Conjunctuurindicator
juni 1989
Conjunctureel hoogtepunt in zicht?
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Indicator
Realisatie
De waarde van de DNB-indicator voor augustus is – zoals uit figuur 1 blijkt – gelijk aan die voor juli. Na de afnemende stijging die zich al vanaf de voorspelling voor februari aftekent, is er nu dus sprake van een volledige afvlakking. Dit kan erop wijzen dat in de tweede helft van dit
jaar een conjunctureel hoogtepunt bereikt zal worden. In
Tabel 1. Bijdragen van de componenten aan de mutatie in
de Conjunctuurindicator, September 1988-augustus 1989
(gemiddelden per maand)
Component
septnov
IFO-conjunctuurindicatorDuitsland
Verwachte bedrijvigheid Industrie
Feitelijke orderontvangst Industrie
Verw.omzet nieuwe NCM-polish.
Reele geldhoeveelheid
2,7
0,9
Indicator
decfebr
mrtmei
juniaug
2,1
1,1
1,3
0,3
1,6
1,2
0,3
3,7
2,7
3,1
3,1
1,1
1,0
-2,6
1,5
-0,2
0,0
6,7
13,7
3,1
1,6
0,2
Toelichting: de bijdragen luiden in honderdste eenheden van figuur 1.
^ms^Kti^iios^aim^wX’S’-vr^A^ .-..-*’?-,•”.-•••• sffi»»:~-i,y
DNB-conjunctuurindicator
80
81
82
83
85
86
87
88
89
ABN short-term leading indicator3
OESO-composite leading indicator15
82
83
84
85
86
87
88
89
EG-indicator van het economisch vertrouwenc
80
81
82
83
84
85
86
87
a. Bran: ABN, Economic Review.
b. Bran: OESO, Main economic indicators.
c. Bran: EG, Europeseeconomie, supplement B.
564
1980
81
82
83
84
85
86
87
88
89
de maanden rond augustus zal de industriele produktiegroei naar verwachting circa 1 procentpunt uitgaan boven
de onderliggende trendmatige produktiegroei van 2%. Tabel 1 geeft de afzonderlijke bijdragen van de vijf componenten aan de mutatie van de DNB-indicator. Indien bij
voorbeeld de driemaandsperioden december 1988 – februari 1989 en juni 1989 – augustus 1989 worden vergeleken, dan blijkt dat alle vijf componenten hun aandeel hebben gehad in de afvlakking van de indicator.
Ter vergelijking zijn ook enkele andere, regelmatig gepubliceerde, conjunctuurindicatoren voor Nederland beschouwd. Deze duiden – zie figuur 2- sinds kort eveneens
op een afvlakking van de huidige opgaande conjuncture^
beweging. Volgens de ‘composite leading indicator’ van de
OESO valt het hoogtepunt zelfs al rond juni. De ‘short-term
leading indicator’ van de ABN heeft voor juni ongeveer dezelfde waarde als voor de voorgaande vier maanden. De
‘indicator van het economisch vertrouwen’ van de EG daalde tussen januari en maart 1989 fors, maar door het grillige beloop van deze indicator is het onduidelijk of het hier
om een omslagpunt gaat.
De conjunctuurprognose met behulp van indicatoren
leent zich in principe niet voor een causale verklaring van
de conjunctuurbeweging. We! kan de plausibiliteit van het
beloop van de indicatoren worden getoetst aan andere signalen over de conjuncture^ ontwikkeling. Zoals ten aanzien van de conjunctuur in Nederland vaak het geval is,
moet ook nu de oorzaak van de groeivertraging vooral in
het buitenland worden gezocht. De hoge bezettingsgraden
en de inflatieversnelling kunnen worden beschouwd als
signalen die duiden op hoogconjunctuur. In veel landen is
rentebeleid gevoerd – in de VS om de monetaire ontwikkeling te beheersen, in de Bondsrepubliek vanwege angst
voor inflatie en in het VK, waar de geldgroei en de inflatie
uitbundig zijn, vanwege dreigende oververhitting van de
economie. De hieruit voortvloeiende hogere rente heeft
een remmend effect op de groei. Voor Nederland zijn de
hogere rente, de hoge bezettingsgraden in enkele sectoren van de economie en de eventuele afvlakkende exportmogelijkheden in principe groeiremmende factoren.
Concluderend, voorspelt de DNB-indicator voor het najaar van 1989 een afvlakking van de huidige conjuncturele opleving en tonen andere indicatoren voor deze periode
een zelfde beeld. Produktiebelemmeringen en ontwikkelingen aan het monetaire front wijzen in dezelfde richting.