Ga direct naar de content

Consternatie en autisme

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 18 1987

Consternatie en autisme
Het congres van de American Economic Association
Zoals ieder jaar congresseerden Amerikaanse economen tussen kerstmis
en nieuwjaar temidden van nun vakbroeders van aanverwante disciplines;
de zogeheten Allied Social Science Associations hadden hun congres in New
Orleans van 27-30 december 1986.
Zo’n kleine 40 ‘Associations’ hielden
zich ruim drie dagen bezig met een
aantal uiteenlopende en vaak exotische onderwerpen op het gebied van
bedrijfs- en algemene economie alsmede specifieke bedrijfstakken en
specialistische sub-disciplines. Traditiegetrouw was het een congres en een
markt met stands voor banen en produkten.

Lesmateriaal
Opvallend was de sterke toename
van met de microcomputer ondersteund onderwijs. In de VS worden nu
studieboeken op het gebied van
macro- en micro-economie gemtegreerd met het gebruik van de microcomputer voor het testen van de vooruitgang van de student, het construeren van modellen en het gebruik van
statistische en econometrische methoden. McConnell’s Economics is zo’n
boek. Het boek wordt vergezeld van
‘overhead sheets’ en ‘test banks’ op
diskette voor de docent, en van tests
en modelbouwmodules op diskettes
voor de studenten. De verwachting is
dat deze tendens, die zich nu op het
‘undergraduate’-niveau aftekent, door
zal zetten en in de nabije toekomst ook
voor ‘graduate’-studies zal gaan
gelden.
Daarnaast wordt in toenemende mate gebruikgemaakt van ‘databases’
door studenten en staf bij het schrijven
van papers, scripties, artikelen en dissertaties voor zowel literatuuronderzoek alsmede economische, statistische en bedrijfsgegevens. Voorbeelden hiervan zijn Data Resources en
Economica, commerciele organisaties
die hun econometrische modellen en
databestanden voor onderwijsdoeleinden geschikt hebben gemaakt. Universiteiten maken in sterk toenemende
mate gebruik van eigen alsmede externe databases. Opvallend was ook, dat
uitgevers van vaktijdschriften hun materiaal ‘online’ toegankelijk hebben gemaakt. Zo heeft b.v. een vooraanstaand tijdschrift als het Journal of
Economic Literature nu een onlinefaciliteit voor literatuuronderzoek.

Economische polemiek
Het congres stond in het teken van
Keynes’ General theory, dat 50 jaar geleden verscheen. Wie echter dacht dat
er een levendige discussie zou worden
gevoerd en artikelen gepresenteerd
zouden worden over economische politiek, kwam zowel theoretisch als empirisch bedrogen uit. Het congres werd
geteisterd door een zekere matheid en
angst de nek uit te steken. Macroeconomen, en vooral zij die zich met
economische politiek bezighielden,
zijn dusdanig van hun voetstuk gevallen dat dit onderwerp nauwelijks meer
ter sprake kwam. Het elan en optimisme uit de jaren zestig en zeventig is
geheel en al verdwenen. Sinds Reagan al jarenlang geen acht meer slaat
op economische adviezen, ook niet op
die van conservatieve zijde, economen
het onderling sterk oneens zijn over
het te voeren beleid en de voorspelkracht van grote macro-economische
modellen ten aanzien van conjuncturele omslagpunten slecht genoemd mag
worden, is er een grote consternatie
onder economen te bespeuren. Typerend voor deze situatie is dat een vroeger gezaghebbend lichaam als de
‘Council of Economic Advisors’, ooit
een van de belangrijkste presidentiele
adviesorganen, zelden in het nieuws
is. Dit gezagsverlies van macro-economen doet zich in Europa ook voor, zij
het in mindere mate.
Het gevolg van deze ontwikkeling is
dat men risicomijdend is geworden in
het doen van uitspraken over economische politiek; een tweede gevolg is een
kwantitatieve en kwalitatieve verarming in debatten en artikelen betreffende economische politiek. Men trekt
zich terug op bekende en orthodoxe
theorien; bij sommige deelnemers begon dit autistische trekken te vertonen.
Van enige dialoog tussen opponenten
was nauwelijks meer sprake. Men
volstond met het herhalen van de orthodoxe standpunten, en verviel zo in
een nietes-wellesdiscussie over het
realisme van theoretische veronderstellingen.
Een voorbeeld hiervan was het eenvoudig wegdefinieren van vrijwillige
werkloosheid door Lucas; zoiets als
onvrijwillige werkloosheid bestaat niet
omdat iedereen die wil werken, betaalde arbeid of ondernemerschap (letterlijk werd het appelen verkopen op de
hoek van de straat genoemd) kan verrichten. Werkloosheid is dus vrijwillig
(en het onderscheid structureel/frictio-

neel is betekenisloos); er kan
hoogstens van ‘recontracting’ gesproken worden wat betreft arbeidsvolumeen loonsveranderingen.
Keynesianen volstonden als reactie
hierop met het herhalen van traditioneel keynesiaanse argumenten zoals
geldillusie bij werknemers en onvolledige vrije mededinging in factormarkten. Geldillusie duidt op irrationele verwachtingen en op het congres werd dit
door (neo-)keynesianen ook bevestigd.
Er werd dan ook gesteld dat een theorie van rationele verwachtingen zich
hier niet mee verdraagt. Zowel aanhangers van rationele verwachtingen
zoals Lucas c.s. en (neo-)keynesianen
zoals Akerlof en Yellen vinden het zoeken naar gemeenschappelijke grond
alleen hierom al een zinloze exercitie.
Het zoeken naar synthese en voeren
van een dialoog lijkt door beide partijen
als tijdverspilling te worden opgevat
met als gevolg een soort van tweepartijenstelsel onder theoretici. Een
van de gevolgen van deze blokvorming
is de hierboven vermelde onenigheid
over het te voeren werkloosheidsbeleid; een ander, en veel verdergaand,
argument dat elk economisch ingrijpen
welvaartsverlagend werkt omdat er op
overheidsingrijpen
geanticipeerd
wordt door de particuliere sector op
een dusdanige wijze dat de beoogde
effecten geneutraliseerd worden. Deze keten van actie – reactie vooraf
werkt
kostenverhogend
en/of
welvaartsverlagend.
Een tweede gevolg van dit terugtrekken op orthodox-theoretische stellingen is het vermijden van controversieel empirisch onderzoek. Opvallend
is de tendens tot terugkeer naar ‘veilige’ onderwerpen zoals de voortdurende daling van de produktiviteitsstijging. Opvallend was ook dat dit gepaard gaat met een stijgende prominentie toegekend aan een tot nu toe
vrij bescheiden organisatie als het ‘Bureau of Labor Statistics’, dat zeer nadrukkelijk aanwezig was met een
stand, personeel en papers.
Even opvallend als de terugkeer naar
‘basics’ wat empirisch onderzoek betreft, is de opkomst van esoterische organisaties zoals ‘American Professors
for Peace in the Middle East’ (APPME)
en de ‘Association of Christian Economists’ (ACE), ieder met slechts 1 of 2
papers met intrigerende titels als
Christian economics and the family of
The political economy of the Third
Way,

Consternatie en autisme
De vertwijfeling en hoop onder Amerikaanse economen, vijf jaar geleden
gesignaleerd in dit blad, heeft plaatsgemaakt voor consternatie en autisme.
Micro-economische resultaten worden
nog steeds niet meegenomen in beleidsbeslissingen en macro-economen
zijn compleet van hun voetstuk uit de
jaren zestig gevallen. De scepsis bij
politici aangaande hun zeer gevarieerde beleidsaanbevelingen is omgeslagen in een compleet negeren van wat
economen op empirische gronden be-

weren. De vertwijfeling is omgeslagen
in consternatie en de hoop in een soort
autistisch theoretiseren.
Rest er de opwindende doorbraak
van het gebruik van de microcomputer
bij het economie-onderwijs. Zowel het
volgen van colleges als het doen van
onderzoek wordt hierdoor sterk gestimuleerd, hetgeen een troostrijke gedachte is in deze voor economen zo
moeilijke tijd.

E.A. Oudegeest
De auteur is verbonden aan de vakgroep
macro-economie aan de Erasmus Universiteit
te Rotterdam.

Auteur