Ga direct naar de content

Column: Nut of Nuts?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 27 2006

column

Henriëtte Maassen van den Brink

Nut of Nuts?
‘Waartoe zijn wij op aarde?’ In de nieuwe Catechismus
werd deze vraag beantwoord met: ‘Wij zijn op aarde om
God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals
gelukkig te zijn.’ Zo eenvoudig ligt het voor ons economen niet. Wat is het nut van wat we doen? De schrijver
en hoogleraar economie Joop Klant schrijft hierover
in zijn Spelregels voor Economen: “Wie naar de zin
vraagt, krijgt van de Zenmeester een klap.†Was het
maar zo eenvoudig.
Wetenschap kost geld. Een econoom zal willen weten
of de kosten van wetenschap opwegen tegen de baten
ervan. Wat zijn de maatschappelijke opbrengsten van
economisch onderzoek? Als rechtgeaard econoom begreep Joop Klant dat ook. Het bovenstaande citaat uit
Spelregels voor Economen vervolgt aldus: “Als het dan
toch moet, kan hij wijzen op zijn maatschappelijk nut.
Het publiek en de economen zelf hebben er belang bij
te weten wat men aan een economische theorie heeft.â€
Edward Lazear heeft het maatschappelijk nut van
economische wetenschap wel eens trachten te kwantificeren. Hij baseerde zich daarbij op de kosten van de
productie van een wetenschappelijk artikel. Een goede
Nederlandse onderzoeker met een voltijdaanstelling
aan een economische faculteit besteedt de helft van
zijn werktijd aan onderzoek. Uit de ESB-economentop
40 van 2006 blijkt dat de veertig meest productieve
economen tussen 2000 en 2004 gezamenlijk 780 wetenschappelijke artikelen schreven. Dit is bijna vier artikelen per persoon per jaar. Bij gemiddelde loonkosten
van 100.000 euro bedragen de productiekosten van
een wetenschappelijk artikel minimaal 12.500 euro.
De totale jaarlijkse productiekosten van de artikelen
van de economentop-40 zijn dan bijna twee miljoen
euro. Dit is 0,0004 procent van het bbp. Als de publicaties in de economentop-40 tot aanpassing van het
beleid en daarmee tot een toename van het bbp van
tenminste 0,0004 procent heeft geleid, dan valt de
kosten-batenverhouding positief uit.
Echter, daarvoor moeten de inzichten van deze publicaties wel ondernemers en beleidsmakers bereiken.
Maar managers en politici lezen in de regel geen internationale wetenschappelijke tijdschriften. Kennis moet
worden overgedragen aan de maatschappij om nut te
hebben. Deze kennisvalorisatie schiet tekort, zo is de
indruk. Van de veertig economen op de ESB-lijst zijn er
maar weinigen die zich ook met het maatschappelijke
debat bemoeien, artikelen voor ESB schrijven of te vinden zijn op de opiniepagina’s van de grote kranten. Dit is
vreemd. Maatschappelijk relevant onderzoek dient hoge
wetenschappelijke kwaliteit te hebben. Beleidsadviezen

gebaseerd op slecht onderzoek is funest. Toch laten veel
wetenschappelijke toppers de praktijk links liggen.
Er gaan stemmen op om niet alleen de wetenschappelijke kwaliteit maar ook de maatschappelijke kwaliteit van onderzoek te beoordelen. De KNAW, de
VSNU, NWO, OCW, COS, QANU en de HBO-raad
hebben zich verenigd in de groep ‘ERIC’ om de vraag
naar het meten van de maatschappelijke waarde van
wetenschappelijk onderzoek te beantwoorden. Na de
zomer zullen er voorstellen worden gedaan om het SEP
(Standaard Evaluatie Protocol) voor onderzoek aan te
passen. Als voorzitter van ERIC ben ik nauw bij deze
ontwikkelingen betrokken. Eenvoudig is de kwestie
niet. Hoe moet de maatschappelijke relevantie van onderzoek worden gemeten: het aantal artikelen in ESB,
de invloed op het beleid van het kabinet, het aantal
optredens op tv? Zijn twee ESB’s straks evenveel waard
als één artikel in de American Economic Review?
Kunnen wetenschappelijke wanpresteerders zich straks
verschuilen achter hun frequente mediaoptreden?
De medische wetenschappen bieden een voorbeeld hoe
de maatschappelijke impact van onderzoek kan worden
gemeten. In 2002 heeft de Commissie Geneeskunde
van de KNAW een advies uitgebracht over de ‘Societal
Impact of Applied Health Research’. In dit advies wordt
ervan uitgegaan dat de resultaten van wetenschap in
drie domeinen hun neerslag vinden: cultuur, welvaart en
welzijn. Bij cultuur gaat het onder andere om lekenpublicaties, media-aandacht en webpublicaties; de impact
op welvaart is via octrooien, producten, diensten; de
kennisproducten die welzijn beïnvloeden zijn publicaties
in vaktijdschriften, ontwikkelde medische richtlijnen en
producten en diensten. De maatschappelijke relevantie
van het onderzoek op deze drie domeinen kan worden
gemeten door het aantal citaties in vaktijdschriften en
lekenpublicaties, de opbrengsten uit patenten en het
gebruik van kennisproducten door het publiek.
In het rapport van de Adviesraad voor het Wetenschapsen Technologiebeleid over de valorisatie van gammaonderzoek – getiteld Alfa en Gamma Stralen – wordt
terecht opgemerkt dat maatschappelijke kennisoverdracht een steeds belangrijkere taak wordt voor publieke
onderzoeksinstellingen. Het meten van de maatschappelijke relevantie van onderzoek is daarom toe te juichen.
Echter, aandacht voor maatschappelijke relevantie moet
niet ten koste gaan van het belang dat wordt gehecht
aan wetenschappelijke kwaliteit en relevantie. Mijns
inziens zou elke onderzoeker aan een wetenschappelijke
basiskwaliteit moeten voldoen voordat zij/hij aan het
maatschappelijk debat deelneemt. Dit is niet alleen
goed voor de wetenschap maar ook voor de kwaliteit van
de maatschappelijke inbreng van onderzoekers.
Idealiter dient kwalitatief goed wetenschappelijk
onderzoek maatschappelijke meerwaarde te hebben.
Economen zijn immers op aarde om de wetenschap te
dienen en de wereld ietsje beter, de welvaart groter en
de burgers ietsje gelukkiger te maken.

ESB

27 juli 2007

475

Auteur