‘»r. C. A. ik’ Kant
Gaswinst
Nu de olieprijsverhogingen van 19791980 grotendeels in de afzetprijzen van
het Nederlandse aardgas zijn verwerkt,
wordt pas goed zichtbaar hoe groot de
betekenis van het ,,ijle goud” voor de
vaderlandse economic is. De betalingsbalans en de overheidsfinancien trekken
in dit verband de meeste aandacht.
Het saldo op de lopende rekening van
debetalingsbalansis in 1982 naar raming
ruim f. 15 mrd. gunstiger dan in 1980.
Deze opvallende verbetering is voor twee
derde een gevolg van de ruilvoetwinst bij
de export van aardgas; de ruilvoetwinst
bedraagt naar raming f. 5 a f. 6 mrd. in
1981 en nogeens ca. f. 4 m rd. volgend jaar.
Behalve door de olieprijsstijging wordt
deze ruilvoetwinst veroorz.aakt door de
gevoerde heronderhandelingen over de
exportcontracten en de koersstijging van
de dollar. De uitvoerwaarde van het gas
bedraagt in 1982 ruim f. 19mrd.(optransactiebasis); dank zij het gas hoeft ons
land volgend jaar f. 23 mrd. minderenergiedragers te importeren. De totale directe bijdrage van het aardgas aan de lopende rekening van de betalingsbalans
komt zodoende uit op ca. f. 42 mrd.
De bijdrage vanuit de aardgassector
aan de rijksfinancien is al even indrukwekkend. Het staatsaandeel in de gaswinst (op kasbasis) beloopt in 1981 ruim
f. 18 mrd. en neemt in 1982 tot f. 24,7
mrd. toe. Het aandeel van de aardgasbaten in de totale rijksontvangsten bedraagt daarmee volgend jaar ruim 18%.
Van de gasbaten ad f. 24,7 mrd. ontvangt
de staat blijkens de Miljoenennota 1982
f. 17,8 mrd. in de vorm van niet-belastingsmiddelen. Op grond van deze informatie kan worden geconcludeerd dat het
restant van de gaswinst (f. 6,9 mrd.) in de
vorm van vennootschapsbelasting aan
de staat toevloeit.
Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 48%. De winst na belastingen van de gaswinners zou dan kun-
ESB 4-11-1981
nen worden becijferd op 52/4g X 6,9 is
f. 7 mrd. Deze rekenwijze is echter niet
correct. Ongeveer twee derde deel van
het gewonnen gas is momenteel afkomstig uit het Slochterenveld. Voor dit veld
geldt een bijzondere winstverdelingsregeling, welke garandeert dat de staat tussen 85 en 95% van de totale winst krijgt.
Er is een betrekkelijk ingewikkelde constructie gekozen, waarbij een deel van de
gelden via DSM aan de staat toevalt.
Ongeveer een derde deel van het gas
wordt gewonnen in 12 andere landconcessies (de z.g. ,,kleine velden”) en uit
7 concessies op het continentaal plat.
Voor de onderscheiden concessies gelden verschillende financiele stelsels; als
regel betalen concessionarissen behalve
de vennootschapsbelasting nog andere
winstbedragen aan de staat die de winst
na belasting verder verkleinen (zie voor
een overzicht de Siaatscourant van 15
mei 1981, biz. 6-7).
De zuivere aardgaswinst (voor de
winners) zal — gezien het voorgaande —
in de orde van f. 5 mrd. liggen, waarvan
ruim f. 4 mrd. voor de twee aandeelhouders van de Nederlandsche Aardoliemaatschappij (de NAM), die het Slochterenveld en een aantal kleinere velden
exploiteert. Die aandeelhouders zijn
Shell en Exxon. Over de periode 19811985 zal de schone winst van de gaswinners — uitgaande van het huidige prijspeil — ten minste f. 25 mrd. bedragen,
waarvan ruim f. 20 mrd. voor Shell en
Exxon. Laatstgenoemd bedrag kan
worden vergeleken met het bedrag van
f. 15,4 mrd. dat vorig jaardoorde minister van Economische Zaken is genoemd
in een brief aan de Kamer (van 12 juni
1980) voor de periode 1980-1984.
Minister Van Aardenne had een soort
,,gentlemen’s agreement” met beide multinationals dat deze daartegenover ongeveer f. 14 mrd. zouden investeren (,,in
Nederland of voor de Nederlandse energievoorziening”, lees: in het buitenland).
Over de waarde van deze afspraak kan
men zo zijn twijfels hebben. Daarover
verscheen een inderdaad onthullend stuk
in Vrij Nederland van 8 november 1980.
De ,,agreement” is boterzacht, op nietnakoming van de afspraak staat geen
sanctie, er is trouwens geen duidelijke
procedure overeengekomen om te controleren of de afspraak wordt nageleefd.
Hoe dan ook, gezien de drastische
verdere stijging van de gaswinst van de
winners (na alle afdrachten aan de overheid in de vorm van niet-belastingmiddelen en afdracht van vennootschapsbelasting) tot boven de f. 5 mrd. per jaar,
lijkt het wenselijk het ,,gentlemen’s
agreement” te actualiseren. Daarbij gaat
het minder om de vraag of de maatschappijen bereid zijn hun investeringen verder te verhogen, b.v. tot boven de f. 20
mrd. Die investeringen bevorderen alleen maar een eenzijdige versterking van
de energie-intensieve industriele structuur van Nederland. Bovendien komt
10 a 15% van het gei’nvesteerde bedrag
weer bij de investerende ondernemingen
terecht in de vorm van WIR-premies.
Het ware beter het winstaandeel voor de
gaswinners ter herzien en de extra baten
die uit deze herziening voor de schatkist
voortvloeien, voor een meer gedifferentieerde herindustrialisatie van ons land
te benutten.
Hier ligt een mooie taak voorde minister van Economische Zaken.
* I k d a n k d e h e e r N . HogenhuisvandeBiblio-
theek en Documentatiedienst van de Tweede
Kamer der Staten Generaal voor zijn hulp.
1075