V etenschap
David Gordon
contra het
fatalisme
In de economische wetenschap en
onder economische beleidsbepalers
heerst steeds meer de overtuiging
dat de samenleving niet maakbaar
is. Het afnemende geloof in de maakbaarheid van de samenleving komt
onder meer tot uiting in de stelling
dat nationale overheden niet langer
in staat zijn om een onafhankelijk
economisch beleid te voeren. De intensivering van de internationale
concurrentie, de kapitaalmobiliteit
en integratie van de wereldeconomie worden hiervoor vaak als oorzaken opgevoerd. Dat niet iedereen
deze ideeen deelt, bleek onlangs in
Tilburg, waar professor David Gordon (New School for Social Research, New York) optrad voor de
Vereniging Voor Politieke Ekonomie
(WPE). Volgens Gordon is de empirische onderbouwing van deze opvattingen wankel, waardoor er ten
onrechte fatalistische beleidsconclusies worden getrokken.
10
Structurele veranderingen
gegaan op financiele in plaats van
Ergernis over de fatalistische opvat-
produktieve investeringen. Tegelijkertijd worden produktieve investeringen in toenemende mate gecon-
tingen over de mogelijkheden voor
een sociaal-democratisch overheidsbeleid heeft Gordon er rond 1985
toe gebracht zich met dit thema bezig te houden. Het fatalisme berust
volgens Gordon in feite op twee elkaar aanvullende opvattingen over
een nieuwe structuur van de wereld-
economie, als opvolger van de ‘Pax
Americana”.
De eerste opvatting is dat er een
nieuwe internationale arbeidsverdeling is ontstaan waarin laagbetaalde
arbeid in Zuid en hooggeschoolde
en dure arbeid in Noord wordt ge-
concentreerd. De hoge groei van de
NIC’s (newly industrialized countries) wordt als een indicator van
deze tendens gezien. Volgens Gordon moet het groeiende aandeel van
de NIC’s in de totale wereldhandel
vanaf eind jaren zestig echter vooral
worden gezien als het heroveren
van de verliezen die in de jaren veer-
centreerd in een beperkt aantal
‘veilige havens’ in de turbulente zee
van de wereldeconomie. Zo zijn de
buitenlandse investeringen van Amerikaanse ondernemingen geconcentreerd in zeven van de 108 derde-wereldlanden.
Het bestaan van deze veilige havens
bewijst volgens Gordon dat het belang van de nationale staat eerder is
toegenomen dan verminderd omdat
zij nu een relatief stabiele institutionele omgeving voor multinationale
ondernemingen moet creeren. Uit
studies naar de determinanten van
overzeese multinationale investeringen blijkt namelijk dat het plaatselijke ondernemingsklimaat (waarvoor
ondernemingen allerlei stabiliteitsindices hanteren) en de lange-termijn
institutionele arrangementen (in het
bijzonder stabiliteit van de wissel-
tig en vijftig zijn opgelopen. Over
een lange periode genomen is het
aandeel van de betreffende landen
koersen) veel belangrijker zijn dan
verschillen in loonhoogtes en ande-
in de wereldhandel constant geble-
de toegenomen internationale concurrentie volgens het aloude marxis-
ven en vanaf het midden van de jaren zeventig neemt de groei van de
NIC’s eerder af 1 .
De tweede opvatting is die van een
re produktiekosten. Daarnaast zou
tische idee geleid moeten hebben
tot kleinere verschillen in winstvoet
tussen landen. Uit empirisch onder-
mondialisering van de produktie. De
zoek van Gerald Epstein blijkt dat
produktie wordt gedecentraliseerd,
dit niet het geval is geweest .
Op basis van deze bevindingen concludeerde Gordon vijf jaar geleden
waarbij de locatie bepaald wordt
door de hoogte van de produktiekosten. Tegelijkertijd echter is er sprake
dat de wereldeconomie in bepaalde
van een centralisatie van de coordinatie van transnationale ondernemin-
opzichten meer ‘gesloten’ is geworden en dat de staat een belangrijke
bemiddelende rol speelt in de relaties tussen de wereld en de nationale economie. De politieke implicatie
hiervan is dat kapitaal weliswaar
gen. Deze hypotheses zijn moeilijk
te toetsen. De trend naar kleinere
vestigingen, zoals beklemtoond
door de theoretic! van de ‘flexibele
specialisatie’, begon bij voorbeeld al
in de jaren twintig. Kijken we naar
zeer machtig is maar dat er in het
herstructureringsproces vooral op lo-
landse investeringen door Ameri-
kaal en regionaal niveau veel manoeuvreerruimte aanwezig is voor
kaanse bedrijven, dan is er geen
politieke mobilisatie en interventie.
sprake van een versnelde toename
maar eerder van een vermindering
daarvan.
Recente ontwikkelingen
het tempo en het patroon van buiten-
Volgens Gordon wijzen de moeilijk-
heden om bovengenoemde hypothesen te onderbouwen crop dat er
sprake is van het verval van de oude
structuur, de ‘Pax Americana’, terwijl
Sinds Gordons onderzoek in
1985/’86 en de feitelijke publikatie
van de resultaten in 1988 is er gigantisch veel gebeurd. Daarom vroeg
Gordon zich in het tweede gedeelte
van zijn lezing af of recente ontwik-
een transformatie nog niet heeft
plaatsgevonden. Het uiteenvallen
van het Bretton Woods-systeem en
de overgang naar flexibele wisselkoersen hebben geleid tot bijzonder
hevige fluctuates en instabiliteit van
de wereldhandel. Deze fluctuates
bemoeilijken lange-termijninvesteringen, waardoor kapitalisten zijn over-
1. Voor een precieze cijfermatige onderbouwing verwees Gordon naar zijn artikel “The global economy: new edifice or
crumbling foundations?” in New Left Review, nr. 168.
2. G. Epstein, International profit rates
equalisations and investments, Department of Economics, University of Massachusetts, Amherst, unpublished.
kelingen een herziening van zijn
standpunt noodzakelijk maken.
Allereerst is de greep van de vrijemarktideologie enorm versterkt. Dit
mogelijk is om van een nieuwe structuur te spreken. Het is volstrekt on-
van de ineenstorting van het Sovjeteconomische model, maar ook uit
de beperkte beleidsopties die derde –
duidelijk welke plaats deze landen
in een nieuwe arbeidsverdeling gaan
innemen. Gordon verwacht een lange transitiefase en onderschrijft dan
ook niet de euforie van zijn Amerikaanse collega’s die nu eindelijk
wereldlanden en westerse landen
worden gelaten wanneer zij een aan-
kans zien hun tekstboekmodellen
werkelijkheid te zien worden.
passingsbeleid moeten voeren. De
noodzaak om tegen het vrije-marktdenken in te gaan is de afgelopen
De derde wereld staat er slecht voor;
de economische groei neemt zelfs in
landen als Zuid-Korea af. De hoge
periode alleen maar sterker gewor-
schuldenlast en de fragiliteit blijven
den. De verwachte tendensen naar
protectionisme zijn beperkt gebleven, terwijl de grilligheid van de wereldhandel minstens op hetzelfde niveau is gebleven. Zolang dat zo
blijft, is het niet mogelijk om van
belangrijke bronnen van instabiliteit
in de wereldeconomie. Tegelijkertijd
raakt de derde wereld meer ge’inte-
blijkt niet alleen uit de interpretatie
greerd in de wereldeconomie. Deze
integratie wordt meer en meer gedic-
teerd door het IMF en de Wereld-
een nieuwe structuur te spreken.
bank. De groeiende invloed van
Ook wat betreft het gewicht van financiele investeringen, nationale verschillen in winstgevendheid en de
deze organen is waarschijnlijk de belangrijkste institutionele verandering
van dit moment en bewijst dat de politick steeds belangrijker wordt.
Over de ophef over nieuwe produktiesystemen zoals het ‘flexibele specialisatie’-model of ‘Toyotisme’ als
opvolgers van het Fordisme is Gor-
rol van politieke interventies stelt
Gordon dat deze ontwikkelingen
zijn interpretatie eerder bevestigen
dan tegenspreken.
Op het institutionele vlak ziet Gordon vijf belangrijke ontwikkelingen.
Ten eerste is duidelijk geworden dat
het echt rechtse beleid van Reagan
gefaald heeft, zelfs naar zijn eigen
maatstaven. Zo zijn bij voorbeeld de
produktieve investeringen in de jaren tachtig met een kwart afgenomen. Het gevoerde beleid heeft daarentegen tot zeer hoge kosten geleid.
Er is in feite geleend van de rest van
de wereld, het milieu, toekomstige
generaties en de infrastructuur. De
Amerikaanse economic staat er kortom op dit moment zeer slecht voor.
Vervolgens is Gordon getroffen door
de parallellen tussen de Gemeenschappelijke markt en het IMF. Deze
supra-nationale instanties krijgen
steeds meer gewicht. Het is moeilijk
de implicaties hiervan te bepalen
omdat er op dit vlak nauwelijks ervaring is. Organisaties als de Wereld-
bank en het IMF zijn belangrijke instrumenten van de buitenlandse
politiek van de Verenigde Staten geworden, want net zoals de Federal
Reserve Board, ontsnappen deze organisaties aan het afleggen van publieke verantwoordelijkheid.
Ten slotte ging Gordon in op de
ruimte voor progressief en sociaaldemocratisch economisch beleid.
Kunnen we een economic runnen
door lonen te verhogen? Ook op dit
punt kan de gangbare opvatting, dat
een politiek van hoge lonen en uitkeringen, volledige werkgelegenheid
niet meer mogelijk is, ter discussie
worden gesteld. Gordon verwees
hierbij naar recent theoretisch werk
van Amerikaanse politiek-economen
waarin wordt aangetoond dat naast
het dominante ‘profit-led’ model ook
don sceptisch. Deze opvattingen zijn
een ‘wage led’ model kan worden
gebaseerd op een beperkt aantal
voorbeelden en zijn daarnaast te
rooskleurig: je kunt de arbeiders
haast horen fluiten. In plaats van tendensen naar teamwork en decentralisatie zijn er in de Verenigde Staten
vooral ontwikkelingen in de richting
van lage-lonenarbeid en minder be-
onderscheiden, dat zowel macroeconomisch als politiek levensvatbaar is. Er is met andere woorden
ruimte voor een alternatief programma.
trokkenheid. In navolging van de
De auteur is werkzaam bij de vakgroep
Sociale Economic van de Economische
Faculteit, Katholieke Universiteit Brabant.
Franse regulatiebenadering moet er
ook op worden gewezen dat een
produktiesysteem nog geen econo-
Marimis Verhagen
misch model maakt. Economische
De Golfoorlog heeft hier niets aan
veranderd en zeker niet de recessie
verminderd. Dergelijke uitingen
groei is pas mogelijk als er ook een
volledig accumulatieregime is. Niets
wijst erop dat het produktiesysteem
over een hernieuwde diplomatieke
van de flexibele specialisatie ook
en militaire macht van de Verenigde
Staten doen namelijk weinig aan de
onderliggende oorzaken van de lang-
een dergelijke structuur met zich
meebrengt.
durige stagnatie.
Te verwachten ontwikkelingen
Ten tweede is Gordon verbaasd over
het rappe tempo van de Europese in-
Wat betreft te verwachten ontwikkelingen wilde Gordon drie punten
benadrukken. Het ontstaan van vier
tegratie. Hierdoor zal de Europese
economic naar binnen toe opener
maar naar buiten geslotener worden.
Dit bevestigt zijn analyse maar
maakt tegelijkertijd een revisie noodzakelijk: “the state still matters, but
in this case it’s the state redefined”.
Het wordt de staat plus Brussel, plus
Straatsburg. Met alle complexiteiten
van dien waarvan nog niet duidelijk
is hoe dat zal uitpakken.
De ontwikkelingen in Oost-Europa,
in het bijzonder de Sovjetunie versterken de opvatting dat het nog niet
ESB 15-5-1991
regionale handelsblokken is zeer
waarschijnlijk: Japan en de Pacific
Rim (Oceaanbekken), de EG met
aangesloten landen in Europa en
Noord-Afrika, een Amerikaans handelsblok inclusief Mexico en Canada
en mogelijk ook Centraal-Amerika,
en ten slotte de groep landen die tot
geen enkel blok behoren. Deze ont-
wikkeling gaat samen met politieke
fragmentering, waardoor de invloed
van de politick op de structuur van
de wereldeconomie wordt versterkt.
511