Bart van Riel
Senior beleidsmedeÂ
werker SER
Volgens Van Dalen en Henkens is de
Nederlandse arbeidsmarkt gesloten vanwege
de geringe bereidheid van werknemers elders
te gaan werken en de geringe bereidheid van
werkgevers om mensen van elders aan te
nemen. Ze contrasteren dit met de situatie
in het Verenigd Koninkrijk waar werkgevers
veel meer bereid zijn mensen van buiten aan
te nemen (de vraag of Britse werknemers
meer bereid zijn elders te werken blijft onbeantwoord). De auteurs suggereren dat de
Nederlandse werkgevers in het licht van de
vergrijzing kortzichtig zijn.
Een alternatieve verklaring voor het verschillend gebruik door Britse en Nederlandse
werkgevers van de internationale arbeidsmarkt
is het beschikbare buitenlandse aanbod. Mede
vanwege de taal, de aantrekkingskracht van de
Britse jeugdcultuur, maar vooral ook door de
meer open grenzen dan elders in de EU-15,
zijn er sinds 2004 bijna 800.000 veelal jonge
werknemers uit de nieuwe lidstaten (vooral
Polen) naar het VK gegaan. In 2005 kwam
bijna de helft van alle arbeidsmigranten het
VK binnen via het zogeheten worker registration-programma (House of Lords, 2008). Dit
biedt werknemers uit de nieuwe lidstaten een
gemakkelijke toegang tot de Britse arbeidsmarkt. Een kwart van de arbeidsmigranten
kwam op de Britse arbeidsmarkt via een
werkvergunning die afgegeven wordt als er
geen vergelijkbaar aanbod in de EU voorhanden is. Ook het aantal arbeidsmigranten van
buiten de EU dat op deze wijze het VK binnenkwam is de laatste jaren flink gestegen.
Via het door Van Dalen en Henkens genoemde
Britse puntensysteem kwam in 2005 nog geen
vijf procent van de arbeidsmigranten binnen.
Niet zozeer het selectieve arbeidsmigratiebeleid maar de opener opstelling naar de nieuwe
lidstaten is dus primair verantwoordelijk voor
het grotere buitenlandse aanbod op de Britse
arbeidsmarkt. In Nederland moesten werk-
reactie
Reactie op: Internationale
arbeidsmarkt blijft onbenut
gevers tot voor kort voor werknemers uit de
nieuwe lidstaten een werkvergunning aanvragen, hoewel niet voor alle sectoren, zoals
de land- en tuinbouw, een arbeidsmarkttoets
gold. Voor Roemeense en Bulgaarse werknemers geldt deze regeling nog steeds. Een en
ander verklaart waarom, in vergelijking met het
VK, buitenlandse werknemers hier veel minder
breed worden ingezet. Het relatief gesloten
karakter van de Nederlandse arbeidsmarkt
lijkt dus eerder samen te hangen met het
overheidsbeleid dan met de bereidheid van
Nederlandse werkgevers om gebruik te maken
van de internationale arbeidsmarkt. Van Dalen
en Henkens suggereren dat er door vergrijzing
structurele tekorten op de arbeidsmarkt ontstaan. Dit valt echter te betwijfelen. De evenwichtsherstellende krachten op de arbeidsmarkt zorgen ervoor dat op lange termijn de
werkgelegenheid zich richt op de beschikbare
arbeidskrachten (SER, 2005). Het is ook niet
waarschijnlijk dat de evenwichtswerkloosheid
door vergrijzing zal dalen (CPB, 2006). Om de
effecten van vergrijzing op de ontwikkeling van
het toekomstige arbeidsaanbod te niet te doen
zijn onrealistisch grote aantallen arbeidsmigranten nodig, en wat misschien nog belangrijker is, omdat de arbeidsmigranten zelf ook
vergrijzen zijn er steeds meer migranten nodig
(SER, 2002). Omdat, met uitzondering van
Afrika, migratie een mondiaal fenomeen is,
is het de vraag waar al deze mensen vandaan
zouden moeten komen (SER, 2007).
Literatuur
CPB (2006) Economische Verkenning 2008–2011. CPB
Document 129. Den Haag: CPB.
House of Lords (2008) The Economic Impact of Migration,
vol. 1, Select committee on Economic Affairs, 1st
Report of Session 2007–2008.
SER (2002) EU en Vergrijzing. Den Haag: SER.
SER (2005) Van alle leeftijden. Den Haag: SER.
SER (2007) Arbeidsmigratiebeleid. Den Haag: SER.
ESB
april 2008
41