Au Courant
Austro-keynesianisme
A. F. VAN ZWEEDEN
Een bezoek aan Oostenrijk is een
verademing na de benauwende sfeer in
politick Den Haag waar blijkbaar het
Engelse motto ,,muddling through” het
gewonnen heeft van het uitstippelen van
een duidelijke beleidskoers. In het sinds
1970 alleen door sociaal-democraten bestuurde land is van enige onzekerheid
over de beleidsdoelstellingen en de middelen daartoe geen sprake. Volledige
werkgelegenheid heeft daar werkelijk
voorrang boven andere beleidsdoelstellingen en dat dit geen lege leus is, bewijst
de in Europa ongekend lage werkloosheid, die dit jaar 2,2% bedraagt en dat bij
een prijsontwikkeling die met een stijging
van 6% ook tot de laagste van het hele
OESO-gebied kan worden gerekend. De
Oostenrijkers beschikken blijkbaar over
de formule voor de oplossing van het
probleem van de stagflatie, waar in zoveel grote industrielanden vergeefs naar
wordt gezocht.
In Oostenrijk is geen sprake van een
dilemma over de vraag wat nu voorrang
dient te hebben: bestrijding van de inflatie of handhaving van volledige werkgelegenheid. Het Oostenrijkse model levert
een gaaf voorbeeld hoe met succes een
tussenweg kan worden gegaan tussen het
conservatieve monetarisme dat in het
Amerika van Ronald Reagan en het
Engeland van Margareth Thatcher
wordt gevolgd, en het versimpelde keynesianisme dat alles zet op de kaart van
,,deficit spending”.
De Oostenrijkse sociaal-democratie
heeft voor die alternatieve route ook een
theoretische naam bedacht: het Austrokeynesianisme. De term geeft aan dat een
economische politick wordt gevoerd die
afwijkt van het ,,Austro-marxisme” en
van globale besturing van de economic a
la Keynes. ,,Austro-keynesianisme”
moet, aldus een beschouwing van de
economische deskundige van de socialistische parlementsfractie, dr. Herbert
Oostleitner, begrepen worden als een
conceptie voor economische hervorming
en niet als een bepaalde combinatie van
begrotings-, wisselkoers- en inkomenspolitiek.
De Oostenrijkse sociaal-democraten
hebben zich losgemaakt van vroegere
fixaties op gei’dealiseerde maatschappe1116
lijke eindtoestanden. Begrippen als
,,Planwirtschaft” en ,,socialistische
economic” zijn vervangen door een politick van kleine stappen die tot volledige
democratisering van de beslissingsverhoudingen op economisch en financieel
gebied moet leiden.
De grondslag voor die ontwikkeling is
gelegd door het al onder drie verschillende regimes beproefde stelsel van de ,,Sozialpartnerschaft”. Dit samenwerkingsmodel van de grote belangengroepen van
werkgevers en werknemers behelst het
hele geheim van de stabiele ontwikkeling
die de Oostenrijkse economic de afgelopen jaren, ondanks oliecrises en werelddepressie, heeft laten zien. Het is een
soort superharmoniemodel, ten dele afgekeken van het Nederlandse overlegsysteem, maar dan in verbeterde vorm op
zijn Oostenrijks gereproduceerd. Het berust uitsluitend op vrijwilligheid en op
het buitengewoon rijpe inzicht van de
sociale partners dat zij beiden meer bij
een consensus- dan bij een conflictstrategie hebben te winnen.
Het resultaat van de ,,Sozialpartnerschaft” is een naar Internationale maatstaven gerekend uitzonderlijk evenwichtige ontwikkeling. De loonontwikkeling
is afgestemd op de mogelijkheden die de
economische groei biedt. De prijsontwikkeling wordt daarbij zo goed mogelijk aangepast, met als gevolg dat lonen,
prijzen, winsten en werkgelegenheid zich
gelijkmatig blijven ontwikkelen.
De prijs voor de arbeidsvrede is aan de
kant van de werknemers een matige,
maar wel gestage groei van het reele
inkomen, en van de kant van de werkgevers de verplichting tot het in stand houden van de werkgelegenheid. Dit systeem
levert problemen op als, zoals nu het
geval is, de problemen in de staatsondernemingen moeilijk oplosbaar zijn, omdat
de noodzakelijke herstructurering (van
bij voorbeeld de ijzer- en staalindustrie)
belemmerd wordt door de verplichting
om zoveel mogelijk arbeidsplaatsen te
behouden.
De volstrekte prioriteit van volledige
werkgelegenheid impliceert dat de
bondsregering sinds het crisisjaar 1973
stagnatie buiten de deur houdt door
opvoering van de overheidsuitgaven, die
voor een belangrijk deel worden gefinancierd door buitenlandse leningen. Het
toenemende tekort op de betalingsbalans
hangt ten dele samen met de omvangrijke
tekorten op de overheidshuishouding en
met de hoge investeringsquote. Dit jaar is
ook in Oostenrijk de groei tot stilstand
gekomen en dat betekent dat ook de
overheid meer op haar tekorten zal moeten letten om straks niet te vervallen in
Engelse of Hollandse ziekten. De sterkst
groeiende post op de begroting vormen
de bijdragen aan de sociale voorzieningen, in het bijzonder de pensioenen die de
laatste jaren sterk zijn verbeterd. De
kosten voor de sociale verzekeringen zijn
in Oostenrijk niet zo hoog, gezien de
geringe werkloosheid en de betrekkelijk
lage uitkeringen. Wel kostbaar zijn de
arbeidsmarktmaatregelen en de kosten
voor de vervroegde pensionering; twee
maatregelen die genomen zijn om ook bij
afnemende groei volledige werkgelegenheid in stand te houden.
De Oostenrijkse sociaal-democraten
huldigen de opvatting dat het systeem
van de markteconomie met zijn coordinatieproblemen niet moet worden opgelost door centrale planning. Ze spreken
ook liever van ,,ondernemerseconomie”
dan van ,,markteconomie”, omdat het
hen gaat om de beslissingen over prijzen,
hoeveelheden, produktie en investeringen. De hervormingsstrategie van de
sociaal-democraten is gericht op het
overwinnen van de ,,ondernemerseconomie”, niet van de markteconomie.
Wanneer decentrale ondernemersbeslissingen onvrijwillige werkloosheid,
stagnatie en negatieve externe effecten
(milieuvervuiling) tot gevolg hebben,
dan moeten de ondernemersbeslissingen
ter discussie worden gesteld. Het grondprobleem is het vinden van een organisatievorm die optimaal gebruik maakt van
de informaties van economische subjecten, maar tegelijkertijd voorkomt dat de
gevolgen van gedecentraliseerde verkeerde beslissingen zich opstapelen. De Oostenrijkse sociaal-democraten gaat het
niet meer om de discussie markt- of
planeconomie. Zij willen markteconomische mechanismen ontwikkelen die niet
meer mank gaan aan een gebrek aan
coordinatie. Het hervormingsdoel van de
Oostenrijkse sociaal-democraten wordt,
kort gezegd, de vervanging van de ondernemerseconomie door een markteconomie met optimale participatie van degenen die betrokken zijn bij investeringsen produktiebeslissingen.
De sociaal-democratische partij streeft
niet naar vergroting van het overheidsaandeel in het nationaal produkt (voor
conservatieven als Milton Friedman de
graadmeter voor socialisme). Ze wil zelfs
bepaalde overheidsdiensten door autonome maatschappelijke groepen laten
uitvoeren als dat doelmatiger is. De
sociaal-democraten verwachten de oplossing van de tegenwoordige economische problemen niet van overheidsingrij-
pen met fiscale en monetaire middelen.
vertrouwt op de stabiliteit en grootte van
Het gaat hun om een hervorming van de
beslissingsverhoudingen op langere ter-
plicatoren. Het ,,Austro-keynesianisme”
mijn. De overheid verschijnt in deze
opvatting niet meer als oplosser ,,ex
post” van de problemen die in de marktsector zijn ontstaan, maar bereidt de
hervormingen voor die de marktsector
zelf moet uitvoeren. De sociaal-democratische partij bouwt voort op de ,,So-
de inkomens- en werkgelegenheidsmulti-
gaat uit van instabiele en kleinere multiplicatoren en zoekt naar strategieen die
naar een zo hoog mogelijke werkgelegenheid streven. Het ,,Austro-keynesianisme” wil instituties scheppen die het vinden van maatschappelijke compromis-
zialpartnerschaft” die zij als een alterna-
sen mogelijk maken. De economische
politiek die de socialistische regering van
tief ziet van het ,,mechanistische keynesianisme” met zijn globale besturing van
Oostenrijk sinds de crisis 1974-1975 heeft
gevolgd bewijst de succesmogelijkheden
de economic.
Een van de verschillen met het ,,mechanistische keynesianisme” is dat dit
van een dergelijke flexibele, niet-mechanistische politiek.
A. F. van Zweeden