Ga direct naar de content

Na Williamsburg

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 25 1983

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Na Williamsburg
DC ontmoeting van de regeringsleiders van de zeven grootste industrielanden in Williamsburg heeft niet geresulteerd in
overeenstemming over een gezamenlijke inspanning van
deze landen om de mondiale economische problemen te boven te komen. De dringende oproepen van Henry Kissinger,
Helmut Schmidt, de Groep van 30 (Internationale bankiers)
en vele anderen tot een gecoordineerd offensief beleid zijn in
Williamsburg in de wind geslagen. In plaats daarvan heeft
men zich beperkt tot het sussen van de tegenstellingen tussen
vooral de Verenigde Staten en Frankrijk en tot het uitspreken
van gemeenplaatsen over de noodzaak het protectionisme tegen te gaan, de wisselkoersfluctuaties te beperken, de rente te
verlagen en de intlatie en werkloosheid te bestrijden.
De kosten van het uitblijven van een gecoordineerd economisch initiatief zijn buitengewoon hoog, zoals uit onlangs gepresenteerde berekeningen van C. Fred Bergsten en Lawrence R. Klein valt af te leiden 1). Met behulp van het internationale LINK-model van de Universiteit van Pennsylvania,
dat de macro-econorhische modellen van achttien OECDlanden, acht centraal geleide economieen en vier groepen
ontwikkelingslanden aan elkaar koppelt, toonden zij aan wat
een gecoordineerde monetaire en fiscale politiek in de belangrijkste OECD-landen vermag. Als in de Verenigde Staten de rente met 2% zou worden teruggebracht door een drastische vermindering van het begrotingstekort (een halvering
in drie jaar) en het tijdelijk op een hoog peil houden van de
geldgroei, en als in Japan, West-Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk de overheidsinvesteringen met 2’/2% van het totale overheidsbudget zouden worden verhoogd — wat geen
tinancieringsproblemen hoeft op te leveren gezien de spaaroverschotten in deze landen —, dan zou de economische groei
in de komende jaren in de VS en West-Duitsland met
2’/2-3%, in Canada, Japan en Italic met 1 ‘/2-2% en in Frankrijk en Groot-Brittannie met V2-l% worden bevorderd en de
werkloosheid in de OECD met ettelijke miljoenen worden
verlaagd. Een dergelijke impuls zou ook zeer gunstig zijn
voor de ontwikkeling van de wereldhandel (een extra groei
van 3%) waardoor tevens de internationale schulden- en
handelsproblemen beter hanteerbaar zouden worden. Voor
intlatie zou niet hoeven te worden gevreesd als de geldgroei
(M,) in de VS na 1983 weer naar 5-6% zou worden teruggebracht en de budgettaire verruiming in de andere landen weer
ongedaan zou worden gemaakt; de hoge werkloosheid en de
onderbezetting voorkomen dat de impuls weglekt in loon- en
prijsstijgingen.
Maar de meeste regeringsleiders die in Williamsburg aanwezig waren, geloven niet in een gecoordineerde actie. En zij
geloven zeker niet in een expansief’beleid om de conjunctuur
te stimuleren. Williamsburg heeft bevestigd dat de afzonderlijke landen elk op hun eigen houtje zullen proberen via een
detlatoir beleid de economie te saneren en de groei weer op
gang te krijgen. De Amerikanen vertrouwen er op dat het
herstel dat zich bij hen de laatste maanden aftekent zal doorzetten, en de anderen hopen erop dat hun economieen in het
kielzog daarvan zullen volgen. En als het herstel krachtig genoeg is zullen de gevaren van een internationale schuldencrisis en van toenemend protectionisme ook wel kunnen worden bezworen.
De risico’s van dit herstelpad zijn groot. In de eerste plaats
is nog onzeker ofhet economische herstel in de VS duurzaam
is of slechts van tijdelijke aard. In de tweede plaats is nog onduidelijk ofhet conjunctuurherstel zich ook naar andere lan-

ESB 1-6-1983

den zal kunnen uitbreiden. In de derde plaats zijn er risico’s
dat de internationale schuldproblemen of de toenemende
neiging tot protectionisme roet in het eten zullen gooien.
De eerste zorg betreft de duurzaamheid van het economische herstel in de VS. Duurzaam herstel lijkt alleen bereikbaar als inflatieverwachtingen en de rentestand defmitief op
een lager niveau worden gebracht. Essentieel daarvoor is dat
de begrotingstekorten in de VS in de komende jaren aanzienlijk worden beperkt. Op dit punt is de ..Reaganomics” tot nu
toe echter allesbehalve succesvol geweest. In het lopende begrotingsjaar wordt het tekort op bijna 7% van het bruto nationaal produkt geschat, wat meer is dan het nationale spaaroverschot van de particuliere sector. Zolang dit tekort niet
wordt teruggebracht, zal voor de financiering ervan buitenlands kapitaal nodig blijven, wat betekent dat de rente en de
koers van de dollar niet veel zullen kunnen dalen zodat de investeringen en de export onder druk zullen blijven staan. Het
conjunctuurherstel krijgt dan geen momentum. Het verminderen van de begrotingstekorten is, zoals bekend, echter een
moeizame aangelegenheid, vooral als men daarbij de defensie-uitgaven nog fors wil opvoeren, de belastingen verminderen en bovendien in het komende verkiezingsjaar impopulaire maatregelen wil vermijden. Wanneer als gevolg daarvan de
huidige opleving van de consumptieve vraag niet of niet in
voldoende mate door een investeringsopleving wordt gevolgd, is het gevaar groot dat het herstel geen duurzaam karakter krijgt maar geruisloos wegebt.
Mocht de opleving in de Verenigde Staten niettemin doorzetten, dan is dat nog geen garantie voor economisch herstel
in de rest van de wereld. Bergsten en Klein berekenen dat 5%
groei in de VS in het gunstigste geval 1% groei in de rest van
de OECD genereert. Ook in 1977-78 had een krachtige opleving in de VS nauwelijks effect op andere landen. Het Amerikaanse herstel zal door een autonoom herstel elders, met
name in West-Duitsland en Japan, moeten worden ondersteund wil een voldoende krachtig, zich zelf versterkend. internationaal conjunctuurherstel op gang komen. Maar de
hoge rente en de onzekere vooruitzichten zetten overal in de
wereld een domper op de investeringslust.
En dan blijft er nog het gevaar dat een prille opleving zal
stranden op de klippen van schuldproblemen en protectionisme. Bergsten en Klein beschouwen in dit verband een
groei van 3% als een kritieke waarde. Een lagere groei is volgens hen niet toereikend om de werkloosheid substantieel te
verminderen. Dan zal ook de neiging tot het treften van protectionistische maatregelen niet afnemen en blijft de groei
van de wereldhandel op een te laag peil om tot een sanering
van de schuldposities van de ontwikkelingslanden te komen.
Ook dan zal de conjuncturele opleving slechts van korte duur
zijn.
Helaas heeft de topconferentie in Williamsburg weinig bijgedragen tot het verminderen van deze onzekerheden en het
verkleinen van deze risico’s. Het vermijden van tegenstellingen en het creeren van een ,,goede sfeer” stonden voorop.
Hoe zal de sfeer zijn als blijkt dat door gebrek aan internationale samenwerking het prille economische herstel doodbloedt en de wereldeconomie verder in het slop raakt?
L. van der Geest
1) C. Fred Bergsten en Lawrence R. Klein, The need for a global strategy. The Economist. 23 april 1983.

477

Auteur