Ga direct naar de content

Arbeidsmarkt reageert met vertraging

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 3 1992

DEZE WEEK

Figuur 2. De cortjurtCturele comportertt Irt pro””””e
delrtdustrle

ere wer”gelegertbeld

vart

3

Arbeidsmarkt
reageert met
vertraging

2

o
-1
-2

Produktie
Werkgelegenheid

-3

De DNB-conjunctuurindicator geeft
tot en met augustus een verdere
vertraging van de conjunctuur aan
(zie figuur 1). Van de vijf samenstellende componenten dragen drie bij
aan de neergang van de indicator in
augustus. Net als in de voorgaande
maanden zijn dit de IFO-indicator
voor Duitsland, de orderontvangsten
in de industrie en de reële geldhoeveelheid. De verwachte bedrijvigheid in de industrie levert al enige
maanden een positieve bijdrage, terwijl de omzet van nieuwe NCM-polishouders geen bijdrage levert aan de
verandering in de conjunctuurindicator.
De neergang van de conjunctuur
duurt inmiddels al twee jaar; de laatste top werd in maart 1990 bereikt.
De arbeidsmarkt heeft zich echter in
deze periode zeer gunstig ontwikkeld. In 1990 nam het aantal banen
in het bedrijfsleven gemeten in personen gemiddeld met 124.000 toe,
bijna 15.000 meer dan de toename in
1989. In 1991 lag de groei weliswaar
lager maar er kwamen toch nog
85.000 banen bij. Enerzijds hangt dit
samen met de trendmatige groei van
de produktie, die in 1990 en 1991 op
een hoog niveau lag (ruim 3% per

-4

n~U~Mn~N~m~M~~~~M~~Hn
jaar). Anderzijds is er sprake van een
vertraagde reactie van de werkgelegenheid op de groei van de produktie. Ondernemers zijn immers geneigd eerst af te wachten of een
produktiestijging respectievelijk -daling aanhoudt, voordat werknemers
worden aangetrokken dan wel ontslagen, vanwege de kosten die daarmee gemoeid zijn. Bovendien vergen wervings- en ontslagprocedures
enige tijd.
Figuur 2 geeft een indicatie van de
conjuncturele component in de
werkgelegenheid in de industrie, berekend volgens dezelfde methode
als de DNB-conjunctuurindicator. De
fluctuaties in de werkgelegenheid
zijn kleiner dan in de produktie. Dit
kan niet worden afgelezen uit de figuur omdat de reeksen zijn genormaliseerd, dat wil zeggen gedeeld door
hun standaarddeviatie. Het verschil
in intensiteit van de conjunctuuruitslagen kan worden afgemeten aan
de omvang van de standaarddeviaties van de reeksen. Deze bedroeg
voor de produktie in de beschouwde periode 1,8% en voor de werkge-

Figuur 1. DNB-cortjuru:tuurlrtdlcator
2

-2

Realisatie
Indicator

~

ESB 3-6-1992

85

~

92

legenheid slechts 0,6%. In de jaren
tachtig werden de conjunctuuruitslagen in de produktie kleiner en die in
de werkgelegenheid groter. Maar
ook in deze periode zijn de fluctuaties in de werkgelegenheid minder
sterk geweest dan die in de produktie. De genoemde afwachtende houding van de ondernemers blijkt behalve uit de minder grote aanpassing
van de werkgelegenheid ook uit het
achterlopen van de conjuncturele

schommelingen in de werkgelegenheid bij die in de produktie. Deze bedroeg in de jaren zeventig en tachtig
gemiddeld één jaar. De snelheid
waarmee het arbeidsvolume wordt
aangepast aan de fluctuaties in de
produktie blijkt in de jaren tachtig
gemiddeld niet groter te zijn dan in
de jaren zeventig. Dit zegt weinig
over de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Vormen van flexibilisering, zoals de inzet van uitzendkrachten en variatie in werktijden, komen
immers niet tot uitdrukking in het in
personen gemeten arbeidsvolume in
de industrie.
Concluderend kan op grond van het
verloop van de DNB-conjunctuurindicator de voorspelling worden
gedaan dat de groei van de werkgelegenheid in de industrie in 1992
verder naar beneden zal gaan.
Deze rubriek wordt samengesteld door
J.A. Bikker en C.]. Zonderland, respectievelijk werkzaam bij de afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie
en de Studiedienst van de Nederlandsche
Bank.

555

Auteurs