Ga direct naar de content

Beleggen in aandelen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 19 1983

Beleggen in aandelen
Motieven en resultaten
DRS. A. J. VAN OOSTVEEN – J. W. WAGNER*

Er kunnen zeer uiteenlopende beweegredenen zijn waardoor de belegger zich laat leiden om
aandelen aan te schaffen en/of aan te houden. Het behalen van rendement en de instandhouding en
zo mogelijk vermeerdering van het gei’nvesteerde vermogen zijn echter als de voornaamste algemene
beweegredenen te beschouwen. In dit artikel presenteren de auteurs berekeningen die weergeven
welke vermogenswinsten c.q. -verliezen over de laatste 25 jaar konden worden gerealiseerd bij
belegging in Amerikaanse aandelen, Nederlandse aandelen resp. een internationaal gespreid
aandelenpakket. De conclusie is dat er over de gehele periode gezien redelijke tot zeer redelijke
resultaten behaald zijn, maar dat er aanzienlijke wisselingen zijn opgetreden van positieve en
negatieve ontwikkelingen. Na de magere jaren zeventig vertonen de jaren tachtig volgens de auteurs
een sterke verbetering die zich nog een aantal jaren zal kunnen voortzetten.

Motieven
Allereerst willen wij iets uitvoeriger ingaan op de overwegingen
die een rol spelen indien tot belegging in aandelen wordt besloten.
Voorop staat dat de belegger de middelen op lange termijn ter beschikking moet hebben. Er moet sprake zijn van een surplus vermogen dat voor langere duur kan worden belegd. Het beleggen in aandelen is een risicodragende vorm van beleggen, die zich onderscheidt van een spaarrekening en ook van een belegging in de vastrentende sfeer doordat de uitkomst van zowel het inkomen als de
hoofdsom onzeker is. In het ongunstige geval is de belegger zijn geld
kwijt, bij voorbeeld wanneer aandelen zijn gekocht van een onderneming die failliet gaat.
In het algemeen kunnen wij de motieven tot aandelenbelegging
als volgt rangschikken:
— handhaving van de koopkracht van het belegde vermogen;
— verkrijging van groeiend dividend-inkomen;
— wens tot vermogenstoename.

delen, waarbij dus alleen het algehele risico verbonden aan een belegging in aandelen wordt gelopen. Voor een belegging in Amerikaanse aandelen hebben wij als een representatieve benadering de
Dow Jones Industrial Index gekozen; voor een belegging in Nederlandse aandelen de ANP/CBS Algemene Beursindex. De aandelenkoers van Robeco is gekozen als representant van een ‘wereldwijde’ belegging. Omdat het bij beleggen gaat om twee aspecten, nl.
het rendement en de waarde van het vermogen, is een berekening
gemaakt van de resultaten van die belegging, veronderstellende dat
de uitgekeerde dividenden volledig zijn herbelegd.
Eerst een overzicht van het resultaat in dollars van een belegging
in de Verenigde Staten (zie label 1).
Tabell. Beleggingsresultaat Dow Jones Industrials, met bruto herbelegging, in dollars
Datum

Totaal
resultaat

31-12

De koppeling van aandelenkoersen aan macro- en micro-economische ontwikkelingen houdt in dat deze op lange termijn een positieve trend moeten aangeven, op grond waarvan structurele of eventueel cyclische groei van de winst per aandeel kan worden bereikt.
Vanzelfsprekend zal de beleggingskeuze vallen op die aandelen die
zoveel mogelijk aan deze verwachtingen zullen voldoen.
Centraal in de algemene beleggingsstrategie staat diversificatie,
wat inhoudt dat via de spreiding van vermogen over verscheidene financiele objecten een reductie van risico kan worden verkregen.
Een van de mogelijke portefeuilles is die met een Internationale
orientatie, waarbij door valuta-ontwikkelingen additionele kansen
worden verschaft, maar ook additionele risico’s.
Resultaten over de laatste 25 jaar
Het is met het oog op de beleggingsstrategie nuttig om eens terug
te kijken en na te gaan wat gezien de doelstelling een breed gespreide belegging in aandelen in de loop van de laatste 25 jaar heeft opgeleverd. Daarbij bezien wij de ervaring van iemand die belegd heeft
in Amerikaanse aandelen, in Nederlandse aandelen en in aandelen
in een wereldwijd gespreide belegging. Ten einde het specifieke risico van een individueel aandeel uit te schakelen, zijn wij in het overzicht uitgegaan van een belegging in een breed gespreide groep aan968

1957
1958
1959
1960
1961

1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970

1971
1972
1973
1974
1975
1976

1977
1978
1979
1980
1981
1982

Jaarlijkse
groei in
procenten

Gemiddelde
Jaarlijkse groei
sinds 1957 in
proceuten

5-jaars
resultaat

Gemiddelde
Jaarlijkse groei
per 5-jaarsperiode in
procenten

1.000
1.386

1.662
1.559
1.908
1.763
2.127

39
20
6

2.523

22
— 8
21
19

2.881

14

2.430
2.893

– 16

3.116

8
12
9
10
18
13
23
44
23
13
3
11
21
3
26

2.755
2.996
3.289
3.888
3.378
2.596
3.749

4.601
4.016
4.124
4.558
5.535
5.346
6.725

19

39
29
16
18
12
13
14
14
10
11
11
9
9
9
9
8

6
8
8

7
7
7
8
7
8

1.763
1.535
1.518
1.848
1.274
1.641
1.465
1.092
1.040
1.353
1.344

1.084
942
1.251
1.399
1.033
1.221
1.756
1.476

1.162
1.675

12
9
9
13
5
10
8
2

0
6
6
2
— 1
5
7
1
4
12

8
3
11

* De auteurs zijn resp. directeur en stafmedewerker beleggingen van Robeco
en Rolinco.

• gemiddeld over de jaren vanaf 1957:

In label 1 valt het volgende op:

• bij beschouwing van de afzonderlijke jaren:
— de resultaten per jaar varieren van +44% (in 1975) tot -23%

— de gemiddelde jaarlijkse groei sinds 1957 is aanvankelijk
even hoog als gemelen in dollars, raaar neemt daarna af. Dil
door hel effecl van de daling van de dollar;

in 1974;
— er zijn 17 keer positieve resultaten geweest en 8 keer negalieve;

• per 5-jaarsperiode:
— de gemiddelde jaarlijkse groei per 5-jaarsperiode is duidelijk

minder regelmalig dan die in hel eersle overzichl. Er zijn in de

— slechts een keer zien wij twee maal achter elkaar een negatief
• bij beschouwing van de gemiddelde groei over de jaren vanaf

jaren zevenlig zelfs 5 perioden van 5 jaar die negalieve resullaten geven, legen slechts 1 periode bij de berekening in dol-

1957:
— de gemiddelde jaarlijkse groei sinds 1957 was aanvankelijk

— de laatste 5-jaarsperiode is gunstig mel een gemiddelde slij-

resultaat (1973 en 1974);

lars;
ging van 14% per jaar; dil is hel positieve effecl van de stijging van de dollar sinds 1980.

erg hoog (ten gevolge van de goede jaren 1958 en 1959) en
daalt daarna vrij fors tot 9% eind 1969;

— door de slechte jaren 1973 en 1974 daalt de gemiddelde jaarlijkse groei tot 6% eind 1974;
— daarna schommelt de gemiddelde jaarlijkse groei sinds 1957
tussen de 7 en 8%;

Conclusie: door hel effecl van de schommelingen van de wisselkoers zijn de uilslagen voor de Nederlandse beleggers in guldens

gerekend groler dan voor de Amerikaanse. Internationaal beleggen
voegl een extra factor toe, die van de valuta, waardoor hel risico ver-

• bij beschouwing van 5-jaarsperioden:

— bij de berekening van de gemiddelde jaarlijkse groei per

andert.

5-jaarsperiode zien we resultaten die varieren tussen de

Hel beleggingsresultaat van een belegging in Nederlandse aande-

+ 13% over deperiode 1960/1965 en- 1% overdeperiode

len (via de ANP/CBS index) wordl in afwijking van de overige labellen sinds 1962 gegeven, bij gebrek aan gegevens over de opbrengsl van de aandelen van die index voor 1962 (zie label 3).

1969/1974;

— de groei in de 5-jaarsperiode ultimo 1982 bedroeg 11%.
Wanneer wij — in label 2 — de resultaten van een belegging in

Amerikaanse aandelen in guldens gemeten bekijken, dus vanuit hel
standpunt van een Nederlandse belegger, zien we heel sterk de invloed van de wisselkoersfluctuaties lussen de dollar en gulden. In de
eersle drie jaren van het overzicht was de wisselkoersverhouding
constanl, dus de resullaten waren hetzelfde. Daarna is de gulden ge-

slegen len opzichte van de dollar zodal de resultaten minder gunstig
werden dan bij de berekening in dollars. Evenwel in 1980,1981 en
1982 zien we de invloed van de verzwakking van de gulden, waar-

door hel resullaal in die jaren in guldens gemeten beler is dan in dollars.
De label brengl de volgende feilen aan hel lichl:

• per jaar:
— de resullaten per jaar varieren van +54% in 1975 (dubbel effecl van stijging van de index en stijging van de dollarkoers

l.o.v. de gulden) lot -32% in 1974 (eveneens dubbel effect
van de dalingen van index en dollar);

— er zijn 16 maal positieve resullaten geweesl en 9 maal negatieve;

— 2 maal zien we dat de resullaten rwee jaar achler elkaar negatief zijn geweesl (1973/1974 en 1977/1978);

Tabel 2. Beleggingsresultaat Dow Jones Industrials, met bruto herbelegging, omgerekend in guldens

Tabel3. BeleggingsresultaatANP/CBS beursindex Algemeen, met
bruto herbelegging, in guldens
Datum

Totaal

Jaarlijkse

Gemiddelde

5-jaars

resultaat

groei in
procenten

jaarlijkse groei

resultaat

31-12

sinds 1957 in

per 5-jaarsperiode in
procenten

procenten

1962
1963
1964
1965

1.000
1.081

1.158
1.020
844
1.214
1.547
1.581
1.420
1.432

1966
1967
1968
1969
1970
1971

1.767
1.776
1.558
2.007
1.942
2.051

1972
1973
1974
1975
1976

1977

2.251

1978
1979
1980
1981
1982

8
7
– 12
— 17
44
27

2
– 10
1
23
1
– 12
29
– 3
6
10

8
8
1
— 4
4
8
7
4
4
6
5
4
6
5
5

1.214
1.431
1.365
1.392
1.697
1.456
1.148

4
7
6

7
11

985

8
3
0

1.413

7

6
3

5

1.356
1.161
1.267

2.304

2

5

1.479

2.475
2.649

7
7
28

5
5
6

1.233
1.364

3.385

Gemiddelde
jaarlijkse groei

1.650

5
8
4
6
11

In label 3 vail op:
• per jaar:

Datum

Totaal
resultaat

31-12

Jaarlijkse
groei in
procenten

Gemiddelde
jaarlijkse groei
sinds 1957 in

5-jaars

resultaat

procenten

Gemiddelde
jaarlijkse groei
per 5-jaarsperiode in
procenten

1957
1958
1959
1960
1961
1962
1963

1964
1965

1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972
1973
1974

1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982

1.000
1.380
1.653
1.551
1.812
1.675
2.020
2.392
2.744
2.317

—

2.744

2.965
2.633
2.843
2.823
3.311
2.518
1.718

2.652
2.984
2.417
2.144
2.293
3.111
3.483
4.659

ESB 26-10-1983

—
—

38
20
6
17
8
21
18
15
16
18
8
11
8
1

17
— 24
– 32
54

13
— 19
– 11
7
36
12

34

38
29
16
16
11
12
13
13
10
11
10
8
8
8
8
6
3
6
6

5
4
4
5
5
6

— de resullaten per jaar varieren van + 44% in 1967 tol -17%
in 1966;

— er zijn 15 maal positieve resullaten en 5 maal negalieve;
— slechls een keer zien wij 2 maal achter elkaar een negatief resultaat (1965 en 1966);
• gemiddeld over de jaren vanaf 1962:
— de gemiddelde jaarlijkse groei sinds 1962 is nooit erg hoog
geweesl, en schommell tussen de +8% en -4% (na twee

1.675

11

slechlebeursjaren 1965 en 1966). De gunstige beleggingspe-

1.464
1.447
1.769
1.279

8
8
12
5
10
8
2
1 •
4
4
— 3
— 8
– 1
1

riode van de jaren vijflig is door gebrek aan volledige gegevens niel in deze label opgenomen;

1.638
1.468
1.101
1.036
1.218
1.207
849
652

933
1.057
730
851
1.335
1.173
1.167
1.928

— 6

– 3
6
3

3
14

• per 5-jaarsperiode:

— bij de berekening van de gemiddelde jaarlijkse groei per
5-jaarsperiode zijn de besle resullaten behaald in de 5 jaar

eindigende eind 1971 en eind 1982, nl. 11%. Hel minsl goede resullaat werd behaald over de 5-jaarsperiode eindigende
eind 1974 met een resultaat gelijk aan nul.

De conclusie is dat de resultaten van een belegging in Nederlandse aandelen sinds 1962 in enkele jaren speclaculair zijn geweesl,
maar dal hel gemiddelde resullaal sinds 1962 niel hoog is. De gemiddelde groei in 5-jaarsperioden vertoonl echler geen negalieve
uilkomslen.
969

In tabel 4 is het resultaat van een 25 jaar aangehouden belegging
in een internationaal gespreide portefeuille weergegeven, waarvoor
Robeco model staat.

De laatste 25 maanden

Wie gedurende de laatste 25 maanden de ontwikkelingen op de
verschillende beurzen heeft gevolgd is van een zeer bewogen beleg-

gingsperiode getuige geweest. Hij heeft kennis gemaakt met het weTabel 4, Beleggingsresultaat Robeco, met bruto herbelegging, in

guldens
Datum

Totaal
resultaat

31-12

Jaarlijkse
groei in
procenten

Gemiddelde
Jaarlijkse groei

5-jaars
resultaat

sinds 1957 in
procenten

Gemiddelde
Jaarlijkse groei
per 5-jaarsperiode in

procenten
1957
1958
1959
1960
1961
1962

1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972

1973
1974
1975
1976
1977

1.000
1.414
1.844
2.068

41
30
12
14

2.352

2.063
2.348
2.537
2.614
2.436
3.022
3.618
3.692
3.539
3.844
4.767
3.795
2.889

1978
1979
1980

4.180
4.444
4.349
4.475
4.943
6.664

1981
1982

7.350
8.646

– 12
14
8
3
— 7

24
20

2
4

9
24
– 20
— 24
45
6

2
3
10

35
10
18

41
36
27
24
16
15

14
13
10
12
12
11
10
10
11

9
6

8
8
8
7
8
9

9
9

2.063
1.661
1.376
1.264
1.036
1.465
1.541
1.455
1.354
1.578
1.577

1.049
783
1.181
1.156
912
1.179
1.711
1.594
1.654
1.988

zenskenmerk van aandelenbelegging: de veranderlijkheid van koer-

sen! Momenteel staan de indices van vele markten op niveaus die
een jaar geleden voor onmogelijk werden gehouden (zie de figuur).
Figuur. Beurs-indices van verschillende landen, 1 augustus 1981
– 31 augustus 1983

NEDERLAND

16
11

1NGELAND

7

5
1

A. ,/ DUITSLAND

8
9
8

6
10
10
1
– 5
3

3
2
3
11

10
11
15

In tabel 4 valt op:
• per jaar:
— de resultaten per jaar varieren van +45% in 1975 tot -24% in
1974;

— er zijn 19 positieve resultaten geweest en 6 negatieve;
— slechts een keer zien we twee maal achter elkaar een negatief
resultaat (1973 en 1974);

• gemiddeld over de jaren vanaf 1957:
— de gemiddelde Jaarlijkse groei sinds 1957 was aanvankelijk
erg hoog (door de goede beginjaren) maar daalde in 1966 tot

Bron: Datastream.

Deze verandering ten goede geldt niet alleen de koersen van aandelen. Ook de omzetten op vele beurzen zijn tot ongekende hoogten

gestegen. Deze sterk toegenomen belangstelling voor aandelen doet
zich voor terwijl de situatie op de arbeidsmarkt slecht is en de econo-

mische groei in de meeste landen (nog) zeer gering. Wanneer we nagaan wat de oorzaak van deze ommekeer is dan moeten we wat lan-

ger teruggaan.
Ingrijpende economische veranderingen

10% per jaar;

Als een van de belangrijkste externe gebeurtenissen met een ster-

— door de slechte jaren 1973 en 1974 daalt de gemiddelde Jaarlijkse groei tot 6% eind 1974;
— daarna een stijging tot 9% in de laatste drie jaar;
• per 5-jaarsperiode:

ke beursinvloed gedurende het grootste deel van de jaren zeventig
kunnen wij de olieboycot van oktober 1973 beschouwen. Deze door

— bij de gemiddelde Jaarlijkse groei per 5-jaarsperiode zien we

logse economische periode worden gekenschetst. Meer dan voor-

resultaten die varieren tussen de -I- 16% ultimo 1982 en

heen bleek de afhankelijkheid van de moderne westerse industrie-

de OPEC-landen ingezette actie mag als een keerpunt in de naoor-

— 5% over de periode ultimo 1974. Ultimo 1977 eveneens

landen op het punt van de energievoorziening. Een kleine groep

negatief met — 2%;
— de laatste vijf 5-jaarsperioden vertonen een geleidelijke stijging tot 15% ultimo 1982.

landen uit de zogenaamde derde wereld kon de olie – van vitaal belang voor economie en welvaartsgroei – naar prijs en hoeveelheid
manipuleren.

In deze tijd ontstond tevens een discussie over de continuiteit van
de naoorlogse economie; het Rapport van de Club van Rome zette

De algehele conclusie uit deze vier overzichten van de resultaten

een vraagteken achter economische groei en welvaartsontwikke-

behaald bij een gespreide belegging in aandelen is dat er op langere

ling. Het toekomstpessimisme nam vrij plotseling de plaats in van
optimisme, hetgeen ongetwijfeld grote invloed heeft gehad op de

termijn gemeten, redelijke tot zeer redelijke resultaten behaald zijn.
Er zijn jaren met een negatieve ontwikkeling, maar deze worden

belangstelling voor belegging in aandelen.

meer dan goed gemaakt door de daaropvolgende jaren. Opmerke-

Sinds deze jaren zijn de westerse economieen in een langdurig

lijk is het terugvallen van de beleggingsresultaten: van goede in de

aanpassingsproces terechtgekomen, dat vooral in negatieve zin naar

jaren vijftig tot nog redelijke in de jaren zestig tot magere in de jaren

voren komt bij de traditionele, veel werkgelegenheid verschaffende

zeventig. De jaren tachtig vertonen een verbetering.
Een belangrijke breuklijn is 1973 en 1974 toen er in de VS sprake
was van twee jaar achter elkaar met belangrijk negatieve uitkomsten
(ten gevolge van de oliecrisis). Ook 1977 en 1978 waren moeilijke

industrieen zoals de scheepsbouw-, staal-, textiel- en automobielindustrie. Algemeen vond voorts aanpassing plaats in de produktie-

jaren voor de Nederlandse (Internationale) belegger vanwege de

structuur, want:

— landen met lage lonen trokken arbeidsintensieve industrieen
naar zich toe;

enorme appreciatie van de gulden ten opzichte van de dollar en vele
andere belangrijke valuta’s.
Aan het slot van dit artikel zullen wij nader ingaan op de vraag wat

— zeer sterk arbeidsbesparende produktiemethoden vonden toepassing;
— opkomst van energiebesparende produktiemethoden vond

er in de loop van de jaren zeventig veranderd is en hoe de omstandigheden voor een belegging in aandelen in de jaren tachtig te schet-

plaats;
— technieken voor efficienter gebruik van grondstoffen werden in-

sen zijn.
970

gevoerd.

In tegenstelling tot de teruggang in de uit werkgelegenheidsoog-

punt belangrijke industriele sector ontwikkelde de dienstensector
zich in die jaren wel positief. Bank- en verzekeringsactiviteiten expandeerden, toerisme en recreatie bleven groei vertonen.
In de sector van hoogwaardige technologie betekende de continue innovatie een stimulans voor de groeiende afzetmogelijkheden
bij procesautomatisering, gegevensverwerking en telecommunicatie. Recent zien we resultaten van de biotechnologie die naar men al-

gemeen aanneemt geheel nieuwe en naar potentie sterk groeiende
afzetmarkten zal kunnen creeren op het gebied van medische zorg,
milieubeheersing en produkrverbetering. Feitelijk is er dus een
groot aantal positieve economische en technische ontwikkelingen
die nieuwe impulsen voor groei kunnen geven. Er is evenwel een pe-

riode van jaren overheen gegaan alvorens deze ontwikkelingen duidelijk werden en de maatschappij gelegenheid kreeg zich aan te passen.
Een tweede belangrijke verklaring voor de minder goede beursontwikkeling in de jaren zeventig is de winstontwikkeling bij vele individuele ondernemingen geweest. In de periode na 1973 stond de
winstontwikkeling nl. in toenemende mate onder druk door stijgen-

de grondstofprijzen en loonkosten, terwijl door de oplopende rente
de financieringslasten excessief toenamen.
In het algemeen was de situatie in de jaren na 1973 dus sterk verschillend van die welke in de periode 1950-1973 bestond. Als wij
een globale vergelijking maken komen wij tot het volgende:

Beursplein 5: sterk wisselende resultaten.

laag
laag
laag
winstinkomen. . . . .

hoog

laag
dalend

aantrekkend

Samenvattend kunnen we stellen dat het voor het beleggingsklimaat in de jaren 1973 tot 1981 vooral negatief was dat de rente sterk
opliep, de inflatie hoog was en het winstinkomen afnam als percentage van het nationaal inkomen. Het betekende dat de onderliggende fundamentele factoren voor aandelenbelegging langdurig negatief waren, waardoor vele beleggers zich van de aandelenbeurs afkeerden.
Het lijkt niet nodig een omvangrijk betoog te houden om het
maatschappelijk belang van het aandeel en de aandeelhouders aan
te duiden. Immers, wanneer de algemene economische en financiele
omstandigheden verslechteren wordt de vermogenpositie van de individuele onderneming van toenemend belang. De functie van het
eigen vermogen komt dan meer en meer naar voren als basis voor
het financiele voortbestaan van de onderneming, als garantie voor
kredietverschaffing e.d. Om met succes te opereren in concurrerende markten is financiele kracht nodig. Bestaand ondernemersrisico
moet worden opgevangen, nieuwe risico’s dienen gepareerd. Vooral deze laatste zijn in de huidige tijd van wezenlijk belang voor onderneming en maatschappij daar waar aanpassing, vernieuwing en
groei gewenst is. Zoals de ontwikkelingen in de jaren zeventig hebben aangetoond is schuldfinanciering in ten ongunste veranderende
omstandigheden een voor vele ondernemingen ondragelijke last.
Uiteindeh’jk ziet dan niet alleen de onderneming haar continuiteit
bedreigd door een zware schuldpositie, ook de verstrekkers van
vreemd vermogen lopen grote risico’s.
Algemeen lijkt versterking van de balanspositie van de ondernemingen een meer dan dringende noodzaak. Hoewel dit al geruime
tijd een bekend gegeven is, zijn pogingen en feitelijke maatregelen
om de vermogenspositie te verbeteren lange tijd uitgebleven. Inmiddels hebben landen als Frankrijk, Zweden en Belgie en ook Italie ieder op een eigen wijze fiscale stimulansen ingevoerd ter activering van aandelenbelegging. Effectuering van fiscale maatregelen
ter stimulering van aandelenbezit kwam hier vooral voort uit defensieve oogmerken, nl. om de financiering van bestaande ondernemingen met eigen kapitaal te stimuleren. In andere landen, met name in de VS en Engeland, werden maatregelen ingevoerd om de financiering van nieuwe ondernemingen te stimuleren.

De komende jaren

Terugkomend op de oorzaak van de ommekeer die in 1982 heeft
plaatsgevonden en op de aanzienlijke gevolgen daarvan op de beur-

zen, lijkt het volgende van belang.
Het is waarschijnlijk dat, toen in de loop van 1982 de conjunctuur
in de VS begon aan te trekken en toen deze economische groei in de

loop van 1982 en 1983 zijn positieve invloed begon te krijgen op de
economieen in Japan en West-Europa, tegelijkertijd een nieuw tijd-

perk voor de beurzen begon. De belangrijkste negatieve factoren die
na 1973 hun invloed hadden uitgeoefend—olieprijsstijging, inflatie,
winsterosie en stagnatie — waren inmiddels ten voile verdisconteerd

in het koersniveau. De meerderheid van de bevolking in de meeste
industriele landen was zich gaan realiseren dat voor een hervatting

van de groei van de economic een gezond bedrijfsleven nodig is, dat
inflatie funest is voor de samenleving en dat een aantal offers waaronder loonoffers nodig is voor het bereiken van deze doeleinden.
De conjuncturele opleving van 1982 en 1983 viel samen met een

trendmatige verbetering van het algehele beursklimaat; vandaar de
enorme koersstijging in bijna alle industriele landen. Dit als reciproke van wat er in 1973 en 1974 heeft plaatsgevonden. Natuurlijk is

het niet te verwachten dat dit gunstiger klimaat voor het bedrijfsleven en de beurs een permanent verschijnsel is. Wel is het zo dat wij
verwachten van een trendmatige ontwikkeling te kunnen spreken

die zich over jaren zal uitstrekken.
A. J. van Oosrveen
J. W. Wagner
ESB 26-10-1983

971

Auteurs