Ga direct naar de content

De tucht van de markt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 11 1996

De tucht van de markt
Aute ur(s ):
Herings, P.J.J. (auteur)
De auteur is verb onden aan de Katholieke Universiteit Brab ant. Met dank aan Eric van Damme, Pieter Ruys en Dolf Talman voor nuttig
commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4075, pagina 816, 2 oktober 1996 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
marktw erking, regulering, uit, de, vakliteratuur

Vraag een willekeurige econoom naar de gevolgen van meer concurrentie voor de productiviteit van arbeid en kapitaal en het antwoord
zal ongetwijfeld luiden dat tussen concurrentie en productiviteit een sterk positief verband bestaat. Dit verband levert een belangrijke
motivering voor tal van de recente maatregelen voor privatisering en deregulering 1. Ook biedt het een verklaring voor de geringe
productiviteit en de val van het communistische systeem. Bovendien wordt dit verband vaak zo sterk geacht dat het in staat is de
negatieve gevolgen van het produceren op een kleinere schaal te compenseren. Dit speelt met name een rol bij de privatisering van
natuurlijke monopolies waar sprake is van stijgende schaalopbrengsten, zoals de post en telecommunicatie, de electriciteit en het
openbaar vervoer.
Vraag een willekeurige econoom naar een wetenschappelijke onderbouwing van dit positieve verband tussen concurrentie en
productiviteit en hij zal het antwoord waarschijnlijk schuldig blijven. Er is in de wetenschappelijke literatuur verbazingwekkend weinig
over te vinden. Wel is het verband tussen concurrentie en consumentenprijzen veelvuldig onderzocht, en bevestigd. Maar dan gaat men
er vrijwel altijd van uit dat de hoeveelheden arbeid en kapitaal om een bepaalde hoeveelheid eindproduct te maken, dat wil zeggen de
productiviteit van arbeid en kapitaal, niet afhangen van de marktstructuur. Indien meer concurrentie daarentegen zou leiden tot een
doelmatiger benutting van arbeid en kapitaal, dan zou dat een extra reden voor meer competitie betekenen. Een overzicht van de
theoretische literatuur hierover, alsmede een empirisch onderzoek hiernaar, is te vinden in een recent verschenen artikel van Stephen
Nickell 2.
De theoretische literatuur levert steun voor het vermeende positieve verband tussen concurrentie en productiviteit, ofschoon niet op
een buitengewoon overtuigende wijze. Een eerste zienswijze is dat arbeiders en managers een gedeelte van buitensporige overwinsten
door monopolieposities kunnen gebruiken om minder hard te werken. Maar dit is nogal simplistisch. Aandeelhouders zullen altijd
trachten dergelijk gedrag te voorkomen. In concurrerende bedrijfstakken hebben zij echter meer vergelijkingsmateriaal voor handen en
kunnen zo de prestaties van bedrijven beter controleren.
Een tweede stroming in de theoretische literatuur gaat uit van de gedachte dat de winsten van bedrijven gevoeliger zijn voor de
beslissingen die managers nemen indien er sprake is van meer concurrentie. Dit geeft managers meer prikkels om zich in te spannen en de
beste beslissingen te maken en leidt aandeelhouders tot een scherper toezicht op de gang van zaken. De relatie tussen de gevoeligheid
van winsten en de mate van concurrentie is echter niet onomstreden.
Een derde theoretische verklaring voor een positief verband tussen concurrentie en productiviteitsgroei is gelegen in de uitgaven voor
speur- en ontwikkelingswerk. Hoge uitgaven zullen leiden tot een grotere technologische vooruitgang en dus tot een hogere
productiviteitsgroei. Naarmate een bedrijfstak meer concurrerend is, zijn de marginale opbrengsten van kostenbesparingen hoger, en zijn
er dus meer prikkels voor R&D-uitgaven. Volgens Schumpeter daarentegen hebben juist ondernemingen met monopoliemacht meer
financiële middelen om R&D te financieren 3. Men kan concluderen dat de theoretische literatuur het gezochte positieve verband niet
echt overtuigend ondersteunt.
Aangezien er weinig bestaand empirisch onderzoek naar de relatie tussen concurrentie en productiviteit is, voert Nickell een onderzoek
uit op basis van gegevens over een groot aantal ondernemingen in Groot-Brittannië. Eén van de problemen bij een empirisch onderzoek
naar het verband tussen concurrentie en productiviteitsgroei betreft de vraag van wat oorzaak is en wat gevolg. Een bedrijf dat
voortdurend een grotere productiviteitsgroei kent dan zijn concurrenten zal op den duur een hoger marktaandeel en meer
monopoliemacht kunnen verkrijgen. Hierdoor zou een argeloze onderzoeker ten onrechte een negatief verband tussen concurrentie en
productiviteitsgroei afleiden. Gelukkig werkt dit effect de goede kant uit. Indien men een positief verband vindt, mag men ervan uitgaan
dat het werkelijke verband nog wel eens sterker kan zijn dan het verband dat gevonden is. Bovendien zijn er econometrische technieken
om deze vertekening te reduceren.
Nickell vindt inderdaad een positief verband tussen concurrentie en productiviteitsgroei. Uit zijn resultaten volgt dat een afname van 20
procentpunten in de som der marktaandelen van de vijf grootste bedrijven in een bedrijfstak leidt tot een permanente productiviteitsgroei
van 1 procent per jaar. Evenzo leidt een afname van 6 procentpunten in de ratio van ‘overwinst’ en toegevoegde waarde tot een
permanente productiviteitsgroei van 1 procent per jaar (deze ratio bedroeg voor een vijfde van de onderzochte ondernemingen meer dan
29 procent en voor een vijfde van de bedrijven minder dan 0 procent). Ermee rekening houdende dat de genoemde getallen waarschijnlijk
een onderschatting zijn van het werkelijke verband, luidt dus op basis van empirisch onderzoek de conclusie dat meer concurrentie leidt

tot meer productiviteitsgroei

1 Zie bijvoorbeeld N. van Hulst, De baten van het marktwerkingsbeleid , ESB, 10 april 1996, blz. 316-320.
2 S.J. Nickell, Competition and corporate performance, Journal of Political Economy, 1996, blz. 724-746.
3 J.A. Schumpeter, Capitalism, socialism and democracy, 1943.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur