Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht februari 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 21 1990

februari 1990

Conjunctuurbericht

Centraal bureau voor de statistiek

Samengestelddoorde hoofdafdeling Nationale rekeningen

Voor een aantal conjunctuurrelevant geachte indicatoren zijn met de decembercijfers ook de jaarcijfers over 1989 beschikbaar gekomen. Met volume van de industriele produktie was vorig jaar 4%
groterdan in 1988. Deze groei bleef enigszins achter bij het accres in 1988, dat 5% bedroeg. Degroei
van het volume van de gezinsconsumptie in 1989 overtrof daarentegen de toename in 1988. De voor
prijsveranderingen gecorrigeerde consumptie was vorig jaar 4% groter dan in 1988. De stijging over
1988 bedroeg slechts 1%. In 1989 nam met name de consumptie van duurzame goederen toe. De
prijzen van de gezinsconsumptie gaven in 1989 een geringe stijging tezien. Deoverigein het Conjunctuurbericht opgenomen prijzen lagen op een duidelijkhogerniveaudan in 1988. Het renteniveau lag in
1989 aanzienlijk boven dat van 1988. De indicator van de korte termijn rente steeg het snelst.
De jongste 1990 cijfers wijzen op een wat sneller oplopend prijsindexcijfervan de gezinsconsumptie
en een nog steeds stijgende trend in derentetarieven. De index van hetconsumentenvertrouwen steeg
in januari 1990 naar een recordhoogte.
Dit blijkt uit gegevens die op 16 februari beschikbaar waren. In de Focus wordt nader ingegaan op de
wat langere termijn ontwikkelingen van de industriele produktie en de gezinsconsumptie in Nederland
en bij enkele belangrijke handelspartners.

Produktie
Het volume van de industriele produktie was in december,
voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, ruim 2% groter dan in
de voorafgaande maand. Vergeleken met december 1988
lag het niveau van de produktie 5% hoger. Over het jaar
1989 als geheel was de bedrijvigheid 4% groter dan
een jaar eerder, een iets geringere stijging dan in 1988
(5%). Volgens voorlopige uitkomsten over 1989 hebben,
evenals in 1988, alle in tabel 1 onderscheiden bedrijfsklassen aan deze toename bijgedragen. De sterkste groei werd
geregistreerd bij de rubber- en kunststofverwerkende industrie (8%). In 1988 kende de rubber- en kunststofverwerkende Industrie nog een minder dan gemiddelde groei. Een
tegengestelde ontwikkeling werd waargenomen bij de
papier- en grafische Industrie. In 1988 was deze bedrijfsklasse een van de snelste groeiers, in 1989 lag het accres

Bruto Binnenlands Produkt (volume)

Produktie Industrie (volume – seizoengecorrigeend)
Indexcijfers 1985 – 100
(A) = voort5chri]dend 3-maandsgemadelde
(SI – maandcijfers

/

110-

daarentegen met 2% duidelijk onder het gemiddelde van de
Industrie als geheel. Evenals in 1988 was in 1989 de groei
van de textiel-, kleding- en lederindustrie (2%) en van de
voedings- en genotmiddelenindustrie (3%) betrekkelijk
laag. De overige bedrijfstakken kenden groeicijfers die rond
het gemiddelde voor de Industrie als geheel lagen.
De produktie in de delfstoffenwinning en de openbare nutsbedrijven steeg in 1989 met respectievelijk 7% en 6%.
Mede hierdoor toonde de nijverheid (exclusief de bouwnijverheid) het afgelopen jaar een accres van 5%.
Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest bleef het
indexcijfer van de orderpositie in de Industrie in december
op een ten opzichte van november onveranderd en relatief
hoog niveau (123, 1984=100).

115-,

I n a e x c i j f e r s 1980 = 100
(At = v D o r t s c h r i i d e n u 4-kwartaalsgenuddelde

110105-

100100-

90-

9590-

F

M

A

M

J

J

A

S

O

N

D

J

F

M

A

M

J

J

A

S

O

N

D

J

[

II

III

IV

I

II

III

H

I

II

III

I»

1989

ESB 21-2-1990

189

Tabel 2.

Recente ontwikkelingen in het buitenland

Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periods het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1983/’87 1988
gemidd.

1989

e

1 kw.

e

e

e

4 kw.

Trend2′

1990

1989

1989

dec.

2 kw.

3 kw.

okt.

5
4
4
3
4

5
0
6
3

4

2
5

3

2

3

Jan.

Produktie nijverheid,
excl. bouwnijv. (volume)
Bondsrepubliek Duitsland

2

Belgie

2

6

Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italic

1
3
2

5
4
7

Verenigde Staten
Japan

5
4

6
9

Europese Gemeenschap

4

2

4

2
3

5
0

4
6
5
7
7

6
6
5
6
4

6
3
5
7

Italic

2
2
1
3
8

Verenigde Staten
Japan

6
4

6
10

5
8

5
7

Europese Gemeenschap

3
3

6
5

6
2

7

5

5

4

Buitenland (gewogen)T’
Nederland

Produktie Industrie (volume)
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk

Nederland

4

3

5
4

5

•

4

•

•

1+

1++
II+

2

•

•

II++
II++

•

•

II++

5

1

1+

1

1

II++
+

Bron voor gegevens buitenland: Eurpstat; OESO.
1

* Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exporttanden, gewogen met hun aandeel in de Nederlandse export in 1987.
Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -II: tussen -5% en -2%; I: tussen -2% en 2%; II+: tussen 2% en 5%: I++: groter dan 5%.
•= gegevens zijn (nog} niet beschikbaar.
21

Focus: Produktie Industrie en consumptie in
Nederland en het buitenland
Recent zijn de jaarcijfers over 1989 van de industriele produktie (+4%) en gezinsconsumptie (+3%) beschikbaar
gekomen. De ontwikkelingen van deze grootheden in de

jaren tachtig zijn samen met die van enkele belangrijke handelspartners weergegeven in de grafieken 5 en 6.
In de loop van dejaren tachtig toondedegroei van de industriele produktie in Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland na 1982 globaal een zelfde ontwikkeling. In 1981 en

1982 was de industriele produktie in de Bondsrepubliek
Duitsland gedaald en in Nederland vrijwel gelijk gebleven.
In grafiek 5 wordt dit ge’illustreerd met de weergave van het
voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde (gemiddelde
geplaatst aan het eind van de periode). Van de in de grafiek

weergegeven landen is de produktie in Japan in het betreffende tijdvak het meest toegenomen. Opmerkelijk is verder
het beeld van het Verenigd Koningkrijk. In 1982 was de
groei ten opzichte van 1980 nog de laagste van de
genoemde landen, het meest recente twaalfmaandsgemiddelde (december 1988-november 1989; indexcijfer

1980=100) is na Japan en de Verenigde Staten het hoogste.
In tegenstelling met de industriele produktie bleef de ontwikkeling van het volume van de totale binnenlandse consumptie door gezinnen in Nederland in het afgelopen
decennium achter bij andere landen (zie grafiek 6). Na 1982
toonde de ontwikkeling in Nederland globaal hetzelfde
beeld als in de Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk.
In het Verenigd Koninkrijk lieten de consumptieve bestedingen door gezinnen vanaf 1983 een sterk stijgende tenders
zien. Vanaf begin 1988 is de groei van de gezinsconsumptie
ten opzichte van 1980 in het Verenigd Koninkrijk het

hoogste van de genoemde landen. Nadat de groei van de
gezinsconsumptie in 1986 ten opzichte van 1980 in de
Verenigde Staten nog duidelijk hoger was dan in Japan,
heeft zich de laatste drie jaar van het afgelopen decennium
een tegengestelde ontwikkeling voorgedaan. Hierdoor
kwam de groei van 1989 ten opzichte van 1980 voor beide
landen op een vrijwel gelijk percentage uit.

Produktie Industrie (volume)

Gezinsconsumptie (volume)

I n d e x c i ] f e r s 1980 = 100 ( v o o r t s c h r i j d e n d 12-maandsgemidde]de]

Indexcijfens 1960 = 100 (voortschrijdend 12-maandsgem:ddelde)

85 ———1-

1981

190

1982 . 1983 i 1984 : 1985 : 1986 : 19B7 i 19B8 , 1989

19B1 I 1982

label 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde penode het jaar daarvoor. tenzij anders aangegeven
1983/’87 1988
gemidd.

1989

e

1 kw.

1990

1989

1989
e

2 kw.

e

3 kw.

e

4 kw.

okt.

nov.

dec.

Trend2′

Jan.

VOLUMEGEGEVENS

Produktie in de ni/verheid
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Delfstoffenwinning
Industrje

3

Voedings- en genotmiddelenindustrie

Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie

Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie

Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen

Buitenlandse handel (goederen)
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investermgsgoederen
Algemene goederen
Totaal, excl. energie

3
3
1
-1
2
8
7
3
3
3
1
2
-2
6
6
6
11
1
7

Uitvoer, totaal

5

Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
Totaal, excl. energie

4
-1

6
6

0
-11
5
2
2
6
4
4
8
8
4
5
-1
20

5
7
4

4

3
5
2
1
-1
1
6
7

5

5
4
-1
4
1
-6
5

7
7
5
5
11
7

6
-1
11
-1
7

9
3

8

16

3
-1
4

5
3
3
1
5
9
4
11
6
6
9
-9

4
9
2
0
6
6
5
-10

5
5
1
9
5
5

•

3

2

2

6

•

7

6
1

3
11

5
-17

2

0

1
2
-3
2
3
1

6
-8
21

9
18
5

2

•

8
5

1+
II++
11+
+
+
+
++
+
+
+
++
II++
-I
11+
1+
I
II++
11+
11+

8
4

6
23
12
10

2
10
10
2
1

13

•

4
4
4

10
11

8
9
-9
8
9

2

3
4
3

5
8
4

II++
11+
II++
II++
II++

6

13
7

6
7

Consumptieve bestedingen van gezinnen
2
1

4

4

4

3

3

5

2

3

3

5
4

3
5
4

2
6
3

10
11
2

5

6

5
0

0

2,1
2,1
2,1

Bruto Nationaal Produkt
Bruto Nationaal Inkomen

3

5

4
5
-2

Kwartaalrekeningen
Bruto Binnenlands Produkt

4
3

0

2

Investeringen in vaste activa
Bruto investeringen, totaal
Bedrijven
Overheid

1
1

3

Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en-genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten

3,0
2,6
3,4

3,0
3,4
2,4

3,9
4,7
3,6

3,1

-1,4
-3,9

1,5
0,8
1

6,6
9,9
-1

4,1

2,7

6,1

4,7

14

-2
7
5
5
5
1.2
1,5
1,7
2,0
3

1,3
1,5
1.7
2,3
2

7

2
0
5
2

5

4

•

11+

5
9
4

0
5
4

•
•
•

11+
11+
11+
I++

4
4
3

U++
1
1+
11+
11+

3,2
2,5

PRIJZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik

2,6

1,8

5,2

2,6

11+

1,2

1,3

2,1

1.5
1,7
2,2
5

1,5
1,7
2,3

1.5

0,7

1,1

1.2

-0,8
-0,3
-5

0,8
0,3
1,0
-2

1,3
1.6
1,9
7

2
-9
2

13
26
-4

14
27
-1

12
28
-7

15
28
-3

13
24
-7

24
-8

13
22
-5

25
-10

14
2

85
107
-6
2

86
122
-1
3

86
119
-1
3

86
123
0
2

86
124
0
3

86
124
-2
4

125
0
4

123
-4
5

123
-2
4

•

3

3
5
1

9
426

2
6
1
0
4
3
13
376

12
394

4,0
4
12
5
22
5,0
6,0
6,8

4,7
4
12
4
23
5,7
6,6
7,2

5,0
6
13
6
23
6,0
7,1
7,1

0
-4
-1

-4
-1

4,7
7,3

3,7
6,1
-4
8
5
3
2
1,4
1,5
1,7
2,2
3

6,0
8,9
-2
9
8
6
7
0,8
1,2
1.6
1,5
11

23
-15

Ruilvoet, unit value (goederen)
Invoerprijzen, unit value
Invoerprijzen, excl. energie. unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, excl. energie, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen geprem. en gesub. sector
Dollarkoers, contante notering

0
2
1

2

10
8
10
10
1,0
1,3
1,6

1,8

-1

•
•
•

-8

II++
I
II++
II++
II++
I++
1

1
I
II

II++

OVERIGE INDICATOREN

Consumentenvertrouwen 1 ‘

(in %)

Koersindex voor aandelen, algemeen
Uitgesproken faillissementen

14

12

18

Conjunctuurtest Industrie

Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderpositie”
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten1′ (in %)

83
101
-14

8

Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers, totaal
Landbouw en visserij
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Bouwnijverheid
Handel, horeca en vervoer
Overige dienstverlening
Aantal uren uitzendkrachten
Geregistreerde werklozen31
(x 1 000)

t

Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties

3
6
1
3
4
2
8
433

3,5
5

(in %)
(in %)
(in %)

7
8
6
4,7
5,7
7,2

1,3
2
9
7
11
3,7

4
1
1
4

3
12
390

5,8

4,4

7,0

6,1

7,2

II++
-1
1
I++

1+
I ++
I
1
11+
1+
II ++

0
4

3
14
365

378

365

7,0
8,2
7,8

5,1
17
14
7
24
7,0
8.0
7.5

5,1
6
15
7
24
7,0
8,3
7,9

373
11+
II++
II++
II++
II++
7,0
8,4

7,0
8,6

II++
II++

7,9

8,4

II++

^ Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.

21

—I: kleiner dan -5%; -II: tussen -5% en -2%; H: tussen -2% en 2%; H+: tussen 2% en 5%; II++: groter dan 5%.

3′ Driemaandsgemiddelden opgenomen onder de middetste maand. De gegevens zijn niet voor het seizoen gecorrigeerd.
•= gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.

ESB 21-2-1990

191

Consumptie
Met volume van de binnenlandse consumptie door gezinnen
was in december 1989 een kleine 4%groterdan indeovereenkomstige maand een jaar eerder. Voor het jaar als
geheel nam de binnenlandse consumptie, voor prijsveran-

deringen gecorrigeerd, met 3,7% toe. Een jaarlijks groeicijfer in dezeordevangrootte is na dejaren zeventig niet meer
voorgekomen. De stijging over 1988 bedroeg 1,3%.
Over 1989 werd de grootste volumestijging gemeten bij de
aankopen van duurzame consumptiegoederen. De groei

groter dan in dezelfde periode van 1988. Deze stijging volgt
op groeicijfers van 3,0% en 3,9% in het eerste en tweede
kwartaal van 1989. Gemeten over de eerste negen maanden
van 1989 toonde het BBP een volumestijging van 3,4%.
Deze stijging overtreft het accres (3,0%) dat over 1988 als
geheel werd gemeten.

van de voor prijsveranderingen gecorrigeerde aankopen
van nieuwe personenauto’s (een groei van 10%) was hier
een factor van betekenis. Ookde uitgaven voortweewielers

Prijzen
Het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie lag medio
januari 0,2% lager dan medio december. Vergeleken met
januari 1989 stegen de prijzen met 2,1%. Deze jaar-op-jaarmutatie van het prijsindexcijfer is duidelijk hoger dan de
mutaties die in 1989 werden geregistreerd. In het eerste
kwartaal van 1989 lagen deze mutaties rond de 0,8% om
daarna geleidelijk op te lopen tot rond de 1,3% in het vierde

en sieraden namen meer dan gemiddeld toe. Het volume

kwartaal.

van deze categoric, die ruim 20% van de totale binnenlandse consumptie uitmaakt, bedroeg 5,0%. Het herstel

van de consumptie van voedings- en genotmiddelen nam in
1989 met 2,8% toe. Dezecategorie maakt bijna 20%vande
totale consumptie uit. Het accres in 1988 was voor deze
groep veel geringer. De uitgaven voor vlees en vleeswaren,

accres in 1988 (1,8%) ruimschoots. In 1989 namen de voor

Arbeidsmarkt
Het aantal door uitzendkrachten gewerkte uren was in net
vierde kwartaal van vorig jaar 14% hoger dan in het vierde
kwartaal van 1988. Hiermee kwam de stijging voor1989 als
geheel op 12%. In 1988 werd een toename van 8% ten
opzichte van het voorgaande jaar gemeten. Vooral in de
laatste drie kwartalen van 1989 werden relatief hoge groeicijfers gemeten (12% a 14%).

prijsveranderingen gecorrigeerde uitgaven aan gezond-

Het aantal geregistreerde werklozen bedroeg in de periode

heidsdiensten, energieverbruik en woningdiensten minder
dan gemiddeld toe.
Volgens het Consumenten conjunctuuronderzoek is het
vertrouwen in de economie van de consumenten in januari

november 1989 -januari 1990 gemiddeld 373 duizend.
Voor de periode november 1988-januari 1989 werd een
aantal van 420 duizend werklozen waargenomen. Het verschil tussen beide uitkomsten ligt in dezelfde orde van
grootte als het verschil van 43 duizend tussen de jaargemiddelden van 1988 en 1989. Er is dus geen aanwijzing
dat het dalingstempo afneemt.

voor banket en chocolade, voor dranken en ijs stegen meer
dan gemiddeld. De consumptie van de overige goederen en
diensten, veruit de grootste categorie, nam in 1989 in

volume gemeten met 3,4% toe. Deze groei overtreft het

1990 tot een recordhoogte gestegen. Op de vijf vragen die
aan de indicator ten grondslag liggen, werden 18% meer

positieve dan negatieve antwoorden gegeven. Dit is het
hoogste saldo vanaf 1972 toen met het onderzoek begonnen werd. Bij de uitkomsten van het onderzoek is het overigens niet uitzonderlijk dat in de januari-maand het vertrouwen toeneemt. Met name debeantwoording van devraag of
de consumenten de tijd gunstig achten duurzame artikelen

te kopen is bepalend voor deze seizoencomponent (zie
grafiek 3).
Investeringen
Het volume van de investeringen in vaste activa was in het
derde kwartaal van vorig jaar bijna 4% groter dan in het
derde kwartaal van 1988. Exclusief schepen en vliegtuigen
namen de investeringen met 3% toe. Investeringen in schepen en vliegtuigen kunnen een aanzienlijke invloed op de
investeringsontwikkeling hebben, omdat ze relatief sterk

fluctueren en omdat ze voor het voile bedrag worden ger.egistreerd in het kwartaal waarin ze worden afgeleverd. In
het derde kwartaal had dit een opwaarts effect op het investeringsniveau. De stijging van de totale investeringen

Geld en krediet
De oplopende tendens van de rentetarieven die sinds begin
1989 duidelijk waarneembaar is heeftzich in 1990 versterkt
voortgezet. De korte termijnrente (daggeldmarktrente)
steeg in januari naar een gemiddeld niveau van 8,6%
(december 8,4%) en liep in de eerste weken van februari
verder op tot een stand van 8,9%. Het rendement op staatsobligaties, indicator voor de rente op de lange termijn, steeg
van december op januari met 0,5%-punt tot een gemiddeld
niveau van 8,4% om in de eerste twee weken van februari te
stijgen tot een stand van 9,1%;derecente stijging wordtwel
in verband gebracht met de onzekerheid over de ontwikkelingen in de Bondsrepubliek Duitsland. In de eerste twee
weken van februari lag het gemiddelde niveau van de lange
termijn rente voor het eerst na September 1989 weer boven
de korte termijn rente (zie grafiek 4).

was opgebouwd uit een toename van de overheidsinvesteringen met 3% en een accres van de bedrijfsinvesteringen
met 4%. De groei van de bedrijfsinvesteringen was de
laagste na het vierde kwartaal van 1987.

Bruto binnenlands produkt
In het derde kwartaal van 1989 was het volume van het
bruto binnenlands produkt (BBP) tegen marktprijzen 3,1%

Mutaties hebben betrekking op de overeenkomstige periode van het voorgaand
jaar, tenzij anders vermetd.
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.

Consumer! tenvertrouwen

Rente

S a l d o van p o s i t i e v e en n e g a t i e v e a n t w o o r d e n in % van t o t a a l

In p r o c e n t e n

[rnaandc i ] f ens!

20 —————————————————————————————————————————
• t i j d gunstig aankooc duu
‘ daggelOmarktrentE

/v

J

F

M

A

M

J

J

1988

192

A

S

O

N

D

J

F

M

A

M

J

J

1989

A

S

Q

N

O

J

F

11990

J

F

M

A

M

J J A
19S9

S

O

N

D

J

F

M

A

M

J

J

19B9

A

S

O

N

D

J

F

1990