Ga direct naar de content

Investor relations en aandelenwaardering

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 15 1991

Investor relations en
aandelenwaardering
H.L.L. van Dijk en H.G. Eijgenhuijsen*

D

e informatieverschaffing van Nederlandse ondernemingen aan beleggers wisselt
sterk in kwaliteit en komt vaak onregelmatig beschikbaar. Bovendien hebben
analisten de neiging om beursfondsen, waarover zij relatief weinig kennis bezitten,
systematisch te verwaarlozen. Door meer gerichte informatie te verschaffen over de
winstgevendheid en onzekerheden op lange termijn kan de risicopremie van
beleggers wegens gebrekkige informatie warden verlaagd en dus de waarde van bet
aandelenkapitaal warden verhoogd.

Veel ondernemingen uit de Angelsaksische wereld beschouwen ‘investor relations’ (IR) reeds lange tijd als
een belangrijke activiteit bij het opbouwen en onderhouden van een goede reputatie op financiele markten. Dit in tegenstelling tot het Nederlandse bedrijfsleven, waar IR tot voor kort weinig aandacht kreeg. De
laatste tijd kan echter worden geconstateerd dat bij
steeds meer ondernemingsbesturen IR als een belangrijk instrument wordt beschouwd om het financiele
beleid te kunnen realiseren. Desalniettemin moet, gelet op het marktoordeel over het IR-beleid van Nederlandse beursfondsen IR in Nederland zich nog sterk
ontwikkelen. Aan de hand van een aantal opmerkelijke uitkomsten van recent verricht IR-onderzoek
wordt in deze bijdrage met name aandacht geschonken aan de rol die IR kan spelen in het kader van de
aandelenwaardering van ondernemingen ter beurze
en de betekenis van beleggings- of financiele analisten in het IR-proces.
In ruime zin kan IR worden omschreven als het financiele relatiebeheer van de onderneming gericht
op die publieksgroepen, die de financiele positie
van de onderneming be’invloeden. Als zodanig is IR
gericht op alle vermogensverschaffers. Een meer
gangbare interpretatie gaat ervan uit dat IR voornamelijk betrekking heeft op aandeelhouders of beleggers.
De belangrijkste doelgroepen zijn portfoliomanagers bij banken en institutionele beleggers, beleggingsanalisten en particuliere beleggers. IR beoogt
een gelijke beeldvorming over de waarde van de onderneming tussen beleggers enerzijds en het ondernemingsbestuur anderzijds. Hiertoe zal de onderneming een adequaat informatiebeleid dienen te
volgen, waarbij als belangrijke kwaliteitseisen gelden: relevantie, betrouwbaarheid, tijdigheid en volledigheid. Verder moet de ondernemingsleiding
zorgdragen voor een voldoende mate van openheid
in de informatievoorziening en die informatie-elementen verstrekken, waaraan de betrokken doelgroepen het meeste belang toekennen bij hun oordeelsvorming. Hierbij kan gebruik worden gemaakt

van uiteenlopende communicatiemiddelen zoals het
jaarverslag, kwartaalberichten en presentaties door
ondernemingsbestuurders aan financiele analisten.

IR-doelstelllngen
Ondernemingsbestuurders achten de volgende drie
IR-doelstellingen het meest relevant, zo blijkt uit
voornoemd onderzoek onder Nederlandse beursondernemingen:
– bereiken c.q. behouden van een faire prijs van
het aandeel;
– bewaren van het vertrouwen van bestaande vermogensverschaffers;
– vergemakkelijken c.q. tegen gunstiger voorwaarden aantrekken van vermogen.
Allereerst enige aandacht voor de eerste en derde
doelstelling. De marktprijs van de aandelen van een
onderneming geeft uitdrukking aan de rentabiliteitswaardeschattingen van de financiele markt. Belangrijke determinanten van de beurskoers van een aandeel zijn de verwachte toekomstige kasstromen ten
behoeve van de aandeelhouders en het minimaal
door aandeelhouders verlangde rendement.
De marktprijs van een aandeel vormt derhalve in belangrijke mate de uitdrukking van een prospectief
waardebegrip: met de rendementseis van aandeelhouders gekapitaliseerde toekomstige kasstromen. Het
minimaal door aandeelhouders verlangde rendement
(tevens de vermogenskosten van de onderneming)
kan worden beschouwd als te zijn opgebouwd uit het
risicovrije rendement plus een risicopremie. Deze laatste component varieert al naar gelang de mate van bedrijfs- en financieel risico van de onderneming en het
inherente schattingsrisico.
* H.L.L. van Dijk is directeur van Invest Financial Services
te Kampen; H.G. Eijgenhuijsen is hoogleraar Financiering
aan de faculteit der Economische Wetenschappen en Econometric van de Vrije Universiteit Amsterdam.
1. Investor relations in Nederland, Rematch BV, Amsterdam, 1989 en 1990.

Door het voeren van een actief IR-beleid zou de
onderneming het niveau van de risicopremie-component in de rendementseis van aandeelhouders in
voor haar gunstige zin kunnen bei’nvloeden. Hieruit
kan een verlaging van de rendementseis resulteren
hetgeen ceteris paribus tot een stijging van de beurskoers leidt en de onderneming in staat stelt tegen
gunstiger voorwaarden vermogen aan te trekken,
geheel overeenkomstig de door ondernemingsbestuurders relevant geachte IR-doelstellingen.
Tegen deze achtergrond is de respons op de nu volgende vraag aan ondernemingsbestuurders in het IRonderzoek opvallend.
Vraag: Wordt de doelstelling verlagen van de risicopremie van vermogenstitels door uw onderneming
nagestreefd?

Respons: Meest actieve fondsen
Ja
56,0%
Nee
24,0%
Geen mening
20,0%

Overige fondsen
32,1%
50,0%
17,9%

De categoric overige fondsen acht de relevantie van

deze doelstelling blijkbaar nogal gering.
Wat beschouwen portfoliomanagers en beleggingsanalisten – als belangrijke afnemers van het IR-produkt – als de meest relevante IR-doelstellingen? Hier
kan een grote mate van eenstemmigheid in de opvattingen worden geconstateerd. Zowel voor de actiefste als de overige fondsen menen de betrokken
IR-doelgroepen dat het verschaffen van inzicht in
het ondernemingsbeleid en risicoprofiel van de onderneming de belangrijkste IR-doelstellingen zijn.
Hiermee geven deze beleggers duidelijk te kennen
dat zij behoefte hebben aan informatie, die hen in
staat stelt om de belangrijke determinanten van de
beurswaarde van een aandeel, te weten de in de toekomst door de onderneming te genereren kasstromen ten behoeve van aandeelhouders en de risicopremiecomponent van de rendementseis, zo goed
mogelijk te schatten.
Tegen de achtergrond van deze informatiebehoefte
is de door ondernemingen verstrekte informatie
naar de mening van professionele beleggers niet optimaal om tot gefundeerde waardeoordelen te komen. Dit ontbreken van een adequate informatievoorziening confronteert beleggers met een schattingsrisico. Door middel van een premie (gesproken
wordt van een informatiedeficientie-premie) in de
rendementseis wordt dit risico tot uitdrukking gebracht. In vergelijking met de actiefste fondsen spreken professionele beleggers een minder positief oordeel uit over de verstrekte informatie door de overige fondsen. Ook is hun risicoperceptie met betrekking tot deze categoric fondsen significant groter.
Het lijkt dan ook plausibel dat in de rendementseis
van de categorie overige fondsen een hogere informatiedeficientie-premie is opgenomen.
Het is de laatste tijd geen uitzondering dat ondernemingsbestuurders zich publiekelijk min of meer beklagen over de negatieve inschatting door de financiele markt van de cash flow potentie en/of het
risicoprofiel van hun beursfonds. Het IR-instrument
biedt mogelijkheden de beeldvorming in de juiste
richting de bei’nvloeden. Volgens professionele beleggers draagt IR met name bij tot een beter inzicht
in het risicoprofiel van de onderneming. Door een

ESB 15-5-1991

actief IR-beleid zou de waardering van aandelen positief kunnen worden beinvloed, omdat het aandelenwaarderingsproces dan resulteert in een lager
schattingsrisico. Met name de categorie overige
fondsen kan op dit terrein al snel scoren.
Bij de praktische invulling van de te volgen IR-strategie zullen ondernemingen een afweging moeten maken van de potentiele baten van de informatieverstrekking tegen de kosten (waaronder eventuele
negatieve gevolgen van de berichtgeving voor de
concurrentiepositie).

Beslissingsondersteunende informatie
Van de communicatiemiddelen die kunnen worden
gebruikt om het IR-beleid gestalte te geven, wordt
het jaarverslag van de onderneming als regel het belangrijkste geacht. In deze berichtgeving kan door
de onderneming een adequate plaats worden toegekend aan beslissingsondersteunende basisinformatie. Deze ex-ante georienteerde informatie wordt
niet beheerst door wettelijke bepalingen of voorschriften, zulks in tegenstelling tot de sterk ex-post
gerichte verantwoordingsberichtgeving in de jaarrekening. De ondernemingsleiding dient derhalve, uitgaande van de door haar geformuleerde IR-doelstellingen en met het oog op de beurskoersdeterminanten, naar eigen inzicht te handelen. De door professionele beleggers uitgesproken behoefte aan inzicht
in het ondernemingsbeleid en risicoprofiel van de
onderneming kan hierbij als waardevol referentiepunt worden beschouwd. Op welke wijze kan deze
informatiebehoefte concreet worden ingevuld? Zonder volledigheid na te streven, kan hierbij worden
gedacht aan de volgende informatie-elementen2.

Cashflow informatie
Door beleggers wordt veel belang gehecht aan het
analyseren van de kasstromen van de onderneming.
Inzicht in de wijze waarop huidige kasstromen zijn geprofileerd kan een geschikt uitgangspunt zijn om zich
een oordeel te vormen omtrent het financiele beleid
en de toekomstige ‘cash generating ability’ van de onderneming. Een adequaat opgesteld geldstroomoverzicht kan waardevolle informatie verschaffen ter ondersteuning van beleggingsbeslissingen.

Produkt/marktinformatie
Informatie omtrent de lange-termijnwinstgevendheid van de onderneming is een van de meest relevante inputs voor de beleggingsbeslissing. Tegelijkertijd betreft het hier evenwel een element dat zich
het moeilijkst accuraat laat voorspellen. Informatie
van uiteenlopende aard wordt door professionele
beleggers ter hand genomen en geanalyseerd ten
einde zich een zo nauwkeurig mogelijk toekomstig
winstbeeld van de onderneming te kunnen vormen.
Van grote waarde hierbij is een inhoudelijk bestuursverslag waarin de ondernemingsleiding een helder
beeld verschaft omtrent de positie van de onderneming in de verschillende produkt/marktcombina2. Vgl. H.G. Eijgenhuijsen, Enige aspecten van definanci-

eel-economische verslaggeving door ondernemingen in relatie tot de belegger, Leiden/Antwerpen, 1981. Ook door de
beoordelingscommissie van de Henri Sijthoffprijs is de afgelopen jaren gewezen op het belang van deze informatieelementen.

ties. In aansluiting daarop zal dan aandacht moeten
worden geschonken aan de belangrijkste factoren
die de vooruitzichten bepalen en de strategic worden belicht die voor de onderscheiden bedrijfssectoren is uitgezet.

Risico-informatie

de primaire bedrijfsvoering en het vermogen
door een adequate beheersing van de valuta- en
renterisico’s. Op basis van het door de treasury
vastgestelde valuta-/renterisicoprofiel van de onderneming worden methoden en technieken ingezet ter bescherming van de commerciele resultaten en het vermogen . Bij beleggers bestaat
behoefte aan inzicht in het gevoerde en te voeren
ondernemingsbeleid ter zake en de gevoeligheid
van de onderneming voor deze financiele risico’s.

Op het totale ondernemingsrisico werken tal van
factoren in. Sommige daarvan zijn intern van aard
en daarop kan de ondernemingsleiding invloed uitoefenen. Te denken valt aan de keuze van de produktie- en kostenstructuur alsmede de financiele
structuur van de onderneming. Andere onzekerheidsbronnen van de winst liggen geheel buiten de
invloedssfeer van het management, zoals de conjuncturele ontwikkeling, monetaire invloeden en
wisselkoersfluctuaties. Deze onzekerheidshaarden
van de winst zijn op zichzelf beschouwd weliswaar
extern van aard, doch de ondernemingsleiding kan

Bij Nederlandse beursondernemingen bestaat in het
algemeen de wens het aandelenbezit meer internationaal te spreiden. Nog meer dan binnenlandse beleggers, zijn buitenlandse professionele beleggers
en analisten bij hun oordeelsvorming in sterke mate
afhankelijk van beslissingsondersteunende informatie die de Nederlandse onderneming in het jaarver-

wel trachten, waar mogelijk, de nadelige gevolgen

slag verstrekt. Zij wensen de gegeven informatie in

ervan te reduceren. Gelet op de gesignaleerde behoefte aan inzicht in het risicoprofiel van de onderneming is er aanleiding aanvullende informatie te
verschaffen omtrent belangrijke, in meer of mindere
mate binnen de invloedssfeer van het management
gelegen factoren, die het risicobeeld van de onderneming in de operationele sfeer mede bepalen.
Als zodanig kunnen worden genoemd:
– informatie omtrent de hefboomwerking van de
kostenstructuur. Hierbij gaat het om een indicatie

samenhang te beoordelen met die van andere ondernemingen uit de betrokken bedrijfssector en wel op
vergelijkbare basis. Zorg voor een goede internationale vergelijkbaarheid van de verstrekte informatie
in het jaarverslag verdient alleszins de aandacht, opdat buitenlandse beleggers en analisten researchtijd
in de onderneming willen investeren. Indien er te
weinig houvast is, loopt de onderneming het risico
systematisch te worden verwaarloosd.

van de mate waarin de kosten varieren bij veranderingen van de omzet. Met het oog op het beoordelen van de mate van onzekerheid die aan het
resultaat van de operationele bedrijvigheid moet
worden toegeschreven, is er bij beleggers behoefte aan een globaal inzicht in deze ondernemingskarakteristiek;
– informatie over de spreiding van de activiteitenportefeuille. Ten behoeve van hun oordeel over
de mate van stabiliteit die in het draagvlak van de
onderneming aanwezig is, wensen professionele
beleggers een adequate segmentatie van bedrijfsgegevens. In aanvulling op de uitsplitsing van de
omzet moet hierbij met name worden gedacht
aan het verschaffen van inzicht in de bedrijfsresultaten per sector. De bedrijfssectoren dienen
homogeen te zijn, in de zin dat de tot een sector
te rekenen componenten qua resultaatgedrag op
globaal dezelfde wijze worden beinvloed door de
ecoriomische ontwikkeling. Welk segmentatiecriterium hiervoor het meest in aanmerking komt,
is in zijn algemeenheid niet te beantwoorden.

Vergelijkbaarheid

De effecten van gebrekkige informatie
Het voorgaande suggereert dat een gericht IR-beleid, waarbij de interesse van financiele analisten en
institutionele beleggers voor de onderneming wordt
vergroot, resulteert in lagere vermogenskosten en
hogere waardering van aandelen. Toch verloopt het
proces van informatievoorziening van bedrijven aan
de financiele wereld in de prakrijk nog aanzienlijk
minder volledig dan hiervoor geschetst.
In de praktijk bestaan er grote verschillen in de beschikbaarheid van informatie. Bovendien is de informatie die bedrijven verstrekken vaak wisselend van
kwaliteit. Dit heeft belangrijke consequenties voor
de waardering van aandelen.
Volgens Damodaran zijn informatieverschillen tussen bedrijven het resultaat van drie factoren :
– frequentieverschillen in informatieproduktie en
-transmissie tussen bedrijven onderling bij een gelijk patroon van onderliggende koersbemvloedende gebeurtenissen;
– informatie kan ruis bevatten, waardoor het effect
van de onderliggende gebeurtenissen op de wer-

Voor de ene onderneming zal dit uitgangspunt

kelijke waarde van het aandeel incorrect wordt

een segmentering naar produktgroepen en/of
geografische markten zijn, voor de andere onderneming een uitsplitsing naar afnemerscategorieen
of anderszins;
– informatie over valuta- en rentegevoeligheid van
de onderneming. Door de onrustige valuta- en
rentemarkten zijn ondernemingsbestuurders (en
beleggers) zich terdege bewust geworden van de
kwetsbaarheid van ondernemingsresultaten bij
sterke schommelingen in deze financiele waarden. Dit heeft ertoe geleid dat bij een niet gering
aantal ondernemingen aan het functiegebied van
de treasury een sterk defensief element is gekoppeld, te weten bescherming van de resultaten van

weergeven; en
– er kan in verschillende mate sprake zijn van bewuste manipulaties van informatie door bedrijven. Goed nieuws wordt bij voorbeeld direct gemeld en slecht nieuws wordt zo lang mogelijk
achtergehouden.
3. Zie L.P.E.M. van den Boom, Treasury management; een
fundamentele beschouwing van een vakgebied in opkomst, Inleiding op de Euroforum-studiedag De Treasurer,
24januari 1991.
4. A. Damodaran, The impact of information structure on

stock returns, Journal of Portfolio Management, voorjaar
1987, biz. 53-58.

Als gevolg van deze drie factoren ontstaat differentiatie van de kwaliteit en de hoeveelheid beschikbare informatie – zogenaamde ‘differential information’ – van ondernemingen en dit heeft consequenties voor de koersvorming van vermogenstitels.
Onvolledige en/of onbetrouwbare informatie over
bedrijven veroorzaakt schattingsrisico. Barry en
Brown5 hebben – voor het CAPM – aangetoond dat
dit schattingsrisico systematisch is, dat wil zeggen
niet weggediversificeerd kan worden en in geval
van verschillen tussen ondernemingen een foutieve
kwantificering van het systematische risico van fondsen veroorzaakt .
Daarnaast kan er op tweeerlei wijze sprake zijn van
informatieverschillen tussen beleggers onderling. In
de eerste plaats kan een onderscheid worden gemaakt tussen beleggers die handelen op basis van
voorwetenschap (‘insiders’) en de overige beleggers. Door deze vorm van informatie-asymmetrie
zijn de insiders in staat abnormaal hoge rendementen te realiseren door te handelen op basis van nog
niet publickelijk bekendgemaakte informatie. Onderzoek heeft aangetoond dat ‘insider trading’ een

niet te verwaarlozen effect heeft op de koersvorming van een vermogenstitel7. Er blijkt een positieve relatie te bestaan tussen de grootte van het verschil tussen bied- en laatkoersen van de market

maker en het verwachte verlies uit transacties met
insiders. Dit verlies blijkt negatief gecorreleerd te
zijn met de omvang van het bedrijf.
In de tweede plaats bestaat er ook een verschil in informatieverwerkingscapaciteit tussen beleggers in
de praktijk en de alwetende, onwerkelijke belegger
die in de standaardmodellen ten tonele wordt gevoerd. Merton spreekt in dit verband over ‘incomplete information’. Dit verschijnsel van onvolledige
gei’nformeerdheid leidt tot een marktsituatie waarin
de beleggers slechts een fractie van het totale assortiment vermogensobjecten volgen en waarbij verschillende bedrijven geconfronteerd kunnen worden met een onderling verschillende ‘investor base’9.
Indien echter in beleggingsportefeuilles slechts
fondsen worden opgenomen waarover de belegger
geinformeerd is, ontstaan onvolledig gediversificeerde portefeuilles. Volgens Merton dienen de omvang

en de samenstelling van de investor base daarom als

bron voor beleggers, die niet alleen de informatie
die het bedrijf naar buiten brengt voorbewerken (ordening en beoordeling), maar ook zelf nieuwe informatie produceren. Het wegvallen van deze informatiebron impliceert een verdere verhoging van het
schattingsrisico, ofte wel ‘neglect’ leidt tevens tot
‘differential information’. De spiraalwerking van
deze dubbele causaliteit kan alleen door de ‘neglected firms’ zelf worden doorbroken: het ‘disclosure’beleid dient zodanig te worden verbeterd dat de
aandacht van analisten en portfoliomanagers wordt
verkregen en vastgehouden.
Dit zal voor bedrijven met een geringe marktkapitalisatie natuurlijk moeilijker zijn dan voor de grote ‘verwaarloosde’ ondernemingen. Door hun geringe omvang en de relatief te dunne handel is er immers
sprake van een structurele veronachtzaming door institutionele beleggers. De kleinere ondernemingen
dienen zich daarom bij hun IR-beleid relatief meer
te richten op de beleggingsanalisten en de particuliere vermogensbeheerders en beleggers. Opmerkelijk
genoeg blijkt echter uit de IR-enquete, dat juist de
bestuurders van de overige (kleinere) fondsen de relevantie van een grotere ‘analyst coverage’ nogal gering achten:
Vraag: Wordt de doelstelling ‘meer analisten de onderneming laten volgen’ door uw onderneming nagestreefd?

Uitslag:
Ja

Meest actieve fondsen

Nee
Geen mening

Overige fondsen

76,9%

28,6%

15,4%
7,7%

64,3%
7,1%

Overigens bestaat er ook een verband tussen ‘neglect’ en ‘incomplete information’. Door beperkingen aan de informatieverwerkingscapaciteit zullen
beleggers en analisten bij hun portefeuillevorming
en analyses een selectie moeten maken uit het totale aanbod aan beleggingsmogelijkheden. Factoren
die bij de selectie een rol spelen zijn – naast uiteraard het verwachte rendement, het systematische risico, de verhandelbaarheid, de transactiekosten en
dergelijke van een fonds – ook het schattingsrisico
en de tijd, die de belegger nodig heeft voor de verwerking van de informatie.

geprijsde componenten in de risicopremie van een

fonds te worden opgenomen. Ook ‘incomplete information’ bei’nvloedt dus de prijsvorming van ver-

Vervolg op biz. 500

mogensobjecten.

Neglected firm effect
Informatieverschillen tussen bedrijven kunnen aldus
leiden tot het zogenaamde ‘neglected firm’-effect.
Met dit effect wordt het verschijnsel bedoeld dat
aandelenrendementen, zelfs na risicocorrectie, een

negatieve samenhang blijken te vertonen met de
mate van aandacht van financiele analisten en/of in-

stitutionele beleggers voor de betrokken ondernemingen. Bedrijven die weinig en/of vertekende informatie naar buiten brengen, bieden analisten en
portfoliomanagers weinig houvast bij hun analyses.
Het schattingsrisico is dus hoog. Hierdoor verlegt
een groot aantal van hen de aandacht naar andere
bedrijven. Ofte wel: ‘differential information’ leidt
tot ‘neglect’. In de tweede plaats zijn financiele analisten te beschouwen als een externe informatie-

ESB 15-5-1991

5. C.B. Barry en SJ. Brown, Differential information and security market equilibrium, Journal of Financial and Quantitative Analysis, december 1985, biz. 407-422.
6. Voor een meer diepgaande analyse van het ‘differential
information’-concept zij verwezen naar H.L.L. van Dijk, De
implicaties van het ‘differential information’-concept als

mogelijke verklaring voor anomalieen op aandelenmarkten, in: A.B. Dorsman, H.G. Eijgenhuijsen, J. Koelewijn en

H. Visser (red.), Het financieel systeem in ontwikkeling,
Stenfert Kroese, 1989, biz. 187-198.
7. Zie bij voorbeeld H.N. Seyhun, Insiders’ profits, costs of
trading and market efficiency, Journal of Financial Economics, jg. 16, 1986, biz. 189-212.
8. R.C. Merton, A simple model of capital market equilibrium with incomplete information, Journal of Finance, juli
1987, biz. 483-510.
9. Onder de ‘investor base’ wordt in deze context verstaan
de groep beleggers, die een fonds volgt.

Vervolg van biz. 495
In het kader van de opstelling van een IR-beleid dienen ondernemingen er voor te waken dat alleen
maar aandacht wordt besteed aan de verlaging van
het schattingsrisico. De beslissingsondersteunende
informatie die naar buiten wordt gebracht, moet
snel en relatief eenvoudig verwerkt kunnen worden10.
Voorts stellen kortere analysetijden de belegger/analist in staat een grotere groep fondsen te volgen. De
ruimere keuzemogelijkheden die daaruit volgen
voor de portefeuillesamenstelling c.q. het adviesaanbod verhogen het naar verwachting te realiseren resultaat (gecorrigeerd voor risico) voor genoemde
partijen.

Besluit
Het moge duidelijk zijn dat beleggers en financiele
analisten ‘differential information’, ‘incomplete information’ alsook informatie-asymmetrie niet zonder
meer opvatten als te exploiteren tekenen van marktinefficientie, maar dat zij daarvoor juist een prijs in
rekening brengen wegens een verhoogd risico. Een
IR-beleid dat aan deze onvolkomenheden tegemoet
weet te komen, kan rekenen op een beloning door
de markt.
Wij stellen dat het IR-beleid van een onderneming
in ieder geval vijf informatie-elementen dient te bevatten: cash flow-informatie, produkt/marktinformatie, informatie omtrent de hefboomwerking van de
kostenstructuur, informatie over de spreiding van
de activiteitenportefeuille en informatie over de valuta/rente-gevoeligheid van de onderneming. Deze
informatie dient bovendien eenduidig, overzichtelijk en vergelijkbaar te zijn. Indien de onderneming
hierin slaagt, initieert zij een proces met dalend
schattingsrisico, afnemende ‘neglect’ en groei van

de ‘investor base’. Gedurende dit proces spelen analisten als informatieverwerkers en -producenten
zeer nadrukkelijk een rol als katalysator. Een en ander resulteert in een risicoverlaging, die leidt tot lagere vermogenskosten en een stijging van de waarde van de uitstaande aandelen van de
onderneming. Tevens zullen bepaalde investeringsprojecten, die aanvankelijk niet rendabel leken te
zijn, door de lagere vermogenskosten wel uitgevoerd kunnen worden.

Naast de positieve effecten van uitbreiding van IR
voor de betrokken ondernemingen, beleggers, analisten en de economic als geheel, zal ook de strijd tegen misbruik van voorwetenschap een positieve impuls krijgen. Immers, doordat steeds meer bedrijven
de realiseerbare voordelen zullen onderkennen en
hun IR-activiteiten uitbouwen, geraken bedrijven
die terecht van ‘insider trading’ zijn verdacht in zeer
ongunstig vaarwater. Achterblijvend IR-beleid en relatief grotere variaties tussen de bied- en laatkoersen maken hen steeds eenvoudiger zichtbaar voor
outsiders. Ze moeten dus wel meegaan en daardoor
daalt het schattingsrisico verbonden aan het potentiele gevaar van ‘insider’-transacties.
Uit het voorgaande wordt duidelijk dat IR meer is
dan alleen financiele public relations of marketing.
Natuurlijk, in de strijd met andere bedrijven om de
aandacht van analisten en beleggers is een ‘mooi
plaatje’ belangrijk. Echter, wanneer er daarna geen
harde, gestructureerde informatie wordt gegeven,
ebt de aandacht weer snel weg.
H.L.L. van Dijk
H.G. Eijgenhuijsen

10. Vgl. ook hetgeen hiervoor werd gesteld over vergelijkbaarheid van informatie.

Auteurs