Ga direct naar de content

Clusters en innovatiebeleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 12 1997

Clusters en innovatiebeleid
Aute ur(s ):
Wijers, G.J. (auteur)
Roelandt, T.J.A. (auteur)
Volman, Y.L.C.H. (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan het ministerie van Economische Zaken. Zij danken H.B.M. van der Laan en J. van Sinderen voor hun b ruikb are commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4132, pagina 942, 10 december 1997 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
industriële, organistatie, kennis

Door internationalisering en technologische ontwikkelingen is wereldwijd het karakter van de mededinging aan het veranderen. Er ontwikkelt zich een
systeem van netwerkkapitalisme waarin intensieve concurrentie en strategische samenwerking hand in hand gaan. Om succesvol te kunnen innoveren zijn
bedrijven sterker afhankelijk geworden van kennis en kunde buiten de eigen onderneming. Dat heeft gevolgen voor het te voeren innovatiebeleid.
Historisch gezien komt economische vernieuwing vaak tot stand dankzij de aanwezigheid van een kritische en veeleisende marktpartij die hoge en duidelijke
kwaliteitseisen stelt aan de ontwikkeling van nieuwe producten, technologieën of productieprocessen. Zon veeleisende marktpartij stimuleert producenten,
gebruikers en kennisdragers, om gezamenlijk op zoek te gaan naar nieuwe oplossingen en zo tot innovatie te komen.
In de industriële geschiedens bestaan daar goede voorbeelden van 1. Zo diende de stoommachine in Engeland oorspronkelijk om water op te pompen in de
Engelse mijnen. Pas later bleek deze technologie ook elders inzetbaar, zoals in de textielindustrie waar behoefte bestond aan een grootschalige productiewijze
zonder waterkracht. De diverse toepassingsmogelijkheden leidden tot een brede verspreiding van de innovatie. Het stimuleerde tevens het ontstaan van
netwerken van producenten, toeleveranciers en afnemers. Daarmee ontstond een vruchtbare bodem voor de machine-nijverheid, die een belangrijke rol heeft
gespeeld bij de golf van innovaties en economische groeimogelijkheden die Engeland en later het vasteland overspoelde.
Ook overheden kunnen de rol van een veeleisende marktpartij vervullen. Bijvoorbeeld door als katalysator te fungeren bij het tot ontwikkeling brengen van
grote infrastructurele projecten met een publiek karakter. Een goed voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van de baggerindustrie in het midden van de 19e eeuw.
Deze bedrijfstak kenmerkte zich door conservatisme en een gebrek aan innovativiteit. Pas toen de Nederlandse baggeraars de mogelijkheden kregen samen met
de Engelsen mee te werken aan de uitvoering van grote projecten in Nederland, waarin hoge eisen werden gesteld aan de uitvoering en kwaliteit, bleken de
Nederlandse baggeraars zeer innovatief te kunnen zijn. Tegen het einde van de negentiende eeuw konden zij de internationale concurrentiestrijd weer aan.
Dit historische uitstapje illustreert de rol die innovatieve netwerken kunnen spelen voor economische ontwikkeling. Wereldwijd is het belang van netwerken
voor innovatie sterk toegenomen, zoals onlangs bleek uit een OESO-studie 2. In Nederland zijn het vooral de middelgrote niet-industriële bedrijven die met
anderen samenwerken bij de uitvoering van technologische R&D-projecten 3. Het belang van directe particuliere R&D (die door ondernemingen zelf wordt
uitgevoerd) voor de Nederlandse technologiepositie is in de loop van 1972-1992 duidelijk afgenomen en het belang van de externe verwer-ving van kennis is
toegenomen (zie figuur 1). Ook het belang van het buitenland voor de technologie-verwerving is in deze periode belangrijk gestegen.

Figuur 1. R&D wordt steeds meer uitbesteed

Omdat steeds meer innovaties in netwerken van complementaire en samenwerkende bedrijven tot stand komen, spreekt Dunning in dit verband over het
ontstaan van een systeem van netwerkkapitalisme, waarin intensieve concurrentie en strategische samenwerking en netwerkvorming hand in hand gaan 4. In dit
artikel zal worden ingegaan op de achtergronden daarvan en op de rol die de overheid kan vervullen bij het ontstaan van innovatieve netwerken. Vervolgens
worden de contouren geschetst van het Nederlandse beleid op dit punt, zoals die zijn neergelegd in een recente brief aan de Tweede Kamer 5. De aandacht voor
samenwerking en clustervorming in het beleid is uiteraard geen verschijnsel dat zich tot Nederland beperkt 6. Daarom wordt kort ingegaan op de belangrijkste
beleidsinnovaties die zich in het industrie- en technologiebeleid van een aantal OESO-landen hebben voltrokken en de positie van Nederland daarin.
Marktontwikkelingen
Wereldwijd zijn bedrijven voor hun innovatie- en concurrentievermogen sterker afhankelijk geworden van het aangaan van strategische allianties met be-drijven
en kennisinstellingen die over complementaire kennis en kunde beschikken 7. Door de toege-nomen liberalisering van de wereldhandel heeft het krachtenveld
een meer internationale dimensie gekregen, waardoor de concurrentie is geïntensiveerd 8. Voorts is het concurrentievermogen van bedrijven sterker afhankelijk
geworden van hun vermogen nieuwe kennis en technologieën toe te passen in hun productieprocessen. Op technologisch gebied voltrekken de ontwikkelingen
zich steeds sneller en is de specialisatie toegenomen. Kennis veroudert snel en het wordt voor bedrijven steeds lastiger zelf alle relevante kennis in huis te
hebben en nieuwe kennis tijdig om te zetten in nieuwe producten, processen of diensten. Om al te grote risicos te vermijden en hun time-to-market te verkorten,
zijn veel bedrijven zich mede daarom gaan specialiseren rondom hun kerncompetenties. Ze zijn daarmee voor het welslagen van innovatieprocessen meer
afhankelijk geworden van complementaire competenties buiten de eigen onderneming. Innoveren is niet langer een solistische activiteit, maar vereist een actief
zoekproces naar de noodzakelijke kennis en kunde 9.
Door vorming van strategische samenwerkingsverbanden, joint-ventures en consortia, en door een meer flexibele organisatie en integratie van verschillende
schakels in de productieketen (zoals sub-contracting en uitbesteding) ontwikkelen bedrijven strategieën om aan de toegenomen afhankelijkheid van hun
omgeving en het informatievraagstuk het hoofd te bieden 10. De synergie die ontstaat door de combinatie van complementaire vaardigheden en de noodzaak de
afhankelijkheid van de omgeving in goede banen te leiden, zijn de drijvende krachten achter het ontstaan van dergelijke samenwerkingsverbanden, die
uiteindelijk voor alle deelnemende partijen het innovatie- en concurrentievermogen vergroten 11.
Het aangaan van strategische samenwerkingsverbanden maakt het voor bedrijven mogelijk beter in te spelen op de veranderde concurrentieverhoudingen en op
de steeds hogere kwaliteitseisen. Producten en diensten dienen veel sterker dan voorheen aan te sluiten bij individuele wensen van afnemers. Deze
customization is in de kapitaalgoederenindustrie al enige tijd aan de gang, maar neemt nu ook in de consumentenmarkt sterk toe. Een gevolg is dat het
innovatieproces zich uitstrekt over de gehele productieketen. Netwerkvorming vereist daarom een flexibele integratie van de activiteiten van verschillende
bedrijven. Ook uitbestedende bedrijven stellen steeds hogere eisen aan hun toeleveranciers. De concurrentie om de gunst van de veeleisende vrager op de
markt stimuleert zo het ontstaan van innovatieve netwerken en een verhoging van de kwaliteit van producten, diensten en productieprocessen. Deze behoefte
aan ketenintegratie heeft tot gevolg dat de meest innovatieve netwerken veelal de traditionele grenzen van bedrijven en sectoren doorsnijden omdat nieuwe
combinaties van markten en technologieën nu eenmaal nieuwe vormen van arbeidsdeling vereisen 12. De ontwikkelingen in de mecha-tronics (jaren zeventig),
de opti-tronics (jaren tachtig) en de bio-chemie (jaren negentig) zijn daar voorbeelden van.
Markt èn overheid
De hierboven geschetste processen hebben geleid tot het ontstaan van clusters, netwerken en ketens van toeleveranciers, afnemers en kennisdragers gericht
op innovatieve toegevoegde-waardecreatie. Clustervorming is een proces dat zich veelal spontaan in de markt voltrekt, zonder enige bemoeienis van de
overheid. Waarom zou de overheid een rol hebben bij strategische clustervorming? Is het sluiten van allianties en het combineren van vaardigheden niet iets
wat je bij uitstek aan de markt moet overlaten?
De primaire taak van de overheid ligt in het creëren van gunstige condities voor dynamische marktwerking en in het voorkomen van samenspanning
(prijsafspraken en marktverdeling) waardoor concurrentie wordt belemmerd. Dit krijgt vorm in het me-dedingingsbeleid, dereguleringsprogrammas en in het
macro-economische beleid dat zich onder meer richt op lastenverlichting en een gezonde toestand van de rijksfinanciën. Uitgangspunt is dat met een gezonde
marktwerking de dynamiek en het ontstaan van innovatieve netwerken wordt bevorderd, waarbij een krachtig toegepaste nationale en Europese
mededingswetgeving waarborgen biedt ter voorkoming van concurrentiebeperkende samenwerking.
Maar een dynamisch marktwerkingsbeleid kan niet volstaan met louter mededingingsbeleid. De overheid zal zich ook moeten richten op het wegnemen van
imperfecties in het marktsysteem die innovatie en clustervorming kunnen belemmeren.
Marktimperfecties kunnen voortkomen uit een gebrek aan informatie, uit knelpunten bij de organisatie van samenwerkingsverbanden, of uit barrières van andere
aard, die bedrijven ervan weerhouden te innoveren en aansluiting te zoeken bij de kennis van andere partijen 13. Zo blijken veel kleine en middelgrote bedrijven
zich slecht bewust te zijn van de synergie die samenwerking met andere bedrijven of kennisinstellingen hen kan bieden. Ook wet- en regelgeving kan de
marktwerking verstoren en innovatief gedrag afremmen. Een voorbeeld hiervan is de regeling voor hergebruik van afvalstoffen en bouwmaterialen, die
goedkeuring vooraf vereist en zo de mogelijkheden voor hergebruik beperkt 14. Voor de concurrentiepositie van de Nederlandse economie is het van wezenlijk
belang dat de geschetste imperfecties in het marktsysteem worden verholpen, zodat bedrijven flexibel en snel kunnen reageren op veranderende
marktomstandigheden.
Maar ook bij een voldoende marktwerking kan het marktsysteem soms in gebreke blijven. Dat is bijvoorbeeld het geval als er externe effecten bestaan, waardoor
het marktresultaat tot maatschappelijk ongewenste resultaten leidt. Op een aantal terreinen komt de overheid in beeld als het maatschappelijk rendement van een
investering in technologische en economische vernieuwing het particuliere rendement voor de individuele bedrijven overstijgt 15. Dat geldt voor gebieden waar
de overheid een maatschappelijke taak heeft, maar ook voor technologische vernieuwingen die een belangrijk uitstralings- effect hebben voor de economie als
geheel. Het project Elektronische Snelweg is daar een goed voorbeeld van. Zo beschouwt bijvoorbeeld de Canadese regering de elektronische snelweg zelfs als
een nieuwe infrastructurele taak voor de overheid.
Een laatste reden voor een actieve overheidsrol ligt in het verhogen van het maatschappelijk rendement van met overheidsgeld gefinancierde R&D. Nederland
kenmerkt zich door een relatief omvangrijke publieke kennisinfrastructuur, en voor het verhogen van ons innovatiepotentieel is het nodig dat deze kennis zich
breed verspreidt in de marktsector en zijn weg vindt naar commerciële toepassingen.
Rol overheid
Hoewel clustervorming zich primair in de markt voltrekt, zijn er dus goede redenen om er als overheid actief bij betrokken te zijn. Op welke wijze kan zij aan die
actieve rol vorm geven? Deze vraag kan niet voor alle markten op dezelfde manier worden beantwoord. Er bestaan markten waar de overheid zelf een dominante
marktpartij is (bouw en infrastructuur) of waar grote belangen op het spel staan in termen van maatschappelijk rendement (elektronische snelweg,
energievoorziening en gezondheidszorg). Hier ligt een meer actieve overheidsrol eerder voor de hand dan waar dit niet het geval is.
Bij het concreet invullen van de overheidstaak op het gebied van de innovatieve clustervorming, kunnen er drie industriepolitieke rollen worden onderscheiden:

» voorwaardenscheppend, d.w.z. het creëren van gunstige en stabiele voorwaarden waaronder Nederlandse bedrijven hun concurrentievermogen en
innovatiepotentieel kunnen vergroten. De ratio van overheidshandelen ligt hier in het mogelijk maken van een dynamische marktwerking;
» makelaar en schakelaar: het stimuleren van het onderkennen van de mogelijkheden van innovatieve clustervorming door strategische informatievoorziening en
het bij elkaar brengen van vragers en aanbieders. Dat kan onder meer gebeuren door het organiseren van een dialoog en coördinatie tussen het aanbod van de
publieke (kennis)infra-structuur en de wensen en behoeften binnen de marktsector en het daarbij faciliëren van de totstandkoming van concrete
samenwerkingsprojecten. De ratio voor overheidsbemoeienis ligt hier in het verhogen van het maatschappelijke rendement van het publieke aanbod, in de
maatschappelijke baten van gezamenlijk bedrijfsonderzoek en het wegnemen van marktimperfecties die samenhangen met het organisatie- en
informatievraagstuk in de markt;
» de overheid als veeleisende marktpartij bij het voorzien in een aantal maatschappelijke behoeften met een publiek karakter en het daarbij actief organiseren en
initiëren van innovatieve clustervorming.Het gaat hier om projecten met een complexiteit waarvoor consortium- en clustervorming noodzakelijk is en die
vanwege het publieke karakter en belangrijke externe effecten zonder overheidsbemoeienis niet goed tot stand zouden komen. De ratio van
overheidsbemoeienis ligt primair in de wens op een innovatieve, kosteneffectieve en kwalitatief hoogwaardige wijze te voorzien in de realisatie van
maatschappelijke behoeften. Maar het rendement van een dergelijke vorm van clustervorming ligt niet uitsluitend in het voorzien in publieke behoeften; de
tijdens de ontwikkeling en uitvoering gezamenlijk opgedane kennis en ervaring kan worden toegepast bij de benutting van kansen op andere markten.
Voorwaarde daarbij is wel dat de internationale concurrentiestrijd gewaarborgd wordt door ook buitenlandse of gemengde consortia te laten meedingen.
Uit de binnenlandse en buitenlandse ervaringen met innovatiebeleid in de afgelopen jaren is een aantal valkuilen af te leiden die de randvoorwaarden aangeven
voor het beleid 16:
» clustervorming is een proces dat zich in de markt voltrekt zonder veel overheidssturing;
» overheidsbeleid moet niet gericht zijn op subsidiëring of op het beperken van de concurrentie. Marktvraag, een reëel rendementsperspectief en risicodragende
financiering door marktpartijen zelf zijn randvoorwaarden;
» clustervorming moet zich niet uitsluitend richten op de traditionele economische activiteiten of op de restanten van neergaande markten. Het vereist een open
vizier naar nieuw opkomende markten;
» clusterbeleid behoeft strategisch onderzoek, maar de overheid moet zich niet uitsluitend richten op onderzoek zonder strategische actie te stimuleren. Een
effectief beleid vereist interactie en kennisuitwisseling tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden;
» clustervorming is geen toverformule voor het bereiden van innovaties; het is een andere manier van kijken naar de economie dan tot nu toe gebruikelijk was in
de sectorinvalshoek.
Innovatie in de markt vereist ook innovatie in het beleid. Clusterbeleid is geen nieuw instrument. Het is vooral een andere manier van kijken naar innovatie en
economie, met als consequentie dat het bestaande instrumentarium op een effectievere manier wordt ingezet opdat het beter aansluit bij de veranderde
marktontwikkelingen. Effectief overheidsbeleid in dit verband vereist interactie tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden en een integratie van het
(inter)departementale beleid dat tot op heden vooral langs functionele lijnen werd georganiseerd (zoals mededingingsbeleid, technologiebeleid, milieubeleid). Er
bestaat behoefte aan een integrale benadering, waarbij de verschillende onderdelen van departmenten gezamenlijk clustervorming stimuleren en waarbij de
verschillende beleidsinstrumenten elkaar versterken (horizontal policies) 17. Zoals ook het geval is in de huidige bedrijfspraktijk, zal de overheid nieuwe
combinaties van kennis, kunde en beleidsinstrumenten moeten creëren om beter te kunnen voorzien in de diversiteit aan behoeften van clusters in het
Nederlandse bedrijfsleven.
Welke concrete gevolgen heeft dit voor het clusterbeleid? tabel 1 geeft een overzicht van het Nederlandse clusterbeleid zoals dat met de nota Kansen door
synergie vaste vorm heeft gekregen. Naast het intensiveren van het bestaande beleid op een aantal terreinen, zoals bij het technologieinstrumentarium en de
makel/schakel-activiteiten bij clusterprojecten, worden er ook een aantal nieuwe initiatieven gestart. Het gaat daarbij vooral om het kritisch evalueren van
bestaande wet- en regelgeving naar haar bijdrage aan innovatieve clustervorming, om het verbeteren van de strategische informatievoorziening (met onder meer
technologieverkenningen en clusterstudies) en om het vormgeven van een innovatiebevorderend aanbestedingsbeleid, bijvoorbeeld bij rekeningrijden,
wegenbouw, innovatief bouwen, gezondheids- en ouderenzorg en energie.

Tabel 1. Clusterbeleid in Nederand: redenen en instrumenten
Beleidsinitiatief
Voorwaardenscheppend
Mededingingsbeleid

Deregulering

Macro-economisch
beleid
Makelen en Schakelen

Technologie
verkenningen
Platforms, bv.
Electronic Highway

Cluster projecten,

Multi Media on the
Electronic Highway

Rol overheid

faciliëren van
dynamische
marktwerking
structurele
hervorming van
overheidsregulering
die belemmerend
werkt voor innovatie
creëren van gunstige
macro
-ec condities

Reikwijdte/cluster

generiek

generiek

generiek

verschaffen van
strategische informatie,
organiseren van platforms
voor het identificeren van
business opportunities
informatie en
technologie
organisatie
gebieden
public
identificeren van
consultancy
opportunities in
media,
communicatie en
dienstencluster
faciliëren
upgrading zoalsvan
samenwerking en
specifieke
public consultancy
clusters
ontwikkelen van
nieuwe
multimediadiensten

in media-clusters
(tele-learning,
-working,
conferencing)
innovatie in
transportcluster
effici‰nter
energiegebruik
(energiecluster)
ontw. biotechnologie in
gezh. en
agro-food -cluster
innovatie in
bouwcluster
ontwikkeling van
electronische
zakelijke diensten
integraal ontwerp
van producten en
productieprocessen in het
maakindustriecluster
toepassen PDI
in chemisch en
energie-cluster
generiek

Nieuwe transportsystemen
Electromagnetische
vermogenstechniek
Life Sciences

Ondergronds bouwen
Electronic commerce

Netwerken in
maakindustrie

Product Data
Interchange
Samenwerkingsinstrument
(BTS)
Economie,
Ecologie en
Technologie (EET)

Topinstituten

Veeleisende marktpartij en innovatief
aanbestedingsbeleid

faciliëren van
samenwerking in
innovatieve clusters
maatschappelijke
stimuleren van
behoefte
technologische
doorbraken
op milieugebied
in diverse
clusters
verhogen maattelematica,
schappelijk rendement
voedsel-verwerk.
in R&D
industrie,
polymeer en
metaaltechnologie
hogere kwaliteit
bij het voorzien
in maatschappelijke behoeften
door innovatief
aanbestedingsbeleid

Programmas, zoals:
Innovatie in de bouw
Zorgsysteem van de toekomst
Optimale Energie Infrastructuur
Rekening Rijden
Horizontalisering
van beleid

Beleidsinnovaties
door integratie
van functioneel
beleid en door
institutionele
hervorming

facili‰ren van
het ontstaan van
innovatieve
netwerken in:

bouwcluster
gezondheidcluster
energie-cluster
transportcluster
overheid

Beleidsconcurrentie
Het Nederlandse clusterbeleid is er op gericht de kwaliteit van het Nederlandse productiepakket te verhogen door het faciliëren van op innovatie gerichte
clustervorming.
De toegenomen aandacht voor clusterbeleid is geen verschijnsel dat zich louter tot Nederland beperkt. In veel OESO-landen zijn of worden instrumenten
ontwikkeld gericht op innovatieve clustervorming. Landen verschillen van elkaar in de wijze waarop aan dit beleid vorm wordt gegeven, afhankelijk van de
specifieke omstandigheden en de tradities in het overheidshandelen. Maar er bestaan ook duidelijke trends. In de meeste landen wordt de afgelopen jaren in het
innovatiebeleid een steeds grotere nadruk gelegd op het organiseren van dialoog en samenwerking door middel van platforms (VS, Denemarken), het verbeteren
van strategische informatievoorziening (Canada) en op institutionele vernieuwing van het overheidsbeleid (Finland) 18. Het Nederlandse beleid sluit hierbij aan,
maar heeft ook een duidelijk eigen karakter: een bottum up-bena-dering waarbij het accent ligt bij het uitdagen van marktpartijen en waarbij clustervorming
primair aan de marktpartijen wordt overgelaten.
In de Noordelijke landen (vooral Denemarken en Finland) speelt de overheid een meer richtinggevende rol (top down-benadering) dan in Nederland.
Denemarken wordt daarbij wel gezien als het land waar de overheid het meest sturend optreedt. Zo zijn in Denemarken op basis van politieke overwegingen de
technologische aandachtsgebieden en speerpunten bepaald, waaromheen platforms en centres of excellence zijn georganiseerd. En in Finland bestaat een
Nationale Raad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid die richting geeft aan de besteding van publieke (en particuliere) R&D-gelden. Onlangs heeft de
Finse overheid besloten de uitgaven voor publieke R&D in de periode 1996-1999 met een kwart te verhogen, waarmee de totale R&D-uitgaven in 1999 bijna 3%
gaan bedragen. De Raad speelt een belangrijke rol bij de allocatie van deze extra middelen. Canada daarentegen is te beschouwen als het land waar marktwerking
in het innovatiebeleid het verst is doorgevoerd. In Canada is de overheidsrol sterk teruggedrongen en heeft men zich teruggetrokken uit de subsidy business.
De overheid gedraagt zich daarbij als een risicodragende investeerder: als de overheid geld investeert in innovatieve projecten, dan vloeit een deel van de
winsten die voortkomen uit de commercialisering van kennis terug naar de staatskas. Aldus ontstaan revolving funds en prikkels om projecten primair te
beoordelen op rendementseisen.
Hoe moeten deze verschillen worden gewaardeerd? De ervaringen met het verleden hebben geleerd dat de overheid noch op de stoel van de ondernemer, noch
op de fauteuil van de bankier moet plaatsnemen. Zowel het beperkte handelingsvermogen van de overheid als het meer principiële punt van de marktdynamiek

maakt dat de overheid niet sturend moet optreden. Met het innovatiebeleid wordt geschoten op bewegende doelen en het risico van missers met de nodige
backfire is levensgroot aanwezig. Een voorbeeld daarvan is de keuze die de Franse overheid in het verleden heeft gemaakt voor het Minitel-systeem, dat later
door door de marktontwikkelingen (internet) werd ingehaald. Een technologische voorsprong op de korte termijn leidde in dit geval tot een technologische
achterstand in het huidige tijdsbestek 19. De overheid moet geen clusters creëren die in de markt niet spontaan tot stand komen. Zoals we eerder
argumenteerden lijkt de effectiviteit van het beleid het grootst als de overheid zich richt op het scheppen van voorwaarden voor dynamische marktwerking, het
wegnemen van marktimperfecties en op innovatief aanbesteden.
Met de intensivering en vernieuwing van het Nederlandse clusterbeleid verwacht het kabinet de komende jaren een belangrijke impuls te geven aan de verdere
ontwikkeling van het groeipotentieel van de Nederlandse economie. Want innovatie en duurzame economische groei vereisen een samenspel tussen bedrijven,
kennisinstellingen en overheden om ook in de toekomst, onder nieuwe marktomstandigen, een sterke economische positie te kunnen blijven innemen

1 J.W. Schot, Innoveren in Nederland, in H.W. Lintsen (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890.
Deel VI, Techniek en samenleving, deel IV, Walburg Pers, Zutphen, 1995, blz. 217-240.
2 OESO, An empirical comparison of national innovation systems. Various approaches and early findings, Parijs, november 1997.
3 CBS, Kennis en economie 1997, CBS, Voorburg, 1997.
4 J. Dunning, Technology and the Changing Boundaries of Firms and Governments: some notes, bijdrage aan de OESO-conferentie International Seminar on the
changing nature of the firm, Stockholm, 19 februari 1997.
5 Kansen door synergie De overheid en op innovatie gerichte clustervorming in de marktsector, Brief van de minister van Economische Zaken aan de Tweede
Kamer, TK 25518, nr. 1.
6 OESO-workshop Cluster analysis and cluster policy in OECD-countries, Amsterdam, 9-10 oktober 1997.
7 Zie L.A.G. Oerlemans, De ingebedde onderneming: innoveren in industriële netwerken, Tilburg University Press, 1996, en Th. Roelandt, P. den Hertog, J. van
Sinderen en B. Vollaard, Cluster analysis and cluster policy in the Netherlands, min. van Economische Zaken, Den Haag, 1997, RM 9701.
8 P.A.G. van Bergeijk en N.W. Mensing, Measuring Globalization, Journal of World Trade, 1997.
9 C. DeBresson (red.), Economic interdependence and innovative activity, Edward Elgar, 1996 en Ch. Edquist (red.), Systems of innovation technologies,
institutions and organizations. Pinter, Londen, 1997.
10 G. Vickery en G. Wurzburg, Flexible firms, skills and employment, The OECD Observer, okt./nov. 1996, blz. 17-21.
11 Oerlemans, op.cit., 1996.
12 Th. Roelandt, P. den Hertog en D. Jacobs, Nederlandse clusters in beeld, ESB, 12 februari 1997, blz. 124- 128.
13 J.E. Stiglitz, Economics of the public sector, Norton en Company, New York, 1986.
14 D. Jacobs e.a., Innovatie, concurrentie en regelgeving; acht sectorcases, AWT-achtergrondstudie, Den Haag, 1996.
15 Voor een overzicht op dit gebied, zie T. Roelandt, P. Gerbrands, H. van Dalen en J. van Sinderen, Onderzoek naar technologie en economie. Over witte
vlekken en zwarte dozen, ministerie van Economische Zaken, Beleidsstudies en Technologie, 1996.
16 Zie J.R. Held, Clusters as an economic development tool: beyond the pitfalls, in Economic Development Quarterly, augustus 1996, blz. 249-261, en M. Porter,
Knowledge-based clusters and national economic advantage, Internationale Technopolis-Conferentie Knowledge-based clusters, Ottawa, Canada, 12
september 1997.
17 OESO-conferentie Best Practices in Technology and Innovation Policy. New Rationale and Approaches for Technology and Innovation Policy, Wenen, 3031 mei, 1997.
18 Voor Canada zie A. Sulzenko, Technology and Innovation Policy for the Knowledge-based Economy: The Changing View in Canada, voor Finland, zie E.
Ormala, New Approaches in Technology Policy The Finnish Example. Allen bijdragen aan de OESO-conferentie in Wenen, 30-31 mei 1997. Voor Denemarken,
zie The Danish Ministry of Business and Industry, Dialogue with the Resource Areas The Danish experience, Kopenhagen, 1997.
19 The Economist, 26 april 1997, blz. 15-16.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur