Achter de dijken
De watersnood heeft niet alleen veel emoties losgemaakt bij deltabewoners wier have en goed door het
water bedreigd werd, maar ook problemen aan de
oppervlakte gebracht die te maken hebben met het
functioneren van het openbaar bestuur, de staat en
de democratic1. Boze burgers vragen zich af hoe het
mogelijk is dat de dijkverzwaring zo lang op zich
heeft laten wachten, terwijl de plannen daarvoor al
tien jaar of langer klaar liggen. Ministers en lokale
bestuurders zijn met elkaar in de clinch geraakt over
wie er nu eigenlijk de coordinerende bevoegdheid
voor de bestrijding van de wateroverlast heeft. Om
erger te voorkomen, heeft premier Kok in allerijl een
Deltawet voor de dijken gelanceerd en beraadt het
kabinet zich over het uitvaardigen van een Noodwet
om slepende procedures buiten werking te stellen
die de dijkversterking kunnen ophouden. Kennelijk
wordt de eeuwige strijd tegen het water, waarin de
staat der Nederlanden zijn oorsprong vindt, dezer
dagen niet op de meest efficiente wijze gevoerd. Hoe
komt dat en hoe kan het beter?
Om de gang van zaken te begrijpen, is het goed
kort in de geschiedenis te duiken. Zoals bekend behoort het leveren van zuiver collectieve goederen tot
de oudste staatstaken. De klassieke nachtwakersstaat
richtte zich primair op de zorg voor de veiligheid van
de burgers door leger, dijken en politic. Daarbij paste
een krachtig gezag om de uitvoering en financiering
van de voorzieningen desnoods met harde hand af te
dwingen. In de tweede helft van de vorige eeuw en
in de loop van deze eeuw kwamen de waarborgstaat
(handhaving van de rechtsorde) en de welvaartsstaat
(bescherming van de burger tegen economische risico’s) tot ontwikkeling. Dit mondde uiteindelijk uit in
de verzorgingsstaat met als ultieme doel door herverdeling van inkomens en kansen de burger zo goed
mogelijk te beschermen tegen de wisselvalligheden
van het leven.
De verandering in de aard van de goederen die
door de staat worden voortgebracht (herverdeling),
ging ook andere eisen stellen aan de politick. Veel
minder draait het om beslissers die de veiligheid kunnen organiseren, veel meer om overleggers en onderhandelaars die een zo groot mogelijk draagvlak voor
de maatschappelijke herverdeling kunnen creeren. In
dat beeld passen omzichtige bewegingen en langdurige procedures om alle tegenstrijdige belangen uiteindelijk zoveel mogelijk onder een noemer te brengen.
Het vereist een ander type politicus dat minder geschikt is om dijken aan te leggen. Want als het water
rijst, is geen overleg nodig, maar actie.
Dat het hier niet om een toevallig fenomeen gaat,
zien we als we naar de voorziening van andere zui-ver collectieve goederen kijken. De bestrijding van
de criminaliteit is een van de hoogste politieke prioriteiten van het moment. Ook hier wordt gevraagd om
een deltaplan tegen de misdaad. De criminaliteitsbestrijding loopt echter vast in bestuurlijke competentie-
ESB 8-2-1995
kwesties en het onvermogen van de politick om overtuigende lijnen voor de misdaadbestrijding uit te zetten. Waar de politick het laat afweten, grijpen uitvoeringsinstanties hun kans. Politiechefs stippelen in de
media het te voeren criminaliteitsbeleid uit. Rijkswaterstaat bepaalt waar de dijken moeten komen. Generaals maken uit welke taken het leger moet verrichten. Keuringsinstanties bepalen (althans tot voor
kort) wie recht heeft op een WAO-uitkering.
Het antwoord op die ontwikkeling is niet dat de
nationale politick zich meer met de uitvoeringspraktijk moet gaan bemoeien. Daar past juist uiterste terughoudendheid. De zinvolheid van een ver doorgevoerde scheiding van beleid en uitvoering werd
tijdens de watersnood bevestigd door de effectiviteit
waarmee de organisatie van de hulpverlening op
lokaal niveau is verlopen. Burgemeesters, dijkgraven
en provinciebestuurders waren de functionarissen
om wie het draaide. Landelijke politici hadden het
nakijken. In voorkomende gevallen werden Kamerleden zelfs van de plekken des onheils geweerd. De
positie aan de zijlijn riep bij sommige politici echter
onvrede omtrent hun rol in het Hollands drama op.
Zo probeerde minister Dijkstal van Binnenlandse
Zaken de algehele coordinatie van de hulpverlening
naar zich toe te trekken, hoewel duidelijke redenen
daarvoor ontbraken. Het illustreert slechts een dieper
liggend probleem: een nationale politick die zoekt
naar haar rol in het verschuivende politieke krachtenveld. Aan de ene kant immers wordt het politieke
domein uitgehold door overheveling van bevoegdheden naar supranationaal niveau (Brussel), aan de
andere kant vraagt effectief bestuur om decentralisatie van bevoegdheden naar het lokale niveau en van
uitvoerende taken naar op afstand geplaatste agentschappen en andere uitvoeringsorganen.
Het is natuurlijk te gemakkelijk om onze ministers en Kamerleden te verwijten dat zij niet het uiterste hebben gedaan om de veiligheid van Nederlandse ingezetenen te waarborgen. Zoals altijd gaat het
om een afweging van prioriteiten en kunnen niet alle
politieke aandacht en middelen op een onderwerp
worden geconcentreerd. Belangrijker is het te beseffen dat er structurele oorzaken zijn, waardoor de
voorziening van zuiver collectieve goederen, zoals
veilige dijken, in het gedrang is geraakt. Die problemen kunnen alleen worden opgelost als de politick
voor zich zelf een krachtiger rol opeist, niet in de
vorm van meer bemoeienis met de uitvoering, maar
in het maken van heldere beleidskeuzen en het toezien op de nauwlettende nakoming daarvan.
L. van der Geest
1. Zie ook H. Smeets, Het water, de staat en de democratic,
NRCHandelsblad, Zaterdags bijvoegsel, 4 februari 1995.