Conjunctuurbericht
centraal bureau voor de statistiek*
juni 1985
Het volume van de industriele produktie daalde in april fors
ten opzichte van maart.
De orderontvangsten in de Industrie zijn in april nagenoeg gelijk gebleven; dit gold zowel voor de ontvangsten uit net binnenland als voor die uit het buitenland.
De voor prijsveranderingen gecorrigeerde invoer steeg in maart
sterk; ook het volume van de uitvoer nam toe, zij het in mindere
mate dan de invoer. Dit steeds gemeten ten opzichte van dezelfde
periode het jaar daarvoor.
De consumptie door gezinnen, gecorrigeerd voor prijsveranderingen, lag in april op een hoger niveau dan in dezelfde maand
het jaar daarvoor. In het eerste kwartaal was er ook al sprake
van een stijging.
Vanaf maart tot en met met gaf het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, in vergelijking met de overeenkomstige maanden
van het vorigjaar, licht oplopende stijgingspercentages te zien. De
invoerprijzen stegen in maart sterker dan de uitvoerprijzen, gemeten ten opzichte van dezelfde maand het jaar daarvoor.
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal werklozen nam
in met licht af ten opzichte van april.
de bedrijvigheid te zien (-16% ten opzichte van april 1984). De
aardolie-industrie kende al enige maanden een negatieve ontwikkeling. In de hout- en bouwmaterialenindustrie trad het te
verwachten herstel na de koude maanden januari en februari
niet op. De rubber- en kunststofverwerkende industrie en in
mindere mate de voedings- en genotmiddelenindustrie ontwikkelden zich in april positief. Ook in de niet tot de industrie
gerekende bedrijfstakken delfstoffenwinning en openbare
nutsbedrijven werden lichte stijgingen geregistreerd.
Door deze ontwikkelingen deed zich in het produktievolume
in de nijverheid (exclusief de bouwnijverheid) per saldo in
april geen mutatie voor. Dit steeds gemeten ten opzichte van
dezelfde periode het jaar daarvoor.
Het indexcijfer van de ordeipositie van de industrie bleef
in april gelijk aan dat van maart. Vergeleken met april 1984
steeg het indexcijfer 2 punten. De ondernemers gaven aan dat
in april de orderontvangsten ten opzichte van maart nagenoeg
ongewijzigd zijn gebleven. Dit betrof zowel de orderontvangsten uit het binnenland als die uit het buitenland. Met name
de orderontvangsten uit het buitenland gaven in het eerste
kwartaal van 1985 nog een opgaande lijn te zien.
De stemmingsindicator in de industrie, die is samengesteld uit de beoordeling van de voorraden eindprodukt en de
bedrijvigheid in de komende maanden, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, daalde in maart.
Dit blijkt uit gegevens die media juni 1985 beschikbaar waren.
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde volume van de industriele produktie daalde in april ten opzichte van maart met
bijna 4%. Gemiddeld over de eerste vier maanden van dit jaar
nam de bedrijvigheid ten opzichte van de laatste vier maanden
van 1984 met bijna 1% af.
Produktie Industrie (volume)
no
Indexcijfers 1980 – 100
(A) = voortschrijdend 12-maandsgemiddelde
(B) = seizoengecorrigeerde maandcijfers
(A)
100
Het volume van de invoer van goederen steeg in maart met
15% ten opzichte van dezelfde maand in het vorige jaar. Bij de
interpretatie van dit cijfer moet bedacht worden dat zich bij de
gegevens van de in- en uitvoer over de afzonderlijke maanden
aanzienlijke fluctuaties kunnen voordoen. In februari daalde de
invoer nog met 1%, in januari werd een stijging van 9% geregi-
Invoer totaal
115
90
I
I
I
’76
I
I
I
I
I
I
’80
I
Lbs 08772.2
Indexcijfers 1980 = 100
(A) = voortschrijdend 12-maandsgemiddelde
(B) = procentuele kwartaatmutaties l.o.v.
voorgaand jaar
(A)
I
/
’85
110
(B)
I I
/
’76
•80
’85
(B)
I
90
J J A S O N D
1983
J
F M A M J
J
1984
A S O N D J
I
F M A M
1
1985
Vergeleken met de overeenkomstige maand in 1984 daalde
het volume van de gemiddelde dagproduktie in de industrie in
april met 1%. Het is voor het eerst sinds September 1983 dat
er bij deze wijze van vergelijken van een daling sprake is. In
april deed zich een daling voor in een aantal bedrijfsklassen die
in 1984 juist een belangrijke bijdrage leverden aan de groei van
de industriele produktie: de chemische industrie, de aardolieindustrie en de metaalindustrie.
Vooral de basismetaalindustrie gaf een sterke afneming van
612
n
I
^-Tr-TH
~
1
^
II III IV I
1979
11 III IV 1 II III IV I II III IV I II III IV I II III ivl 1
1980
1981
1982
1983
1984 Il985
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.
* Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen
van het CBS.
streerd. Voor het eerste kwartaal van 1985 als geheel steeg het
invoervolume met 8% ten opzichte van dezelfde periode het
jaar daarvoor. Dit cijfer spreekt des te meer omdat juist in het
eerste kwartaal van 1984 een hoog groeipercentage gerealiseerd
was.
Van de totale invoer maken de grondstoffen en halffabrikaten ongeveer tweederde deel uit. De invoer van deze goederen
groeide in het eerste kwartaal met 6%. Dit is het laagste groeipercentage sinds het vierde kwartaal van 1983. In 1984 werden
steeds aanzienlijk hogere groeipercentages gemeten.
De invoer van consumptiegoederen steeg in het eerste kwartaal met 4% ten opzichte van dezelfde periode in 1984.
De invoer van investeringsgoederen nam in de eerste drie
maanden van dit jaar met 14% toe. Bedacht moet worden dat de
invoer van deze goederen niet altijd leidt tot een investering
in Nederland. Het komt namelijk voor dat bepaalde goederen
die als invoer worden aangegeven niet in ons land hun bestem-
(ongecorrigeerd voor koopdagen 1% ten opzichte van het eerste
kwartaal van 1984).
In april 1985 werden vooral meer duurzame goederen gekocht (5% ten opzichte van april 1984). Deze toename had
vooral betrekking op aankopen van personenauto’s. De voor
prijsveranderingen gecorrigeerde bestedingen aan voedings- en
genotmiddelen en overige goederen en diensten namen in april
met respectievelijk 2 en 1% toe.
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie steeg in mei, vergeleken met april, met 0,1%. Gemeten ten opzichte van mei
1984 was er sprake van een stijging van 2,6%.
Vanaf oktober
1984 tot en met februari 1985 werden, als vergeleken wordt met
dezelfde maand in het jaar daarvoor, steeds dalende groeipercentages geregistreerd. Daarna nam de groei van de prijsstijging
weer iets toe.
ming vinden maar weer worden uitgevoerd. Het is niet mogelijk
deze stroom volledig te kwantificeren.
Het volume van de uitvoer van goederen nam in maart met
7% toe ten opzichte van dezelfde maand in 1984. In februari
en januari was het groeipercentage 5%. Voor het eerste kwartaal
van 1985 als geheel steeg de hoeveelheid uitgevoerde goederen
met 6% ten opzichte van dezelfde periode in het jaar daarvoor.
De in- en uitvoerprijzen stegen in maart met respectievelijk 8 en 5% vergeleken met maart 1984. Hierdoor daalde in
maart de ruilvoet.
De invoerprijzen gaven vanaf december 1984 vrij sterk oplopende groeipercentages te zien. Bij de uitvoer is in maart ook
sprake van toename van de prijsstijging.
Voor de jaren 1984 en 1983 was het groeipercentage eveneens
6%.
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal geregistreer-
Uitvoer totaal
115
ebs 08772.3
Indexcijfers 1980 = 100
(A) = voortschrijdend 12-maandsgemiddelde
(B) — procentuele kwartaalmutaties t.o.v.
voorgaand jaar
(A)
100 •
’76
’85
:£ 1 ‘”—LI
_r-n-i-,
r “TT>m
r-
I-M
11 III IV I II III IV I II III IV I II III IV I 11 111 IV I
1980
1983
1979
1981
1982
11 III IV
1984
I
1985
De fabrikaten maken het grootste deel uit van de uitvoer
(±80%). Van deze fabrikaten werd in het eerste kwartaal 4%
meer geexporteerd dan in de eerste drie maanden van 1984. Het
beeld voor de onderscheiden produkten was nogal wisselend.
De uitvoer van metaalprodukten steeg met 6%. Op kwarlaal-
basis bezien is dit het laagste accres sinds het derde kwartaal
van 1983. In het eerste kwartaal van 1985 werden 5% meer chemische produkten uitgevoerd dan in het eerste kwartaal van
1984. Over 1984 en 1983 waren de groeipercentages nog respectievelijk 9 en 12%. De stijging van het uitvoervolume van voedings- en genotmiddelen bleef in het eerste kwartaal daarentegen hoog (8%).
Een volumedaling werd geregistreerd bij de
uitvoer van aardolieprodukten (-5%). Over het jaar 1984 als
geheel was hier sprake van een kleine stijging (1%); over het
de werklozen is in mei ten opzichte van april met 1500 afgenomen. Sinds februari is dit aantal elke maand licht gedaald.
Het aantal mannelijke werklozen nam in deze periode af, maar
de daling werd deels gecompenseerd door een lichte stijging van
het aantal vrouwelijke werklozen.
Tabel 3 geeft de werkloosheidspercentages van enige landen
van de Europese Gemeenschap, de Verenigde Staten en Japan.
Het betreft hier het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal
werklozen uitgedrukt als percentage van de burgerlijke beroepsbevolking. De cijfers zijn afkomstig uit publikaties van Eurostat
(EG). Bij een vergelijking dient bedacht te worden dat tussen de
genoemde landen onderlinge verschillen kunnen voorkomen
met betrekking tot de wijze van registratie en in de gebruikte
definities. De Eurostat-percentages voor Nederland wijken af
van de werkloosheidspercentages die in label 1 worden gegeven.
De belangrijkste verschillen ontstaan doordat in de Eurostatcijfers het aantal werklozen uitgedrukt wordt als percentage van
de totale burgerlijke beroepsbevolking (dus exclusief militairen), terwijl de in label 1 voor Nederland gepubliceerde percentages betrekking hebben op de tolale afhankelijke beroepsbevolking (dus exclusief zelfslandigen). Andere verschillen
belreffen de seizoenuilschakeling. Uil de Eurostai-cijfers blijkt
dat slechts Belgie de laalsle jaren een hoger werkloosheidspercenlage kende dan Nederland. Wel is in Nederland sinds hel
Iweede kwartaal van 1984 een daling le conslateren. In het
tweede halfjaar van 1984 was de daling slerker dan in de eersle
maanden van 1985. Hel werkloosheidspercenlage van de negen
landen van de Europese Gemeenschap tezamen bleef ook na
medio vorig jaar stijgen.
Werkloosheid
als percentage van de burgerlijke beroepsbevolking
jaar 1983 bedroeg de volumestijging nog 8%.
De uitvoer van onbewerkte agrarische produkten steeg in het
eerste kwartaal met 12%. (Steeds ten opzichte van de overeenkomstige periode in het jaar daarvoor.) Ook de export van
delfstoffen (voornamelijk aardgas) nam fors toe (9%). De rela-
tief koude weersomstandigheden in de eerste twee maanden
van dit jaar kunnen hier van invloed zijn geweest.
De consumptie door gezinnen, gecorrigeerd voor prijsveranderingen, lag in april op een niveau dat 2% hoger was dan in
de overeenkomstige maand van 1984. Als gecorrigeerd zou worden voor verschillen in koopdagen zou de toename geringer
zijn geweest. In het eerste kwartaal van 1985 werd ook al een
stijging van het volume van de gezinsconsumptie geregistreerd
ESB 19-6-1985
1
I
———1
11
III
1982
IV
1
————————————— t I
I
II
III
IV
1983
1
1
II
1984
1
1
III
IV
I
1985
613
Tabel 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen
cbs
Gemidd.
jaarmutati^
1978/1982
1. Hoeveelheidsgegevens
1983
%
% mutaties t.o.v. dezelfde periode een jaar daarvoor
1984
1983
1985
1984
1985
1984
4e kw. le kw. 2e kw. 3e kw. 4e kw. le kw. nov.
dec.
Jan.
febr.
maart
april
1
-10
6
2
-3
9
21
2
6
11
3
5
5
0
3
-1
-2
6
6
mei
Gemiddelde dagproduktie
in de nijverheid
Nijverheid
DelfstoiTenwinning
Industrie
Voedings- en genotm. ind.
Textiel-, ktedingindustrie
Grafische en papierind.
Aardolie-industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunstst. ind.
Hout- en bouwmaterialenind.
Metaalindustrie
Basismetaalindustrie
Overige metaalindustrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: aantallen
begonnen woningen
Buitenlandse handel
Invoer, totaal
Grondst. en halfTabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
-1
-6
1
3
-4
1
-8
2
2
-5
1
0
1
1
2
8
0
1
-4
0
8
9
5
-2
-2
3
3
0
5
10
8
7
0
4
5
14
9
2
29
-1
9
-1
11
15
3
29
-16
9
-1
15
9
6
11
3
4
-14
5
0
-11
7
7
11
-1
2
7
14
14
7
8
7
15
-10
13
10
13
6
9
8
7
-13
7
15
-13
8
10
15
0
6
11
10
8
6
4
14
20
6
12
9
4
8
10
-5
5
6
8
-1
-5
-2
1
-2
-5
-1
-3
-1
0
1
-1
-1
1
15
-14
4
0
2,3
6
5
-1
7
11
2
14
-15
6
3
3
-5
16
4
6
-1
8
7
6
7
5
1
1
-3
2
0
0
0
0
-1
-4
-2
1
-1
-2
-1
0
0
-2
-2
2
-3
-2
-7
15
-1
2
4
-6
12
14
6
1
1
12
-6
-2
0
2
0
4
0
0
4
0
4
9
-2
7
-2
0
-3
0
-3
-1
-3
17
-1
3
-2
0
2
-1
2
-1
26
11
-8
14
2,8
1
-1
-1
3,3
6
8
3,6
3,7
7
7
2
2,8
4
3
-1
Producentenprijzen, binnenl.
afzet nijverh. (excl. bouw-)
Idem afzet land- en tuinbouw
Indexcijfers regelingslonen
5,6
8
8
0
8
1
10
3
8,0
3
5
0,4
2
1
5,5
2
0
2,1
9
-1
5,5
9
0
3. Sociale indicatoren
Werkz. pers. in de delfst.w..
Industrie en openbaar nut
-3
-5
-2
-5
2
22
7
-11
7
10
-29
metaalprodukten
overige fabrikaten
Consumptieve bestedingen van
de Nederlandse bevolking
Totale consumptie
Voedings- en genotmidd.
Duurz. Consumptiegoederen
Ov. goederen en diensten
3
3
6
2
5
6
3
8
-2
12
8
12
0
7
1
5
-12
-5
5
-2
3
-5
-2
6
9
4
0
-2
4
5
10
6
12
4
-17
2
chemische produkten
3
0
3
-6
6
3
-2
5
4
4
9
6
11
1
9
10
8
textiel en kleding
aardolieprodukten
7
7
-3
11
9
11
0
0
0
2
-2
6
0
8
12
3
6
1
7
-1
11
16
8
3
5
8
5
6
2
4
7
4
-5 ‘
7
4
1
6
5
9
6
1
9
21
8
2
0
4
1
8
14
6
3
-1
5
20
12
8
2
5
37
2
4
20
8
4
voedings- en genotmidd
DelfstofTen
Fabrikaten, totaal
8
4
8
-3
3
7
2
6
-7
3
7
Uitvoer, totaal
Onbewerkte agrar. prod.
5
5
2
6
5
-1
18
7
6
6
16
11
19
-13
4
7
-7
4
6
6
0
3
7
7
-3
0
3
4
9
8
8
10
8
2
7
14
5
5
2
9
12
-7
2
4
4
-1
11
3
-1
-16
8
-3
17
9
1
-3
2
9
-1
15
11
8
28
36
-2
-12
-21
-5
5
7
5
24
11
5
7
-2
-1
-7
17
5
9
-28
-3
-1
8
-6
-8
1
-1
15
3
19
8
-8
-2
5
1
0
1
1
3
1
_4
-8
3
3
0
3
-1
-3
-5
1
-2
2
2
2
0
5
1
3,0
2,4
2,2
6
2
2,8
3
5
2
4,3
-7
1
1,72
2
4,5
-7
1
-8
8
10
13
-2
11
10
7
-5
-1
6
3
3
9
5
7
7
18
2
5
7
4
13
-11
10
13
21
0
Bruto invest, in vaste acliva
Bedrijven
Nijverheid
Andere bedrijven
Woningexploitatie
Totaal bedrijven
Overheid
Totaal bedrijven en overheid
Naar type
Bouwwerken
Vervoermiddelen
Machines e.d.
-4
-3
-4
-3
-3
14
7
1
4
-24
14
18
6
3
8
5
8
4
4
15
2. Piijzen
Prijsindex gezinsconsumptie,
reeks voor werkn. gezinnen
Invoer (unit value)
Uitvoer (unit value)
Ruilvoet
Produktie per werkn. in de
nijverheid (excl. bouw-)
Uitgesproken faillissementen
-19
2,9
5
7
2,9
4
6
2
6,4
5
0
5,8
2
1
4,6
-6
-4
-3
-2
-1
11
-19
6
-24
8
-19
4
-14
-16
-22
17
2
1
4
6
2,4
8
5
-2
2,5
4
-1
2
2
2
2
-24
-2
-31
-13
-1
-12
5
4
-1
2,6
aantallen (x 1 000)
Openstaande aanvragen 1
Werklozen’
9
801
15
822
830
13
839
14
839
16
821
18
791
21
781
793
18
777
21
780
21
783
22
778
22
774
23
773
17.2
18.0
17,8
17,0
17.3
16,7
16,3
16,7
16,6
16,5
16,5
15,9
154
15,1
-3
22
26
27
-2
23
8
-1
28
8
30
21
-7
14
6
5
13
29
2
4
12
1
21
7
22
28
17
14
6,5
7,8
6,9
8,0
6,8
7,6
7,1
7,4
11
%
Werklozen in % v.d. afhankelijke beroepsbevolking
17 1
% mutaties t.o.v. dezelfde periode een jaar daarvoo i
4. Geld- en kredietwezen
Consumptief krediet (verstr.)
ANP-CBS beursindex
Geldhoeveelheid
Spaartegoeden
Dollarkoers contante notering
-3
0
4
12
2
-2
44
11
2
7
0
27
3
12
-3
49
11
0
10
0
48
4
2
14
0
24
3
3
9
-6
16
4
4
11
6
25
5
5,8
8,0
5,7
8,4
5,9
8,3
5,7
8,3
5$
8,3
517
6,4
7,4
7,7
4
4
15
5
13
%
Daggeld rente
Rendement op staatsobligaties
1
3
Seizoengecorrigeerde cijfers.
Betreft alleen Industrie.
614
5,3
8,2
5,6
7,3
5,6
7,3
58
7^2
label 2. Conjunctuurtest bij de Industrie
1983
2e kw.
cbs
1984
1985
1984
febr.
3e kw.
4e kw.
le kw.
2e kw.
3e kw.
4e kw.
le kw.
93
93
96
101
101
101
101
4
-1
0
– 3 – 2
1
12
2
84
83
1985
maart
april
febr.
maart
april
100
102
102
102
-2
-4
84
1984=100
Nederland
Indexcijfer orderpositie
91
96
99
saldi van de positieve en negatieve antwoorden (in %)
1
Orderontvangsten binnenland
Orderontvangsten buitenland ‘
Stemmingsindicator?
-4
3
-8
-6
1
-7
-2
5
-4
4
10
-1
3
-2
-1
Bezettingsgraad
80
81
80
82
83
–
2
5
0
1
16
-2
7
4
-13
-2
-6
11
4
9
14
2
-3
-4
-6
-4
-5
saldi van de positieve en negatieve antwoorden (in %)
Earapese Gemeenschap
Stemmingsindicator2
Bezettingsgraad
1
-11
-9
-4
-4
-5
-2
-3
-5
76
77
78
79
80
79
81
81
De vraagstelling heeft betrekking op de ontwikkeling t.o.v. de voorgaande periode.
‘ Dit is een gemiddelde van de antwoorden op de vragen: beoordeling van de voorraden eindprodukten en de bedrijvigheid in de komende maanden; seizoengecorrigeerde
gegevens (bron: Eurostat).
label 3. Werkloosheid buitenland (seizoengecorrigeerd)
1980
1981
1982
1983
1984
cbs
1983
1984
4e kw.
le kw.
1985
2e kw.
3e kw.
4e kw.
Jan.
febr.
Jan.
febr.
werklozen als percentage van de burgerlijke beroepsbevolking
Duitsland
Frankrijk
Italic
3,3
Belgie
8,0
9,1
4,7
7,8
8,8
11,1
Groot-Brittannie
Denemarken
Verenigde Staten
Japan
6,0
6,7
7,1
2,0
9,2
8,9
7,6
2,2
10,6
9,5
9,7
2,4
11,5
10,2
9,6
2,7
11,8
9,9
2,7
11,5
10,1
8,5
2,6
Europese Gemeenschap1
6,0
7,8
9,4
10,6
11,1
10,7
10,9
11,0
11,1
11,2
10,8
11,0
11,4
11,4
Nederland
6,2
8,8
11,7
14,0
143
14,6
14,7
14,6
14,3
13,8
14,8
14,8
13,5
13,6
6,4
6,8
8,8
10,5
13,0
8,4
9,0
11,9
14,3
8,4
10,1
12,8
14,4
8,4
9,1
12,2
14.6
8,5
9,6
12,6
14,4
8,4
10,0
12,9
14,3
8,5
10,2
12,8
14,3
8,3
10,6
13,1
14,4
8,4
9,4
12,3
14,5
8,5
9,6
12,5
14,5
8,5
10,8
13,3
14,7
8,5
10,6
13,4
14,4
11,7
11,7
10,0
11,9
9,4
12,0
9,4
12,0
9,3
7,7
7,4
2,7
11,7
10,2
7,9
2,7
11,8
10,2
27
11,8
10,0
7,5
2,8
2,7
2,4
7,5
10,2
7,9
2,7
7,5
7,2
Bron: Eurostat.
1
Exclusief Griekenland.
ESB 19-6-1985
615