De politiek wil de internationalisering in het hoger onderwijs beperken. Wat is het effect daarvan op de arbeidsmarkt? Een analyse voor de studies economie en econometrie – de studies met de grootste groep in Nederland blijvende internationale studenten.
In het kort
- Een vijfde van de internationale economiestudenten blijft na de studie in Nederland werken.
- Verreweg de meeste blijvers vinden een eerste baan bij multinationals in de Randstad.
- Internationale economiestudenten werken vaker in tekortsectoren, zoals de ICT, dan hun Nederlandse evenknieën.
De sterke groei van het aantal internationale studenten dat naar Nederland komt om hier onderwijs te volgen heeft in de politiek tot zorgen geleid over de huisvesting, onderwijskwaliteit en toegankelijkheid van opleidingen voor Nederlandse studenten (Tweede Kamer, 2024b). Internationalisering van het hoger onderwijs is hiermee een centraal thema geworden in het publieke debat.
Het politieke antwoord op de zorg over de internationalisering van het hoger onderwijs is de voorgestelde Wet internationalisering in balans (WIB). Onder deze wet moet de Nederlandse taal in het hoger onderwijs worden geborgd, wat zou moeten leiden tot een daling van de instroom van internationale studenten. Het doel van de WIB is ‘strategische herbezinning’: het verminderen van het aantal internationale studenten in Nederland moet de balans in de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijsstelsel terugbrengen (Tweede Kamer, 2024b).
Op grond van de WIB mag een opleiding alleen nog in het Engels worden aangeboden als het gebruik ervan doelmatig is. Alle bacheloropleidingen die voor meer dan een derde niet in het Nederlands worden verzorgd worden hierop getoetst (Tweede Kamer, 2024a).
Bij het uitvoeren van de doelmatigheidstoets zijn er enkele uitzonderingsgronden. Omdat de arbeidstekorten groot zijn bij de technische opleidingen, worden de technische universiteiten ontzien van de Nederlandse taaleis. Ook de universiteiten in de krimp- en grensregio’s worden uitgezonderd van de WIB, omdat de universiteiten en andere voorzieningen in deze regio’s beperkt levensvatbaar worden geacht zonder de toestroom van internationale studenten (Eerste Kamer, 2025). Het gevolg is dat de niet-technische universiteiten in de Randstad harder geraakt worden door de WIB dan de andere universiteiten (Tweede Kamer, 2024c).
Maar wat zijn eigenlijk de gevolgen van de WIB voor het aanbod van talent op de Nederlandse arbeidsmarkt? Om die vraag te beantwoorden, gaan we in dit artikel na hoeveel van de internationale economen en econometristen in Nederland blijven werken. Zij vormen de grootste groep blijvers onder de internationale gediplomeerden: elk jaar gaan er bijna duizend in Nederland aan de slag – dat is ongeveer zeventien procent van het totale aantal internationale blijvers (Abbink et al., 2024). De WIB kan dus grote gevolgen hebben voor het arbeidsaanbod van economen in Nederland.
Data
We combineren verschillende (micro-)datasets van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De datasets bevatten informatie over de onderwijsinschrijvingen, afstudeerdata van studenten, de werkgelegenheid van de studenten na afstuderen en bedrijfskenmerken van waar de studenten zijn gaan werken. We volgen alle internationale studenten die tussen de academische jaren 2013/14 en 2022/23 een bachelordiploma van een Nederlandse universiteit hebben behaald en vervolgens zijn toegetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt, al dan niet na een vervolgstudie in Nederland. Omdat de WIB gericht is op het bacheloronderwijs, richten we ons specifiek op de blijfkansen van bachelorgediplomeerden.
In navolging van onder andere het CBS (2024b) definiëren we internationale studenten als personen met een niet-Nederlandse nationaliteit, die geen voortgezet onderwijs in Nederland hebben gevolgd en afgerond. We gebruiken een combinatie van onderwijs- en werkgelegenheidsgegevens om internationale gediplomeerden die in Nederland blijven vast te stellen.
De economische disciplines selecteren we op basis van de meest gedetailleerde CROHO-indeling (tegenwoordig RIO geheten) in het ISCED-F 2013-kader (CBS, 2024a). We classificeren daarbij alle CROHO-codes in de rubrieken Economie en Bedrijfseconomie als ‘Economie’. Negen verschillende universiteiten bieden een bacheloropleiding economie aan met in totaal vijf verschillende CROHO-codes. Voor de bacheloropleidingen econometrie betreft het zes verschillende universiteiten met twee CROHO-codes. Fiscale economie sluiten we uit omdat deze opleidingen doorgaans volledig in het Nederlands worden aangeboden.
De eerste voltijdsbaan (0,7 fte) bepalen we aan de hand van de werkgelegenheidsgegevens. We observeren de sector van de eerste werkgever en kunnen onderscheid maken tussen multinationale en niet-multinationale werkgevers. De locatie waar gediplomeerden hun eerste baan aannemen, is gebaseerd op de geregistreerde woonlocatie tijdens het eerste arbeidsjaar. Dit doen we omdat het voor bedrijven met meerdere locaties niet bekend is op welke locatie de werknemer werkt. In 23 procent van de gevallen komt de woonlocatie namelijk niet overeen met een van de locaties van de werkgever.
De uiteindelijk dataset bevat voor de periode tussen de academische jaren 2013/14 en 2022/23 informatie over 19.570 bachelorgediplomeerden economie en 5.064 bachelorgediplomeerden econometrie. Bij economie zijn er in totaal 4.860 (25 procent) internationale gediplomeerden en bij econometrie zijn er 668 (13 procent) internationale gediplomeerden. Ongeveer de helft van de studenten studeert buiten de Randstad. Bijna veertig procent van alle internationale gediplomeerden komt uit Duitsland of China, waarbij Duitse studenten oververtegenwoordigd zijn binnen het economieprogramma en Chinese studenten binnen het econometrieprogramma.
Gediplomeerde internationale studenten
In de economische disciplines is het aandeel internationale studenten in het totaal aantal bachelorgediplomeerden de laatste jaren fors toegenomen (figuur 1). Mogelijk komt dit door een toename in de afgelopen jaren van het aantal Engelstalige economieopleidingen in Nederland. De meeste gediplomeerden komen uit EER-plus-landen (Europese Economische Ruimte plus Zwitserland en Suriname). In 2022/23 was het aantal internationale gediplomeerden bijna verdrievoudigd ten opzichte van 2013/14 en steeg het aandeel van ongeveer 20 naar 35 procent. Het aantal internationale gediplomeerden econometrie is de laatste jaren toegenomen tot een aandeel van 18 procent in 2022/23, met een gelijke verdeling tussen EER-plus en niet-EER.

Blijvers en arbeidsparticipatie
Ruim een vijfde van de internationale economiestudenten werkt vier jaar na het afstuderen nog in Nederland. Dat blijkt uit een analyse van een subset van de data: de academische jaren 2013/14 tot en met 2017/18. Deze subset betreft 8.799 bachelorgediplomeerden economie van wie er 1.688 (19 procent) internationaal zijn en 1.968 bachelorgediplomeerden econometrie, van wie 204 (10 procent) internationaal. Het aantal blijvers met een economiediploma daalt van 45 procent (758 van de 1.688) een jaar na het afstuderen naar 22 procent (364 van de 1.688) vier jaar na het afstuderen (figuur 2a). In eerste instantie gaan de meeste blijvers door met een vervolgstudie, zoals een masteropleiding (in meer dan 98 procent van de gevallen betreft het een vervolgstudie in een economische discipline). Na één jaar daalt het aandeel studenten dat ingeschreven staat, terwijl het aandeel werkenden toeneemt. In het tweede jaar overtreft het aandeel werkenden het aandeel ingeschreven studenten en wordt de langetermijnretentie bijna volledig bepaald door arbeidsparticipatie.

Van de internationale econometriestudenten blijft iets minder dan een derde in Nederland hangen. Het aandeel blijvers daalt van 61 procent (124 van de 204) na één jaar tot 30 procent (62 van de 204) na vier jaar (figuur 2b). De overgang van inschrijving naar arbeidsparticipatie vindt echter bijna een jaar later plaats dan bij economie, wat duidt op een langere studieduur binnen de masteropleidingen econometrie.
Het aandeel blijvers verschilt aanzienlijk per regio. Internationale gediplomeerden economie die op een universiteit in de Randstad hebben gestudeerd blijven vaker langdurig in Nederland; 32 procent is na vier jaar nog aan het werk, in vergelijking met slechts 15 procent van de studenten van een universiteit buiten de Randstad. Hetzelfde geldt voor econometrie, waar 49 procent van de gediplomeerden van universiteiten in de Randstad blijft, terwijl dit 25 procent is voor gediplomeerden van buiten de Randstad.
Vooral banen in Randstad
Internationale gediplomeerden blijven voornamelijk in of verhuizen naar de Randstad voor hun eerste voltijdsbaan (figuur 3). Van de werkzame blijvers economie en econometrie bevindt de eerste baan zich respectievelijk voor 88 en 86 procent in de Randstad. Nederlandse gediplomeerden daarentegen vinden een eerste baan meer verspreid over het land, al is dat voor 62 procent van de gediplomeerden economie en 75 procent econometrie toch ook in de Randstad.

Dat geldt ook voor de internationale gediplomeerden van de niet-Randstedelijke universiteiten: 70 procent van hen belandt in de Randstad voor hun eerste baan. Dit is aanzienlijk hoger dan de 31 procent van de Nederlandse gediplomeerden die verhuizen. Een soortgelijk patroon geldt voor de econometristen, met 68 procent van de internationale en slechts 43 procent van de Nederlandse gediplomeerden die een eerste baan vinden in de Randstad.
Multinationals
Multinationals blijken de belangrijkste werkgevers voor internationale gediplomeerden van zowel economie- als econometrieopleidingen (figuur 4). Van de blijvers economie start 71 procent een carrière bij een multinational, terwijl dit 75 procent is voor econometrie. Vaak betreft dit een buitenlandse multinational, met 36 procent van de economie- en 31 procent van de econometrie-gediplomeerden. Van de Nederlandse gediplomeerden werkt daarentegen slechts 46 (economie) tot 55 procent (econometrie) bij een multinational in hun eerste baan, en minder dan 20 procent bij een buitenlandse multinational.

Dit patroon suggereert dat internationale gediplomeerden vaker in een multiculturele en meertalige omgeving werken dan Nederlandse gediplomeerden. Uit de data halen we dat gemiddeld 25 procent van de collega’s van internationale gediplomeerden niet-Nederlands is, vergeleken met 18 procent van de Nederlandse gediplomeerden. Als gevolg hiervan vinden internationale gediplomeerden mogelijk vaker werk in internationale teams, waar Engels of een andere taal gebruikelijker is dan Nederlands.
Sectoren
Gediplomeerden van economie- en econometrieopleidingen beginnen hun carrière in een breed scala aan sectoren (figuur 5). Ongeveer de helft van zowel de Nederlandse als internationale gediplomeerden werkt voor financiële en professionele dienstverleners, zoals banken en adviesbureaus. Internationale blijvers hebben een grotere kans om in de financiële dienstverlening aan de slag te komen dan Nederlandse gediplomeerden.

Een aanzienlijk deel van de internationale gediplomeerden komt te werken in tekortsectoren, zoals ICT, onderwijs, gezondheidszorg, bouw en horeca (Abbink et al., 2024). Internationale economen werken verhoudingsgewijs vaker in tekortsectoren (18 procent – voornamelijk in de ICT) dan Nederlandse economen (13 procent). Bij econometristen is dit aandeel voor beide groepen wel gelijk (24 procent).
Conclusie
De invoering van de WIB verschraalt de Randstedelijke arbeidsmarkt door het aanbod van economen en econometristen voor multinationals te beperken. Omdat gediplomeerde economen ook vaker in tekortsectoren aan de slag gaan, zullen deze extra onder druk komen te staan.
Een deel van de vraag naar talent door multinationals kan wellicht worden opgevangen door Nederlandse studenten, maar dit zijn deels substitutie-effecten aangezien het voor een krappere Randstedelijke arbeidsmarkt voor Nederlandse bedrijven zorgt.
Op termijn kan een verschraalde arbeidsmarkt de Randstad minder aantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor bedrijven.

Literatuur
Abbink, J., J. Bakens en R. Meijer (2024) Blijfkansen van afgestudeerde internationale studenten uit het Nederlandse hoger onderwijs en hun impact op arbeidsmarktramingen. ROA Rapport, ROA-R-2024/2
CBS (2024a) Standaard Onderwijsindeling 2021. Editie 2024/25. CBS.
CBS (2024b) Hoger onderwijs; internationale studenten, onderwijskenmerken. CBS StatLine.
Eerste Kamer (2025) Nota naar aanleiding van het verslag (Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van OC&W), 36600 VIII E.
Tweede Kamer (2024a) Voorstel van Wet (Wet internationalisering in balans), 36555, nr. 2.
Tweede Kamer (2024b) Memorie van toelichting (Wet internationalisering in balans), 36555, nr. 3.
Tweede Kamer (2024c) Beslisnota bij 36555 Nota naar aanleiding van het verslag (Wet internationalisering in balans), bijlage bij 36555, nr. 7.
Auteurs
Categorieën