Zonder etikettering geen welvaartswinst
Aute ur(s ):
Jongeneel, R.A. (auteur)
Feinerman, E. (auteur)
Jongeneel is universitair docent b ij de leerstoelgroep agrarische economie en plattelandsbeleid, Wageningen. Feinerman is hoogleraar aan de
Heb rew University, Rehovot, Israel en tevens als visiting professor verbonden aan de Mansholt Graduate School van Wageningen Universiteit. Met
dank aan Arie Oskam, Gerrit Meester en Liefke Huizinga. Roel.Jongeneel@ w ur.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4425, pagina 60, 6 februari 2004 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
biotechnologie
Met name de Europese consument staat kritisch tegenover genetische modificatie. Genetisch gemodificeerde producten zijn daarom
alleen welvaartsverhogend als er een systeem van etikettering komt.
Het debat over biotechnologie is de laatste jaren mede bepaald door ontwikkelingen op het gebied van voedselveiligheid. Hoewel er
geen direct verband met biotechnologie is, hebben de recente voedselschandalen in de eu (de dioxinecrisis, de gekke koeienziekte bse,
de mkz-crisis en de vogelpest) bij de consumenten een toenemende weerzin en wantrouwen gecreëerd tegen ‘onnatuurlijk’ geknoei met
voedsel. Uit een Eurobarometer-onderzoek onder 16.000 eu-consumenten bleek dat meer dan de helft denkt dat genetisch gemodificeerde
(gg-) producten niet zonder risico’s en gevaren zijn1. Verder vond 95 procent van de respondenten dat ze het recht hadden om al dan niet
voor gg-producten te kunnen kiezen. Consumenten- en milieubewegingen in de eu pleiten daarom voor een adequaat systeem van
etikettering, voor importbarrières en soms zelfs voor een totaalverbod op de verkoop van gg-producten.
Het debat over biotechnologie is gediend met feitelijke informatie over de gevolgen en risico’s van gg-producten. Daar hoort ook
informatie over de economische consequenties bij. De vraag die in dit artikel centraal staat, is wat de welvaartseffecten van de
introductie van genetisch gemanipuleerde producten in de sojamarkt zijn. Hierbij wordt expliciet gekeken naar de economische
consequenties van etikettering.
Etikettering
De consumptie van gg-producten ligt gevoelig bij de (Europese) consument. Alleen door etikettering hebben consumenten zekerheid
over wat voor type soja ze consumeren. Aan een product zelf is niet te zien of het met traditionele soja of gg-soja is geproduceerd. Ook
na consumptie is dit niet vast te stellen. Gg-producten zijn daarom vertrouwensgoederen. Omdat het gevoelig ligt, heeft de voedings- en
genotsmiddelenindustrie zelf etikettering ingesteld, ondanks dat dit betekent dat ze met gescheiden kanalen moeten gaan werken,
hetgeen duur is. Zoals Eaton en Van Tongeren in dit nummer van esb laten zien, wordt deze regulering aanzienlijk aangescherpt2.
Etikettering is voor consumenten die veel weerstand tegen gg-producten hebben nutsverhogend, omdat zij dan zekerheid hebben over
wat ze consumeren. Voor consumenten die indifferent zijn, is etikettering niet nutsverhogend. Sterker nog, zij zouden bij etikettering wel
eens slechter af kunnen zijn omdat dit tot hogere kosten en dus een hogere prijs zal leiden.
Simulatiemodel
Om de effecten van etikettering en een totaalverbod op gg-producten na te gaan, is er een simulatiemodel gemaakt. In het partiële
evenwichtsmodel worden twee regio’s (eu en de rest van de wereld) en drie goederen (normale soja, gg-soja en een alternatief gewas)
onderscheiden. Afhankelijk van de relatieve winstgevendheid produceren de boeren normale soja of gg-soja. Die winstgevendheid
hangt af van de ‘kwaliteit’ van de landbouwgrond. Op gronden met een hoge druk van onkruiden is gg-soja extra aantrekkelijk, omdat het
tegen lagere kosten en effectiever te bestrijden is. Op gronden met weinig onkruidproblemen is de normale soja het meest attractief.
Beide gewassen leveren in dat laatste geval dezelfde productie per hectare, maar het zaaigoed van normale soja is circa dertig procent
goedkoper dan dat van het gg-type.
De consumenten variëren in de attitude die ze hebben met betrekking tot gg-soja. In de eu komen relatief veel consumenten voor die een
negatieve attitude hebben ten aanzien van gg-soja of producten waarin gg-soja is verwerkt. In de rest van de wereld staan de
consumenten overwegend positief ten opzichte van gg-soja3. Het model is gekalibreerd op basis van empirisch plausibele vraag- en
aanbodelasticiteiten.
Scenario’s
In het model zijn de volgende scenario’s onderscheiden (zie tabel 1). Allereerst is er het basisscenario (scenario 1) waarin traditionele en
gg-soja beide worden geproduceerd, maar waarbij er geen sprake is van etikettering. Het tweede scenario is een scenario met etikettering.
Aan etikettering zijn kosten verbonden in verband met het organiseren van twee gescheiden verwerkingskanalen. Over de hoogte van
die kosten van gescheiden marktkanalen bestaat op dit moment nog veel onzekerheid. Daarom is bij het etiketteringscenario onderscheid
gemaakt in drie verschillende niveaus van scheidingskosten (zie scenario’s 2a, 2b en 2c met scheidingskosten van respectievelijk 0, 12 en
32 dollar per ton). Het derde scenario betreft een totaalverbod op gg-soja in de wereld.
Tabel 1. Simulatieresultaten van consumptie, productie en prijzen
scenario
1. geen etikettering
scheidingskosten per ton in dollars
consumptie (miljoen ton)
Europese Unie
normale soja
gg-soja
totaal
rest van de wereld
normale soja
gg-soja
totaal
productie (miljoen ton)
normale soja
gg-soja
totaal
prijzen ($ per ton)
normale soja (producent)
idem (gebruiker in eu)
gg-soja (producent)
idem (gebruiker in eu)
2. etikettering
a. 0
b. 12
c. 32
3. ggo-verbod
32,7
2,9
31,7
34,5
3,2
31,3
34,5
5,1
29,2
34,2
0,0
31,8
31,8
95,3
63,0
31,7
94,8
67,2
27,6
94,8
84,5
10,6
95,0
0,0
85,3
85,3
89,6
38,4
128,0
65,9
63,4
129,3
70,3
59,0
129,3
89,6
39,7
129,3
0,0
117,1
117,1
260,0
275,0
260,0
275,0
288,2
278,3
263,8
303,2
305,2
310,8
267,3
265,5
262,7
282,3
280,5
277,7
345,3
360,3
–
Basisscenario
In het basisscenario is er geen etikettering en weten consumenten niet wat ze consumeren. Er is aangenomen dat het aandeel van gg-soja
in de totale productie dan zeventig procent is. De prijs voor de gebruikers van soja in de eu ligt dan op $ 275 per ton boonequivalent. De
wereldmarktprijs op producentenniveau ligt circa vijftien dollar per ton lager vanwege de transportkosten naar de eu.
Etiketteringscenario
Als er sprake is van etikettering (tweede scenario) dan stijgt de totale consumptie van sojaproducten in de eu. Bij gebrek aan etikettering
gebruiken consumenten in de eu met een negatieve attitude ten opzichte van gg-soja immers minder soja. In de rest van de wereld gaat
de totale consumptie van sojaproducten iets naar beneden, omdat door etikettering het gemiddeld prijsniveau van soja omhoog gaat. De
scheidingskosten leiden er toe dat de prijs die de gebruikers betalen hoger is dan de prijs die producenten ontvangen. Voor de gg-soja
geldt dat de prijs die de gebruiker betaalt gelijk is aan de prijs die de teler ontvangt plus de transportkosten. Voor normale soja geldt dat
de wig tussen consumenten en producentenprijzen behalve van de transportkosten ook afhangt van de scheidingskosten. De
scheidingskosten drijven de consumentenprijs op en drukken de producentenprijs namelijk naar beneden. Overigens hebben
toenemende scheidingskosten ook een negatief effect op de producentenprijs voor gg-soja, zij het minder extreem.
Etikettering heeft ook het effect dat het aandeel van gg-soja in de productie ten opzichte van scenario 1 terugloopt van 70 procent tot
ongeveer 55 procent. Voor producenten van gg-sojazaaigoed dreigt bij etikettering dus een fors omzetverlies. Als de scheidingskosten
stijgen, zoals in de scenario’s 2b en 2c, dan verbetert de relatieve positie van gg-soja.
In het geval de scheidingskosten $ 32 per ton bedragen, komen de wereldmarktprijzen op producentenniveau voor de beide sojatypen
dicht bij elkaar te liggen (circa $ 263 per ton) en gaat voor hen de situatie steeds meer op het scenario zonder etikettering lijken.
Als de prijzen voor traditionele soja in de etiketteringscenario’s vergeleken worden, dan blijkt dat de producenten ongeveer tachtig
procent van de scheidingskosten moeten betalen. Immers, van scenario 2a naar 2b nemen de scheidingskosten met twaalf dollar per ton
toe, terwijl de producentenprijs met tien dollar per ton naar beneden gaat en de gebruikersprijs met twee dollar per ton toeneemt.
Totaalverbod
Het derde scenario representeert een wereld waarin er sprake is van een totaalverbod op gg-soja. De bedoeling van dit scenario is om te
kijken of de ontwikkeling van de gg-sojaboon wel – in termen van welvaart – tot vooruitgang leidt. Zoals tabel 1 laat zien, wordt er in dat
geval zowel in de eu als in de rest van de wereld minder sojaproducten geconsumeerd dan in de beide andere scenario’s. De reden is dat
de totale productie in dit scenario met vier procent terugloopt. Sojaproducten worden dus relatief schaarser met als gevolg een fors
hogere prijs en lagere consumptie.
Welvaartseffecten
tabel 2 geeft de welvaartseffecten weer van de verschillende scenario’s ten opzichte van scenario 1. Zoals verwacht leidt etikettering
(scenario 2a) tot een verhoging van de consumentenwelvaart in de eu. De consumenten in de eu hebben immers een negatieve attitude
ten opzichte van gg-soja en gaan erop vooruit als ze ook voor normale soja kunnen kiezen, zelfs als ze daar meer voor moeten betalen.
Het totale welvaartseffect in de eu van $ 1,2 miljard is de som van de welvaartstoename bij consumenten die een voorkeur hebben voor
traditionele soja en daar daadwerkelijk voor kunnen kiezen en het welvaartsverlies vanwege de gestegen prijzen voor traditionele en ggsoja. Het positieve effect van de vergrote keuzevrijheid domineert het negatieve effect van de prijsstijging. Per saldo is de
welvaartsverandering daarom positief.
Tabel 2 Welvaartseffecten uitgedrukt in consumenten- en producentensurplus, in miljarden dollars
scheidingskostenbeleid
per ton in dollars
consumentensurplus
consumentensurplus
rest van de wereld
producentensurplus
rest van de wereld
eu
1. geen etikettering
2. etikettering
a. 0
b. 12
c. 32
3. ggo-verbod
–
1.2
-1.1
1.2
-1.4
1.0
-2.1
-0.6
-6.1
–
2.5
2.7
1.7
1.5
0.6
-0.5
6.7
-0.0
In de rest van de wereld gaan consumenten er bij etikettering $ 1,1 miljard op achteruit, ofwel vier procent. Het prijsstijgingeffect
domineert daar het keuzevrijheideffect zodat het consumentensurplus per saldo daalt. Het producentensurplus neemt met $ 2,5 miljard
(vier procent) toe. Dit komt omdat nu met name door de consumenten in de eu voor normale soja een premie wordt betaald waar de
producenten van profiteren. Bovendien stijgt de vraag als geheel.
Ook wanneer rekening wordt gehouden met de scheidingskosten van twaalf dollar per ton (scenario 2b) neemt de totale welvaart in de
wereld nog met $ 1,5 miljard toe. Zijn de scheidingskosten hoger ($ 32 per ton, scenario 2c), dan zakt het welvaartssurplus op
wereldniveau met een half miljard dollar terug tot onder de situatie zonder etikettering4. Voor de consumenten in de eu en de
producenten elders in de wereld is die situatie echter te verkiezen boven een situatie zonder etikettering.
Een totaalverbod op gg-soja (scenario 3) is qua geaggregeerde welvaart ongeveer even slecht of goed als in de situatie zonder
etikettering. Met name de consumenten in de rest van de wereld zouden het meest worden getroffen door zo’n maatregel. De
producenten zouden er bij een totaalverbod op gg-sojaproducten het meest op vooruit gaan. Dat technische vooruitgang of innovatie in
een markt met een inelastische vraag tot welvaartsverlies voor producenten kan leiden, is ook bekend uit andere studies.
Attitudeverschuivingen
De komst van gg-soja leidt nauwelijks tot een positief welvaartseffect als er niet tegelijkertijd geëtiketteerd wordt. Echter, naast
onzekerheid over scheidingskosten is er ook onzekerheid over de attitudeverdeling van de consumenten. De attitudeverdeling en
eventuele verschuivingen daarin kunnen de welvaartseffecten fors beïnvloeden. Als consumenten in de eu door voorlichting een
positieve attitude ten opzichte van gg-producten krijgen, dan zouden gg-producten ook zonder etikettering welvaartsverhogend zijn.
Zou men daarentegen in de rest van de wereld even bezorgd raken als in de eu, dan zou het consumentensurplus van die groep er in
scenario 2a er geen $ 1,1, maar $ 3,9 miljard op achteruit gaan. De geaggregeerde welvaart verandert dan slechts marginaal. Wel verandert
de verdeling tussen producenten en consumenten ten gunste van de producenten.
Conclusie
Etikettering werkt welvaartsverhogend omdat het de keuzevrijheid van consumenten vergroot. Dit is vooral in het belang van de
Europese consumenten met een relatief negatieve attitude ten opzichte van gg-producten. Etikettering leidt per saldo ook tot hogere
prijzen. De consumenten in de rest van de wereld, die zich minder bezorgd maken over de gg-kwestie dan consumenten in de eu, gaan er
daarom iets op achteruit. Producenten gaan er potentieel op vooruit. Hoeveel ze er op vooruit gaan hangt sterk af van de
scheidingskosten. Als deze hoger worden dan $ 32 per ton dreigt hun welvaartsvoordeel te verdwijnen.
Zeker indien blijkt dat de scheidingskosten in de praktijk meevallen, zal etikettering leiden tot een significante reductie in de teelt van ggsoja. Het zijn daarom vooral de producenten van gg-zaden (zoals de multinational Monsanto) die zullen verliezen bij etikettering. Dit
verklaart ook hun weerstand tegen aanscherping van de etiketteringseisen.
De welvaartseffecten moeten overigens met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Er blijft vooralsnog onzekerheid bestaan
ten aanzien van de extra kosten die ontstaan door de noodzaak om twee gescheiden systemen te hebben bij etikettering. Daarnaast is er
onzekerheid ten aanzien van de attitudeverdeling van de consumenten in de eu en in de rest van de wereld. Bovendien is bij de
welvaartseffecten zoals hier gepresenteerd geen rekening gehouden met de welvaartswinst van de producenten van zaaigoed voor ggsoja5.
Roel Jongeneel en Eli Feinerman
1 EU Commissie, Europeans, science and technology, Eurobarometer rapport 55.2, DG-Research, 2001.
2 D.J.F. Eaton en F.W. van Tongeren, Etikettering kan averechts werken, ESB, 6 februari 2003, blz. 57-59.
3 Zie E. Feinerman en R. Jongeneel, Welfare implications of genetically modified products with heterogeneous consumer attitudes:
Two-region analysis of the soybean complex (mimeo), Wageningen University, 2002. Onze analyse verschilt van die van Abdalla e.a.
(2003). Zij gebruiken een algemeen evenwichtsmodel waarin geen rekening wordt gehouden met variatie in consumentenattitudes en
daardoor optredende vraageffecten. De consumentenbaten van etikettering worden zo dus bij voorbaat al onderschat. (Zie A. Abdalla, P.
Berry, P. Conwell, Q.T. Tran en B. Buetre, Agricultural biotechnology; potential for use in developing countries. Canberra, ABARE,
eReport 03.17, 2003).
4 Eaton en Van Tongeren laten zien dat dergelijke scheidingskosten (twaalf procent van de producentenprijs) niet onmogelijk zijn. Zie
tabel 1 in hun bijdrage in dit nummer van ESB, blz. 58.
5 Dit effect wordt geschat op 358 miljoen dollar (zie G. Moschini, H. Lapan en A. Sobolevsky, RounUp Ready soybeans and the welfare
effect in the soybean complex, Agribusiness, jrg. 16, 2000, blz. 47).
Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)