Ga direct naar de content

De moraal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 16 1998

De moraal
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4170, pagina D40, 8 oktober 1998 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
publiek, private, samenw erking

We hebben er weer een neologisme bij. Op een recente bijeenkomst van de Koninklijke Vereniging voor Staathuishoudkunde in
Rotterdam werd druk gedebatteerd over de vraag of de tweede Maasvlakte ‘gepeepeejest’ kan worden. Het debat werd verlevendigd met
een andere verrijking van de economentaal. De aanwezige topambtenaar benadrukte dat eerst ervaring moet worden opgedaan met het
peepeejessen van ‘laaghangend fruit’. Jantje zag eens pruimen hangen, dacht ik onwillekeurig. Het water liep me nog niet in de mond.
Jan Willem Oosterwijk, een verre nazaat van Hiëronymus van Alphen (de dichtende thesaurier), is echter optimistisch. “Internationale
ervaringen”, zo schrijft hij in het begin van dit nummer, “tonen aan dat een snellere en efficiëntere uitvoering van infrastructuurprojecten
mogelijk is door publiek private samenwerking”. Het probleem is dat andere internationale ervaringen juist op grote missers duiden.
Publiek private samenwerking lijkt vooral een bestuurlijke oplossing voor een economisch probleem. Een gezonde portie achterdocht is
dan gerechtvaardigd. Ten eerste moet helder zijn om welk economisch probleem het gaat. Op die vraag gaan Bartelsman e.a. in. Ten
tweede mag de bestuurlijke oplossing economische mechanismen niet veronachtzamen. Zonder twee cruciale ingrediënten zal publiek
private samenwerking het probleem niet oplossen.
De eerste is een concurrerende omgeving. ‘Samenwerking’ mag concurrentie niet verdringen. Toch is dit risico levensgroot. Veel
bedrijven die zich met infrastructuur bezighouden zijn geïntegreerd: ingenieurs en bouwers zitten onder één dak. Indien een nieuw
infrastructureel project gepeepeejest gaat worden, dan moet in de ontwerpfase de private creativiteit beter aangeboord worden, zodat
bouw en exploitatie doelmatiger tot stand komen en meer nut gegenereerd wordt. Maar welk bedrijf wil bij het ontwerp alle kaarten
blootgeven, als het niet verzekerd is van de opdracht voor de bouw? Of leidt grote verwevenheid tussen opdrachtgever en bedrijf in de
aanloopfase tot zo’n mate van marktbederf, dat pps een belangrijk doelwit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit zal worden? Voor
een goede samenwerking is ontvlechting van ingenieurs en bouwers gewenst. Het is de vraag of dat ook mogelijk is. Het privatiseren en
splitsen van Rijkswaterstaat kan een zinvolle bijdrage bieden aan het creëren van een concurrerende omgeving.
De tweede cruciale ingrediënt voor succesvolle publiek private samenwerking is transparantie. Wie zich in de schemerzone van publiek
en privaat begeeft loopt het risico in zeven sloten tegelijk te lopen. Zonder het helder afbakenen van risico’s, eigendomsrechten en
randvoorwaarden is de samenwerking tot mislukken gedoemd. Een goed opgezette pps kan een zinvolle bijdrage bieden aan het
transparant in beeld brengen van risico’s en rendementen, en vooral ook de allocatie daarvan. De overheid is niet erg bedreven in het
bepalen van risico’s en rendementen, alleen daarom al is meer private inbreng gewenst. Maar dat kan ook, en waarschijnlijk beter, via
aanbesteding of het veilen van ‘publieke’ projecten. Het ‘publieke’ uit zich dan in het feit dat er per saldo belastinggeld bij moet en dat de
overheid randvoorwaarden op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu vastlegt. Stel (!) dat de Betuwelijn om strategische redenen
van publiek belang is en wel wat belastinggeld waard is. Er had een internationale aanbesteding georganiseerd kunnen worden voor
ontwerp, bouw en exploitatie (inclusief het ondernemersrisico). Flankerend beleid (zoals accijnsverhoging voor diesel) zou onderdeel van
een contract geweest zijn, in plaats van een nobel voornemen. Als dan nog was gebleken dat de private belangstelling slechts bij een
subsidie van negen miljard gulden zou ontstaan, dan betwijfel ik of dit project ooit doorgang had gevonden.
De belangrijkste bijdrage van de discussie over publiek privaat samenwerken is misschien wel dat zo de economisch relevante
onderwerpen stilletjes ook op de agenda komen te staan: concurrentie, rendement, doelmatigheid en maatschappelijk nut. En dat zijn
pruimen die niet te versmaden zijn.

ESB-dossier: Publiek private samenwerking
Inleiding
J.W. Oosterwijk, Meer waarde door samenwerken
E.J. Bartelsman, M. Canoy, C. van Ewijk en B.A. Vollaard, Economie van publiek private samenwerking
L. Meijdam, Kiezen uit twee kwaden

Verenigd Koninkrijk
M. Spackman en Th. Van Dijk, Ervaringen met publiek private samenwerking in het Verenigd Koninkrijk
A.M.J. Kreukels en J.R. Hakfoort, Het leerproces bij pps
Japan
A. Bongenaar, ‘Window dressing’ in Japan
J.H.J. Zegering en N.E.M. de Jager, Japan kan beter leren van Nederland
Samenwerken
G.R. Teisman, Procesmanagement: de basis voor partnerschap
W. Lemstra, Een proces met uitzicht
Afwegen
W. Korving en J.G. in ‘t Veld, Selectie van pps-projecten
P. Treumann, Een simpele vergelijking?
Aanbesteden
B.A. Vollaard en W. Witteveen, Private kennis voor publieke behoeften
J.R. Hakfoort, Overheid en markt
J.H.M. van Bussel, H. van Engelenburg en G.J. van ‘t Land, De Rietvelden, een vernieuwd bedrijventerrein met pps
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, De moraal

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur