Het Centraal Planbureau (CPB) brengt in zijn studie Kiezen voor later keuzes voor de lange termijn in beeld, maar geeft niet aan wélke keuzes gemaakt moeten worden. Een aantal ervan lijken hoe dan ook verstandig om spijt later te voorkomen, ongeacht welk van de geschetste scenario’s men verkiest.
In het kort
- Om intergenerationele rechtvaardigheid en een sterke economische basis te waarborgen, moeten we nu keuzes maken.
- De CPB-scenario’s Duurzaam, Samen en Autonoom helpen die keuzes te concretiseren.
- Geenspijtbeleid zet in op klimaattransitie, kansengelijkheid, strategische autonomie en robuuste instituties.
Onze tijd is onmiskenbaar een overgangstijd. Er zijn op dit moment verschillende grote transities aan de gang, die inmiddels voor iedereen voelbaar zijn. Denk aan de digitalisering, klimaatverandering en een verbrokkelende wereldorde.
Transities zijn langjarige veranderingen waar we ons op kunnen, nee, móéten voorbereiden door op tijd mee te bewegen. Een transitie kan een kans zijn om voorop te lopen, of het kan een crisis worden: als we te langzaam meebewegen of pas in actie komen als we de effecten ervan voelen.
We moeten erover nadenken voor welke uitdagingen deze transities ons stellen, met welk perspectief we ze aan kunnen gaan en welke transitiepaden hierbij passen. IJkpunten en vergezichten zijn nodig: welke richting willen we op met Nederland?
In de langetermijnstudie van het Centraal Planbureau Kiezen voor later worden voor 2050 vier visies gepresenteerd op basis van een zorgvuldige analyse van trends, uitdagingen en scenario’s: het scenario Markt, waarin de waardes materiële welvaartsgroei en zelfredzaamheid centraal staan; het scenario Autonoom waarin zelfvoorziening en gemeenschapszin voorop staan; in het scenario Duurzaam staat de leefbaarheid van de aarde nu en in de toekomst centraal; in het scenario Samen vormen solidariteit en een gelijke verdeling van de welvaart het uitgangspunt (CPB, 2024).
De kracht van scenario’s is dat ze laten zien waar mogelijke afruilen liggen die dwingen tot deze keuzes. Inzet op het een kan leiden tot concessies op het ander. De afruilen zitten hem vooral in de kortere ten opzichte van de lange termijn; in de beperkte middelen en menskracht die we nu hebben terwijl er vele grote uitdagingen zijn. De boodschap is helder: de toekomst is veranderbaar, niet kiezen komt ons duur te staan, dus geen beleid geeft later spijt.
Het CPB-rapport toont echter niet wélke keuzes gemaakt moeten worden. In dit artikel bespreken we welke keuzes in elk geval nodig zijn om de langetermijnuitdagingen aan te gaan. We noemen dit geenspijtbeleid.
Leidend bij de invulling van ons geenspijtbeleid waren twee overwegingen. De eerste is gebaseerd op het idee van intergenerationele rechtvaardigheid: we moeten oog hebben voor de belangen van komende generaties. Het behoort bij het streven naar welvaart en het is goed voorouderschap om de korte termijn te verbinden met de lange termijn.
De tweede overweging is dat we de basis van de economie in het licht van de trends op orde willen houden, zodat keuzes ook in de toekomst mogelijk blijven. Welke zaken moeten we nu aanpakken, zodat we ook in de toekomst keuzes kunnen maken?
Klimaatneutraliteit
De grenzen van wat de aarde kan dragen worden stelselmatig overschreden. De manier waarop we omgaan met energie, grondstoffen en materialen heeft gevolgen voor de opwarming van de aarde. Volgens de laatste Klimaat- en Energieverkenning (PBL, 2024) is de kans heel klein dat Nederland de klimaatdoelen voor 2030 gaat halen. Daarin zijn we helaas niet de enige. Een recent rapport van de UN Framework Convention on Climate Change laat zien dat de huidige maatregelen van 168 lidstaten die het Parijs-akkoord hebben ondertekend, ontoereikend zijn om het gestelde doel van een opwarming van 1,5 graden in 2025 te bereiken en dat de wereld eerder afstevent op een opwarming tussen de 2,1 en 2,8 graden (UNFCCC, 2024). Volgens de European Environment Agency (EEA, 2024) is het goede nieuws dat de energietransitie in de EU tot een daling van de uitstoot van broeikassen leidt, maar het slechte nieuws is dat de lidstaten met de huidige maatregelen het gestelde doel van een reductie met 55 procent in 2030 niet gaan halen.
De kans wordt dus steeds groter dat er onherroepelijk schade optreedt omdat we over zogeheten tipping points heengaan, zoals het versneld afsmelten van de Groenlandse ijskap, het verlies van regenwouden als CO2-buffers, de afzwakking van oceaanstromen en het versneld ontdooien van de permafrost (OESO, 2022).
Is het scenario Markt waarin de klimaatdoelen niet worden behaald, wenselijk als volgende generaties met enorme problemen worden opgezadeld? De verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten zet het behalen van de mondiale klimaatdoelen verder onder druk, terwijl de economische schade al ver voor 2050 voelbaar wordt. Deze schade wordt bovendien alleen maar groter als we nu niets doen en er steeds drastischere maatregelen nodig zijn met grotere economische kosten.
We moeten deze tragedy of the commons dus overwinnen. Dat pleit voor elementen uit het CPB-scenario Duurzaam. Dat kan alleen als we nu gezamenlijke maatregelen nemen en beginnen met bijvoorbeeld het versneld aanpassen van de energie-infrastructuur.
Daarbij moeten we ons bewust zijn van de in de CPB-studie geschetste afruilen. Er ontstaan in dit scenario bijvoorbeeld mismatches tussen het aanbod van arbeid in sectoren die worden afgeschaald of worden vernieuwd en de toenemende vraag naar arbeid in andere sectoren. Dat onderstreept het belang van een leven lang ontwikkelen. Ook kunnen met name arme huishoudens financieel geraakt worden door een stijging van consumentenprijzen op de korte termijn vanwege een inzet op verduurzaming. Om deze en andere afruilen te mitigeren is een goede combinatie nodig van beprijzen, normeren en subsidiëren.
Kansenongelijkheid
Nederland kende lang een periode van relatieve kansengelijkheid. Maar helaas neemt de kansenongelijkheid ook hier toe. De leerprestaties van vijftienjarige leerlingen op de domeinen lezen, wiskunde en natuurwetenschappen zijn in Nederland sinds 2003 flink gedaald, maar voor leerlingen van wie de ouders maximaal voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) hebben voltooid is de afname in leerprestaties het sterkst geweest (Wolbers, 2024). De onderwijskansen van kinderen van lager- en van hogeropgeleide ouders lopen hierdoor in de laatste twintig jaar steeds verder uit elkaar.
Kansenongelijkheid vergroot de inkomens- en vermogensongelijkheid later. En deze inkomensongelijkheid leidt weer tot verdere kansenongelijkheid – zo is een vicieuze cirkel ontstaan (SCP, 2023; Berg et al., 2018). Hier zijn aanzienlijke maatschappelijke kosten aan verbonden: politieke instabiliteit en de onderbenutting van ons menselijk kapitaal. Maar ook de erosie van sociale cohesie. Later is dan nog meer herverdeling via belastingen nodig. Zo zijn we vooral bezig met reparatie aan de achterkant, terwijl we de voorkant laten liggen. Ook in het CPB-scenario Samen wordt met name gefocust op reparatie aan de achterkant. Daardoor zijn de economische kosten in dit scenario relatief hoog.
Kansrijk onderwijsbeleid kan kansen meer gelijkmaken voor jonge kinderen en zo de inkomensverschillen later verkleinen (SER, 2021a). Het gaat niet alleen om het creëren van ontwikkelmogelijkheden zoals boeken lezen, sporten en bewegen, en een dagelijks voedzaam ontbijt, maar ook om het verkleinen van verschillen in leefbaarheid tussen wijken en het wegnemen van financiële stress in gezinnen. Denk ook aan het schrappen van de arbeidseis voor de kinderopvangtoeslag (SER, 2021b). Juist door al op jonge leeftijd in te zetten op kansengelijkheid komt later elk talent tot zijn recht.
Strategische autonomie
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft recent een belangrijk rapport uitgebracht over Nederland in een fragmenterende wereldorde (WRR, 2024). De hoofdboodschap is dat de gunstige internationale verhoudingen waarvan Nederland lang heeft kunnen profiteren, voorbij zijn en waarschijnlijk ook niet meer zullen terugkeren. De wereldorde fragmenteert langs drie assen: toename van het aantal machtspolen, toename van het aantal tonelen van machtsuitoefening en divergentie van wereldbeelden. We moeten ons blijvend instellen op een wereld die minder gericht is op samenwerking en meer op machtsuitoefening en streven naar dominantie.
Ons maatschappijmodel zal onder toenemende druk komen te staan als we de realiteit van een hardere wereld niet onder ogen zien. Daarvoor hebben we de EU nodig. De EU is niet slechts een economisch project met een sterke interne markt, maar staat ook voor een maatschappijmodel van openheid, recht en sociale rechtvaardigheid, als basis van de ‘European way of life’ (SER, 2023).
Uit strategisch oogpunt is het belangrijk om minder afhankelijk van anderen te zijn op de terreinen van defensie, energie, data en technologie, en het financiële systeem. De uitslag van de Amerikaanse verkiezingen heeft nogmaals onderstreept dat de EU meer op eigen benen moet gaan staan en capaciteit moet opbouwen om risicovolle afhankelijkheden, zoals onze afhankelijkheid van de VS op het terrein van defensie, zo veel mogelijk te voorkomen.
Het kost tijd om meer eigen capaciteit op te bouwen. Daartoe zal meer moeten worden geïnvesteerd in innovatie, circulair gebruik en winning van delfstoffen in de EU. En daar moeten we nu vaart mee gaan maken.
Strategische autonomie past nadrukkelijk bij het scenario Autonoom in de langetermijnverkenning van het CPB. Dat scenario impliceert een afruil met economische groei. Om die afruil te mitigeren, zullen we dan ook zorgvuldig moeten kijken naar de wijze waarop de strategische autonomie moet worden vormgegeven, om welke publieke belangen het daarbij gaat, waar de EU en waar de lidstaten aan zet zijn, waar we moeten inzetten op een versterking van de interne markt en waar meer overheidsingrijpen nodig is. Dit speelt in alle scenario’s een rol. De recente rapporten van Letta (2024) over de voltooiing van de interne markt en Draghi (2024) over de versterking van het Europees concurrentievermogen kunnen hierbij behulpzaam zijn.
Versterken instituties en behoud tegenmacht
De Nobelprijs voor economie is eind vorig jaar gewonnen door Daron Acemoglu, Simon Johnson en James Robinson. Zij benadrukken het belang van inclusieve economische en politieke instituties voor de welvaart van landen zoals eigendomsrechten, een onafhankelijke rechtsstaat en collectieve voorzieningen die een gelijk speelveld en kansengelijkheid creëren (Acemoglu en Robinson, 2012). Maar ook het belang van voldoende maatschappelijke tegenmacht om bijvoorbeeld de technologische ontwikkeling in een richting te sturen die de maatschappelijke welvaart ten goede komt en die niet leidt tot grotere economische en politieke ongelijkheid (Acemoglu en Johnson, 2023).
Deze basiscondities voor economische vooruitgang zijn geen vanzelfsprekendheid meer, zoals de erosie van de rechtsstaat in Hongarije laat zien. Ook de toenemende politisering van de rechtsspraak van de hoogste rechters in de VS die de nieuwe Amerikaanse president vergaande immuniteit verleent, ondermijnt de noodzakelijke checks en balances, en leidt tot verzwakking van de instituties.
Ook in Nederland vragen instituties om onderhoud en versterking. Juristen hebben er onlangs voor gepleit om de constitutionele waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechtspraak te waarborgen door onder andere de politiek op grotere afstand te zetten bij de benoemingen van de Raad voor de Rechtspraak en van de gerechtshoven (Soeharno et al., 2024). Ze wijzen erop dat er weliswaar geen acute dreiging is voor de onafhankelijkheid van de rechtsstaat, maar dat het in het licht van de toenemende polarisatie en het gemak waarmee sommige politici rechters en rechtelijke uitspraken bekritiseren, het beter is om de constitutionele structuren te versterken voordat de dreiging zich werkelijk manifesteert. Ook de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak heeft hiertoe opgeroepen.
Het versterken van instituties en het behoud van tegenmacht is cruciaal voor een rechtvaardige transitie richting de toekomst, welke combinatie van scenario’s er ook optreedt.
Voor voldoende maatschappelijke tegenmacht is ook een sterke sociale dialoog in Nederland en in Brussel nodig (SER, 2024). Daar zet zowel de SER als de Stichting van de Arbeid zich voor in, door het faciliteren van dialoog tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, om zo actief bij te dragen aan de ontwikkeling van het sociale en arbeidsmarktbeleid. Dat vraagt om een goed functionerende overlegeconomie. We zullen tegenstellingen en belangen moeten zien te overbruggen, en doelen en mensen verbinden.
Conclusie
Om de langetermijnuitdagingen waar Nederland voor staat aan te gaan, zullen we hoe dan ook klimaatbeleid moeten voeren om onherstelbare schade later te voorkomen en is aanvullend beleid voor kansengelijkheid nodig om toekomstige inkomens- en vermogensongelijkheid te mitigeren. Ook moeten we zorgen voor strategische autonomie om handelingsmogelijkheden in de toekomst te behouden en zullen we de instituties moeten versterken waarop onze welvaart is gebaseerd.
De uitgangspositie van Nederland is dat de infrastructuur daarvoor er deels al is, onder andere in de vorm van de SER, en dat biedt kansen. Om die kansen te grijpen zal bijvoorbeeld de polder tijdiger moeten meebewegen met de veranderingen in onze samenleving door onder andere nieuwe stakeholders aan de tafel uit te nodigen, nieuwe kennisbronnen aan te boren en in te spelen op verschuivingen in (institutionele) internationale verhoudingen. Die aanwezige infrastructuur moeten we in ieder geval benutten door het gesprek over langetermijnkeuzes te blijven voeren en door expliciete afruilen te benoemen. Dat moet in gemeenschappelijkheid maar met een duidelijke boodschap: niet kiezen is geen optie.

Literatuur
Acemoglu, D. en S. Johnson (2023) Power and progress: our 1000-year struggle over technology and prosperity. New York: PublicAffairs.
Acemoglu, D. en J.A. Robinson (2012) Why nations fail: the origins of power, prosperity and progress. New York: Crown Publishers.
Berg, A., Ostry, J.D., Tsangarides, C.G. et al. (2018) Redistribution, inequality, and growth: new evidence. J Econ Growth 23, 259–305
CPB (2024) Kiezen voor later: Vier visies voor 2050. Een langetermijnverkenning voor de Nederlandse economie. CPB Publicatie, oktober.
Draghi, M. (2024) The future of European competitiveness: A competitiveness strategy for Europe. Rapport Europese Commissie, september.
EEA (2024) Trends and projections in Europe 2024. European Environment Agency Rapport, 11/2024. Te vinden op www.eea.europa.eu.
Letta, E. (2024) Much more than a market: Empowering the single market to deliver a sustainable future and prosperity for all EU citizens. Europese Raad Rapport, april. Te vinden op www.consilium.europa.eu.
OESO (2022) Climate tipping points: Insights for effective policy action. Parijs: OECD Publishing.
PBL (2024) Klimaat- en Energieverkenning 2024. PBL-publicatienummer 5490.
SCP (2023) Eigentijdse ongelijkheid. SCP-rapport.
SER (2021a) Gelijke kansen in het onderwijs: Structureel investeren in kansengelijkheid voor iedereen. SER Advies, 21/09.
SER (2021b) Een kansrijke start voor alle kinderen: Naar inclusieve en toegankelijke voorzieningen voor kinderen van 0–13 jaar. SER Advies, 21/07.
SER (2023) Beleidsagenda Europese Unie 2024–2029: Samen sterker in tijden van transities. SER Verkenning, 23/06.
SER (2024) Perspectief op brede welvaart in 2040: Bouwen aan de economie van de toekomst. SER Visie, 24/01.
Soeharno, J., N. Graaf en J. Uzman (red.) (2024) Constitutionele waarborgen: De Raad voor de rechtspraak en rechterlijke onafhankelijkheid. Amsterdam: Boom Juridisch.
UNFCCC (2024) Nationally determined contributions under the Paris Agreement: Synthesis Report by the secretariat. United Nations Framework Convention on Climate Change Rapport, 14 november. Te vinden op unfccc.int.
Wolbers, M. (2024) Kansenongelijkheid in onderwijs is toegenomen. Demos, 40(8), 5–7.
WRR (2024) Nederland in een fragmenterende wereldorde. WRR-rapport, 109.
Auteurs
Categorieën