Het verhogen van de rente is niet alleen kostbaar maar gaat waarschijnlijk ook niet helpen om de inflatie te bestrijden. Het is tijd om naar nieuwe instrumenten te kijken.
De huidige hoge prijzen zijn het gevolg van een complexe sectorale dynamiek aan de aanbodzijde. Energieprijzen zijn vandaag de dag zo’n zeventig procent hoger dan een jaar geleden. Daarnaast zijn, na een verstoorde bevoorradingsketen in 2020/21, de voedselprijzen fors gestegen als gevolg van slechte oogsten, oorlogen en grondstoffenspeculatie. Tegelijkertijd ligt in delen van de dienstensector, zelfs in Nederland, de inflatie nog steeds rondom de twee procent.
De gevolgen zijn desastreus: zo’n 1,2 miljoen huishoudens komen nu in de problemen bij het betalen van hun maandelijkse lasten (Schulenberg en Vlekke, 2022). En dit terwijl de bedrijfsresultaten blijven stijgen (CPB, 2022).
De beleidsrente van de Europese Centrale Bank is voor deze uitdagingen een ongeschikt instrument. Een renteverhoging kan weliswaar leiden tot lagere prijzen (het brengt de financiering tot stilstand, waardoor consumentenbestedingen en bedrijfsinvesteringen staken, en mensen hun baan verliezen), maar het maakt de energie er niet goedkoper op, maakt de haven van Sjanghai niet operationeel, en het zorgt niet voor meer tweedehands auto’s, timmerhout of arabica-koffie. Daarnaast komen, door de hogere rente, juist ook die investeringen in het gedrang die wel helpen om inflatie tegen te gaan, die het gebruik van fossiele brandstoffen reduceren, en die de economie minder gevoelig maken voor extreem weer (Van ‘t Klooster, 2022).
Internationaal zoeken economen daarom naar nieuwe oplossingen om de prijzen te drukken en de lasten van de crisis te verdelen. Eén oplossing is om direct in te grijpen in de prijzen van gas en elektriciteit – in Duitsland reeds omarmd door de CDU. De Duitse economen Dullien en Weber (2022) stellen voor om de gasprijs voor het gebruik dat overeenkomt met de basisbehoefte te begrenzen op het niveau van eind 2021. Dit is nu een noodoplossing, maar ook structureel heeft het zin om de volatiele energieprijzen te stabiliseren. Het betreft immers een cruciale inputfactor voor vrijwel alle economische activiteiten.
Ten tweede zwelt in het buitenland ook de roep aan om een windfall profit tax (winstmeevallerbelasting). Shell maakte een kwartaalwinst van 11,5 miljard euro, maar ook ver buiten de energiesector behalen bedrijven hoge winsten. De overheid zou de winsten, die in 2022 beduidend hoger liggen dan in de voorgaande vijf jaren, zwaarder moeten belasten. Dat beperkt niet alleen de inflatie, maar zou ook de beloning van kapitaal en arbeid in balans houden. Als bedrijven hun prijzen zonder onderscheid kunnen verhogen, is de eis van de Duitse staalarbeidersvakbond IG Metall om een loonsverhoging van 8,2 procent een kwestie van elementaire eerlijkheid. Maar dat kan een loonprijsspiraal op gang brengen. Een winstmeevallerbelasting is dus zowel eerlijk als verstandig.
Het mooie van maatregelen als het prijsplafond en de winstmeevallerbelasting is dat ze op korte termijn uitvoerbaar zijn. Kortingen op de gasprijs geven de nutsbedrijven nu al door – hun systemen kunnen dus ook een prijsplafond aan. De Belastingdienst is op de hoogte van de bedrijfswinsten over de afgelopen vijf jaar, en kan deze bedrijven dus zonder veel moeite aanslaan voor hun crisiswinsten. Ook kunnen de maatregelen samen budgettair neutraal worden ingevoerd, want uit de opbrengsten van de meevallerbelasting zou het prijsplafond voor energie betaald kunnen worden.
Literatuur
CPB (2022) Inflatiescenario’s. CPB Notitie, juni.
Dullien, S. en I.M. Weber (2022) Mit einem Gaspreisdeckel die Inflation bremsen. Wirtschaftsdienst, 102(3), 154–155.
Klooster, J. van ‘t (2022) The European Central Bank’s strategy, environmental policy and the new inflation: A case for interest rate differentiation. Policy publication, Grantham Research Institute on Climate Change and the Environment, Londen.
Schulenberg, R. en M. Vlekke (2022) Stresstest kosten van levensonderhoud. CPB Notitie, juni.
Auteur
Categorieën