals externe effecten) met belastingen wil bestrijden. Ramsey liet zien dat artikelen waarvan
de vraag niet erg prijsgevoelig is hoog belast moeten worden. Hoe opener de economie echter wordt, des te meer substituten
beschikbaar komen. Bovendien kunnen productiefactoren zelf uitwijken: denk aan het steeds vluchtiger kapitaal. Op grond van Ramsey’s
argument moet dit tot tariefverlaging leiden. Het gevolg is toenemende internationale belastingconcurrentie (waarbij soms ten onrechte
een absoluut, in plaats van comparatief, voordeel wordt nagestreefd). Het alternatief is belastingcoördinatie. Op wereldschaal is dit
voorlopig nog ondenkbaar, en zelfs binnen de EU blijft het bij goede voornemens van Europees commissaris Monti.
Een antwoord op deze ontwikkelingen is niet eenvoudig te geven. Nieuw-Zeeland heeft gekozen voor een uniform proportioneel tarief
van 33% voor zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting. Dat staat ver af van ons marginale toptarief van 60% voor de
inkomstenbelasting. Berekeningen voor een Nederlandse ‘vlaktaks’ 1 suggereren echter dat een vlaktaks van ongeveer 33% mogelijk is
(na schrappen van alle aftrekposten). Naast politieke problemen (waaronder sociale rechtvaardigheid alsmede weerstand van
belangengroepen) is er ook een economisch bezwaar, namelijk dat belasting niet meer als instrument beschikbaar is om gedrag te
beïnvloeden.
Cnossen stelt een alternatief ‘duaal’ belastingstelsel voor dat in de richting van een analytisch stelsel gaat 2. De progressieve
inkomstenbelasting wordt gehandhaafd, maar belastingarbitrage gehinderd door belasting op kapitaalinkomen analytisch te maken.
Aanleiding is een fiscale probleemgroep, de directeuren-grootaandeelhouders van bv’s. Zij zijn doelwit van een recent wetsvoorstel van
staatssecretaris van Financiën, Vermeend. Ze profiteren nu van discriminatie en arbitrage. Werknemers en zelfstandige ondernemers
betalen progressieve belastingen. Een eigenaar van een bv daarentegen, met een ‘aanmerkelijk belang’ in de zaak, mag zelf zijn loon
bepalen en kan besluiten inkomsten in de vorm van vermogensgroei via ingehouden winst te vergaren. Hij betaalt dan maar 35%
vennootschapsbelasting, en eventueel 20% inkomstenbelasting zodra hij zijn aandelen van de hand doet. Vermeend wil hieraan een
einde maken met onder meer een ‘loonfictie’: de directeur moet zichzelf een ‘redelijk’ loon toekennen waarover het progressieve tarief
geldt. Voer voor de belastingrechter. Cnossen wenst zulke interpretatieproblemen te vermijden. De fiscale activa worden bij hem
vermenigvuldigd met een vast rendement (zeg dat op langlopende staatsschuld, plus een risicopremie). Dit bedrag wordt van de winst
afgetrokken en de rest wordt als arbeidsinkomen gewaardeerd, en belast. De winst wordt proportioneel belast, ongeacht de
ondernemingsvorm. Deze winstsplitsing maakt belastingarbitrage vrijwel onmogelijk. In Scandinavië zijn hiermee goede ervaringen
opgedaan.
Men is daar ook niet bevreesd voor een verlies aan rechtvaardigheid (die ontstaat als alle winstinkomen proportioneel en niet meer deels
progressief belast wordt). De huidige fiscale verstoringen zijn zo sterk dat rechtvaardigheid er niet meer mee gediend is. Zo leidt de
behandeling van grootaandeelhouders van bv’s tot verkeerde allocatie van kapitaal (omdat eigen vermogen en vreemd vermogen
verschillend belast worden en winstinhouding wordt bevorderd), domicilie (de vlucht naar België) en talent (ondernemers steken meer
tijd in het bedenken van fiscale ‘turbo’constructies dan in het bedienen van nieuwe klanten). Het ergste is dat onbedoelde
gedragsreacties de belastingbasis aantasten zodat de schatkist leeg blijft 3. Met kunstgrepen poogt Vermeend nu ontwijkend gedrag
tegen te gaan. Maar beter is de route die hij zelf in de Miljoenennota aankondigt: naar een analytisch stelsel, dat een belastingklimaat
creëert dat stimulerend is voor bedrijfsleven, milieu en werkgelegenheid behalve die van fiscalisten dan

1 Zie K. Caminada, K. Goudswaard en H. Vording, De inkomensgevolgen van een vlaktaks , ESB, 26 juni 1996, blz. 574-577.
2 S. Cnossen, Weekblad fiscaal recht, 3 oktober 1996.
3 Zie Miljoenennota 1997, bijlage 4, blz. 98-99.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur