Investor en in de jar en tachtig
Dat vlak voor het uitbrengen van dit speciale nummer 1)
van ESBover ,,investeren inde jaren tachtig” nieuwecijfers
van het CBS bekend zijn geworden waaruit blijkt dat de industrie in Nederland dit jaar naar verwachting 24% meer zal
investeren, was geen voorbedachte rade. Maar het is wel een
flinke steun in de rug voor het voorzichtige optimisme dat uit
de verschillende bijdragen aan dit nummer spreekt. De opleving van de investeringen bevestigt dat het aarzelende conjunctuurherstel dat zich sinds vorig najaar aftekent, nu echt
meer kracht begint te krijgen. Wat we zien, stemt overeen
met het bekende patroon uit de conjunctuurleer. De aanvankelijke toename van de consumptie (en in ons land vooral de
export) wordt gevolgd door een sterke stijging van de investeringen in vaste activa, die in de recessie steeds zijn uitgesteld.
In deze fase van de conjunctuur lopen ook de winsten op,
omdat de bezettingsgraad verbetert terwijl de lonen nog laag
blijven. Als alles volgens het boekje blijft verlopen, kan vervolgens het multipliermechanisme in werking treden. Dat betekent dat de investeringen inkomen gaan creeren, waardoor
de consumptie verder toeneemt. Op dat moment gaan ook de
conjunctuurvolgende bedrijfstakken, die van de binnenlandse markt afhankelijk zijn (zoals de bouw en de detailhandel),
van de opleving meeprofiteren, waardoor tevens de werkgelegenheidsperspectieven verbeteren. De opleving komt ten
einde wanneer de gewenste aanpassing van de kapitaalgoederenvoorraad achter de rug is. Dan loopt de effectieve vraag
terug en slaat de conjunctuur weer om. Een nieuwe recessie
ligt in het verschiet. Dit is — in zijn simpelste vorm — het
aloude multiplier-acceleratormodel van Samuelson met zijn
endogene reactie- en aanpassingsmechanismen die de economic in een permanente golfbeweging brengen.
Deze gestileerde beschrijving van de golfbeweging in de
economic zegt echter nog weinig over het feitelijke verloop
van de conjunctuur. Onbekend blijft hoe diep de dalen en
hoe hoog de toppen van de golf zijn en wanneer zich de omslag voltrekt. Zoals in de muziek de melodic wordt bepaald
door variaties op het thema, zo wordt in de conjunctuuranalyse het feitelijke verloop gedomineerd door afwijkingen van
het standaardpatroon. Exogene schokken kunnen het
systeem uit zijn evenwicht brengen en endogene factoreji
kunnen de aanpassing belemmeren of versnellen. Geen recessie is precies gelijk aan haar voorganger. Altijd zijn er specifieke factoren die het tempo en de duur van de op- en neergaande beweging beinvloeden. Om iets zinnigs over ,,investeren in de jaren tachtig” te zeggen, zullen we nader op die
specifieke factoren moeten ingaan.
Zoals hierboven beschreven, vormt de aanpassing van de
kapitaalgoederenvoorraad de motor van de opgaande beweging. Die aanpassing betreft niet alleen het uitbreiden van de
produktiecapaciteit waar deze te kort schiet, maar ook het
vervangen en vernieuwen van produktie-installaties die economisch verouderd zijn. Dit laatste is van groot belang, omdat in de afgelopen decennia technologische vernieuwingen
hebben plaatsgevonden die nu het stadium van toepassing op
grote schaal hebben bereikt. Ik denk hier met name aan de introductie van de computer, die op allerlei terreinen veel efficientere produktiewijzen binnen bereik heeft gebracht. Hoewel in de meeste bedrijfstakken de computer geen onbekende
meer is, staat de automatisering van het produktieproces in
veel sectoren in wezen nog in de kinderschoenen. Het is te
verwachten dat daar in de komende jaren snel verandering in
zal komen. De automatisering van de produktie is een pure
noodzaak om technisch geavanceerde produkten te blijven
maken die de buitenlandse concurrentie aankunnen. Maar
zij creeert ook een geweldig investerings- en groeipotentieel.
In welke mate dat potentieel zal worden benut, zal sterk afhangen van de flexibiliteit in de economic. Want er is geen
twijfel over mogelijk dat de automatisering van de produktie
grote aanpassingen in de economic vereist. Allerlei oude be-
ESB 18-1-1984
roepen verdwijnen, oude bedrijven en bedrijfstakken moeten sluiten en verouderde organisatiestructuren moeten
plaatsmaken voor nieuwe. Hoe sneller dit aanpassingsproces
verloopt, hoe beter de groeiprestaties zullen zijn. Daarom is
het van belang dat op diverse terreinen in de economic de
reactiesnelheid wordt opgevoerd. Op de arbeidsmarkt betekent dit een toename van de mobiliteit, in het onderwijs een
snellere aanpassing aan de gewijzigde vraag, de beloningsverhoudingen moeten flexibeler worden, de wetgeving minder ver bij de veranderde omstandigheden achterlopen, verouderde bedrijvigheid moet sneller worden afgestoten en
achterhaalde managementopvattingen dienen voor nieuwe
plaats te maken. Dit vereist niet alleen economische, maar
ook sociale en culturele veranderingen. Hoewel de laatste jaren op deze terreinen al veel in beweging is gezet, is nog een
verdere flexibilisering van de economic noodzakelijk. Dit is
voor de komende jaren een van de grote opgaven als men tenminste het tempo van de economische groei structured wil
verhogen.
Daarnaast is natuurlijk ook de macro-economische context van belang. Enkele vuistregels om zo gunstig mogelijke
voorwaarden voor het investeren in de jaren tachtig te scheppen zijn, dat de loonkosten niet sneller toenemen dan de arbeidsproduktiviteit, dat de overheidsuitgaven in de pas lopen
met de ontwikkeling van het nationale inkomen, dat de rente
en inflatie op een zo laag mogelijk peil worden gebracht en
dat de binnenlandse kostenontwikkeling die van de buitenlandse concurrenten niet overtreft, zodat het Nederlandse
produkt op de internationale markt concurrerend blijft. Het
is voor het investeringsklimaat veel belangrijker dat aan deze
basisvoorwaarden wordt voldaan, dan dat er allerlei investeringsstimulerende maatregelen worden getroffen in de vorm
van subsidies en premies.
Hoewel de genoemde factoren ongetwijfeld belangrijk
zijn voor de omgeving waarbinnen de onderneming opereert,
geven voor de uiteindelijke investeringsbeslissing bedrijfsspecifieke factoren de doorslag. Het aanpakken van
een investeringsproject is immers een strategische ondernemingsbeslissing die wordt gebaseerd op de marktontwikkeling, de rendementsverwachtingen, de kostenverhoudingen,
de concurrentie-overwegingen, de beschikbaarheid van financieringsmiddelen e.d., die voor dat specifieke bedrijf gelden. In zijn algemeenheid valt daar weinig over te zeggen, behalve dat voor de beslissing om wel of niet te investeren het
behalen van een minimaal rendement uiteindelijk doorslaggevend is. Dat is immers noodzakelijk om in de markt te blijven en als onderneming te overleven. Daar draait het uiteindelijk om. Daarom is het van buitengewoon groot belang dat
de rendementen momenteel een stijgende lijn vertonen, en
dat deze lijn wordt voortgezet.
Het bovenstaande overziende is er zeker reden tot optimisme. Er lijken voldoende investeringsmogelijkheden aanwezig, de flexibiliteit in de economie neemt toe, de macroeconomische randvoorwaarden worden beter in acht genomen en de rendementen vertonen een stijgende lijn. Daarom
kan zich een keer ten goede voltrekken. Dat is – in alle voorzichtigheid – ook de teneur die uit de verschillende bijdragen aan dit nummer spreekt. Na de diepe recessie sinds het
eind van de jaren zeventig tekenen zich thans perspectieven
af voor het ,,investeren in de jaren tachtig”.
L. van der Geest
1) Dit nummer van ESB is tot stand gekomen in samenwerking met
de Nationale Investeringsbank (NIB). De artikelen in dit nummer
zijn als voordrachten gepresenteerd op het NIB-congres ,,Ondernemend investeren inde jaren tachtjg”, Scheveningen,24januari 1984.
81