Afgenomen signaalwaarde van het hoger onderwijs
Aute ur(s ):
Brink, J. van den (auteur)
De auteur is als vierdejaars student verb onden aan de Utrecht School of Economics (uu). j.vandenbrink1@students.uu.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4434, pagina 258, 28 mei 2004 (datum)
Rubrie k :
Onderw ijs
Tre fw oord(e n):
Door recente ontwikkelingen in het Nederlandse onderwijsveld kan genoten onderwijs minder goed als arbeidsmarktsignaal dienen.
Moet de overheid zich richten op het verbeteren van de kwaliteit van het signaal?
Discussies over het onderwijsbeleid betreffen veelal het creëren van een grotere toegankelijkheid van het (hoger) onderwijs. De
signaalwaarde van het onderwijs komt slechts marginaal aan bod. Aan de hand van theorieën over menselijk kapitaal en signalering zal
worden betoogd dat deze wel degelijk relevant is. Eerst worden kort de theorie van menselijk kapitaal en die van signalering
weergegeven. Vervolgens komt de kwaliteit van het signaal scholing aan bod en wordt ingegaan op de werking hiervan in Nederland.
Hieruit wordt geconcludeerd dat de overheid zich zou moeten inspannen om de signaalwerking van het onderwijs te verbeteren.
Menselijk kapitaal
Gedurende de levenscyclus kan een individu investeren in menselijk kapitaal. Dit kan worden gezien als een investering onder
onzekerheid. Een individu zal blijven investeren in menselijk kapitaal totdat de marginale kosten gelijk zijn aan de (verwachte) marginale
opbrengsten. Op dat moment zal hij of zij zich aanbieden op de arbeidsmarkt om de scholing te gelde te maken. De eerste fase van de
levenscyclus is het meest waarschijnlijke moment om te investeren in menselijk kapitaal (Ben-Porath, 1967). De opportuniteitskosten zijn
dan laag en de terugverdientijd is lang.
De belangrijkste reden om te investeren in menselijk kapitaal is de hogere verdienste later in de levenscyclus. De vraag is hoeveel extra
loon een jaar extra scholing oplevert. Om dit te schatten kan een loonvergelijking worden opgesteld waarin het aantal jaren scholing
wordt opgenomen. De coëfficiënt vóór de scholingsparameter geeft de invloed aan van een jaar extra scholing.
De signaalwaarde van onderwijs
Omdat men bepaalde capaciteiten moet bezitten om een opleiding af te ronden, is het diploma een signaal van deze kwaliteiten. Deze
signaalwaarde van scholing wordt vooral interessant wanneer er sprake is van asymmetrische informatie. Een werkgever heeft in principe
geen informatie over een potentiële werknemer wanneer deze zich aanbiedt bij de organisatie. Aangezien bepaalde positieve
eigenschappen worden gewaardeerd in de vorm van een hoger loon heeft de sollicitant bovendien een prikkel om over dergelijke
eigenschappen te liegen.
Voor de onderneming is het aannemen van een werknemer een investering onder onzekerheid. Deze onzekerheid resulteert in een vraag
naar betrouwbare informatie. Een aanname die is gebaseerd op slechte informatie, kan namelijk gemakkelijk resulteren in hoge kosten.
De grondlegger van de signaaltheorie, Spence (1973), onderscheidt waarneembare en niet-waarneembare kenmerken. Een werkgever kan
potentiële werknemers slechts selecteren op hun waarneembare kenmerken: de signalen. Een waarneembare eigenschap als een diploma
kan echter wel een signaal geven over de niet-waarneembare kwaliteiten.
Bij het kijken naar de signalen zal de werkgever zich terdege bewust zijn van het feit dat de kosten van het signaal niet voor iedereen
gelijk zijn. Hoewel het collegegeld voor iedereen gelijk is, verschilt de opgeofferde tijd en moeite per persoon. Een belangrijke aanname is
dat de benodigde tijd en moeite negatief gecorreleerd zijn met de productiviteit van het individu. Een productiever individu zal eerder
kiezen voor een hogere opleiding omdat het hem minder tijd en moeite kost (Weiss, 1995). Scholing sorteert zo op productiviteit en geeft
hiermee een signaal aan potentiële werkgevers.
Bovenstaande signaalhypothese heeft invloed op de geschatte coëfficiënt voor de opbrengst van scholing. In een schatting waarin de
gecorreleerde karakteristieken niet los worden gezien, zal de coëfficiënt te hoog worden geschat. De invloed van de karakteristieken – die
al aanwezig zijn voordat het individu scholing volgt – wordt zo namelijk onterecht toegeschreven aan de scholing en hiermee wordt de
opbrengst van scholing overschat.
Kwaliteit van het signaal
Een aantal factoren is van invloed op de kwaliteit van het signaal, gegeven de kwaliteit van de aangeboden scholing. Deze kunnen uit
bovenstaande theorie worden gedestilleerd. Hieronder worden deze factoren kort besproken. Aan bod komen: de duur van de scholing,
de leeftijd van de student, de scholingskosten en het aantal studenten. De duur van de scholing van een individu is een indicatie van de
moeite die het kost om de opleiding af te ronden. Aangenomen dat de beste studenten het meest effectief kunnen studeren, volgt dat een
langere scholingsduur (in verhouding tot de nominale duur van de opleiding) een signaal is van slechte karakteristieken.
Vanuit het levenscyclusmodel weten we dat individuen ertoe neigen vooral in het begin van de levenscyclus te investeren in scholing.
De opportuniteitskosten zijn lager en de terugverdientijd langer. Door de hoge kosten zal een individu op latere leeftijd alleen een studie
oppakken als zijn kwaliteiten het waard zijn om nog te investeren in een signaal. De leeftijd van de student heeft dus een positieve
invloed op de kwaliteit van het signaal.
De kosten die aan scholing verbonden zijn, kunnen een drempel opleveren voor mindere studenten. Hoge kosten dienen dan als
selectiemechanisme en de groep waarvoor de opbrengsten opwegen tegen de kosten, zal kleiner worden. De gemiddelde kwaliteit van de
studenten stijgt en een kwalitatief beter signaal is het gevolg. Hoge studiebeurzen nemen de financiële drempels om te studeren
nagenoeg weg en dit komt de kwaliteit van het signaal niet ten goede.
Als de kosten laag zijn, zullen ook meer mensen gaan studeren. Als het behalen van de mastertitel zeer exclusief is omdat weinig
studenten de benodigde capaciteiten hebben, geeft dit een sterk signaal. Het succesvol afronden van een dergelijke opleiding geeft dan
blijk van uitstekende karakteristieken. Als echter veel mensen een dergelijke titel behalen, is er weinig exclusiefs meer aan en verliest het
signaal aan kracht.
Om ervoor te zorgen dat de hoge kosten geen drempel opwerpen voor slimme, maar minder draagkrachtige studenten, is het wel
noodzakelijk dat studenten toegang hebben tot een goed werkende kapitaalmarkt. De toegang tot de leenfaciliteiten kan dan worden
gekoppeld aan de selectie aan de poort die hieronder besproken wordt.
Gevolgen in Nederland
Een goede kwaliteit van het signaal is waardevol en komt het aannameproces ten goede. Hier komt nog bij dat er dan niet (of minder)
geïnvesteerd hoeft te worden in extra signalen.
De invloeden op de kwaliteit van het signaal zijn merkbaar op een aantal terreinen, welke worden besproken in onderstaande paragrafen.
Achtereenvolgens worden de volgende ontwikkelingen behandeld: de opkomst van ‘assessment centres’, selectie aan de poort en de
roep om een ‘Nederlandse Harvard’.
Een manier van kandidaten selecteren die tegenwoordig erg in trek is bij (vooral grote) ondernemingen, is het assessment centre.
Letterlijk betekent assessment: schatting, taxatie of selectie. Kandidaten met hetzelfde scholingsniveau worden getest op hun nietwaarneembare kwaliteiten om te kijken of zij geschikt zijn voor de vacature. De tests worden vaak afgenomen door gespecialiseerde
bedrijven en zijn relatief duur in vergelijking met het traditionele sollicitatiegesprek.
Kandidaten die voldoen aan de eisen van het functieprofiel, hebben meestal dezelfde scholing doorlopen en zouden dus evenveel
menselijk kapitaal kunnen bezitten. Een assessment centre wordt ingeroepen om toch onderscheid te maken tussen kandidaten. Het
toegenomen gebruik van assessment centres impliceert de vraag naar een extra signaal, boven op scholing. Blijkbaar voldoet scholing
niet (meer) als signaal.
De universiteit van Leiden kondigde kort geleden aan dat zij studenten wil gaan selecteren aan de poort. Met name voor de grote studies
als rechten en geschiedenis wil zij niet klakkeloos iedere vwo’er die zich aanmeldt, toelaten tot de opleiding. Door middel van een
toelatingstest wil de universiteit de mindere studenten er uit filteren.
Blijkbaar geeft ook het onderwijs op het vwo in Nederland geen eenduidig positief signaal af over de kwaliteit van de student. Door te
selecteren aan de poort wordt er voorafgaand aan de universiteit al een selectietoets afgenomen om de motivatie en de kwaliteit van de
aanmeldingen te peilen. Dit wijst op een achteruitgang van de signaalwaarde van de middelbare school. Doordat er voorafgaand aan het
hoger onderwijs al een toelatingstest is doorlopen, zal het signaal van het uiteindelijke diploma versterkt worden.
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap presenteerde onlangs haar nieuwe vierjaarlijkse beleidsplan voor het hoger
onderwijs (hoop, 2004). Er moet veel meer geld in de kenniseconomie worden geïnvesteerd. Bovendien pleitte het ministerie voor de
ontwikkeling van een Nederlandse topuniversiteit à la Harvard. Op korte termijn ontbreekt hiervoor waarschijnlijk de financiële ruimte,
maar dit voornemen is een teken aan de wand wat betreft de signaalwaarde van het Nederlandse hoger onderwijs.
Door de oprichting van een dergelijke topuniversiteit wordt meer differentiatie tussen studenten mogelijk. Een bovengemiddelde student
volgt nu nog een reguliere universitaire opleiding en moet na deze opleiding met behulp van alternatieve signalen zijn kwaliteiten kenbaar
maken aan potentiële werkgevers. Als hij of zij echter afstudeert aan een dergelijke topuniversiteit, dan is er minder noodzaak tot het
investeren in alternatieve signalen. De hogere kosten van een dergelijke opleiding worden opgevangen door een efficiënter
aannameproces.
Conclusie
Hierboven is beschreven dat er een trend is richting het creëren van alternatieve, betere signalen. Onderwijs voldoet blijkbaar niet meer
aan de signaaleisen. Het beleid van de overheid is er op gericht om de toegankelijkheid van onderwijs voor iedereen te waarborgen. Als
dat onderwijs echter niet het signaal biedt dat nodig is voor een efficiënte samenkomst van werkgevers en werknemers, dan schiet dit
beleid te kort. Vraag en aanbod van signalen zijn dan niet op elkaar afgestemd.
Aangezien er in het verleden al heel veel is gebeurd om de toegankelijkheid van het onderwijs te vergroten, ligt er nu een taak voor de
overheid om de signaalwaarde op te krikken. Dit kan bijvoorbeeld door het onderwijsaanbod meer te differentiëren, de drempel naar het
hoger onderwijs scherper te leggen of initiatieven zoals van de Leidse universiteit te ondersteunen en te stimuleren. n
Johan van den Brink
Literatuur
Ben-Porath, Y. (1967) The Production of Human Capital and the Life-Cycle of Earnings. Journal of Political Economy, 75(4), blz.
352-365.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2004) Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP) 2004. Den Haag.
Spence, M. (1973) Job Market Signalling. The Quarterly Journal of Economics, 87(3), blz . 355-374.
Weiss, A. (1995) Human Capital vs. Signalling Explanations of Wages. Journal of Economic Perspectives, 9(4), blz. 133-154.
Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)