Aanpassingsvermogen en
zelfstandigheid
Onze instellingen schieten te kort
in probleemoplossend vermogen. Die
klacht is veel te horen vandaag de dag.
Het zou te meer het geval zijn voor instellingen waarbij de overheidsbemoeienis groot is. De Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst houdt zich bezig met de
vraag of functionele decentralisatie van
overheidstaken het aanpassingsvermogen, de slagvaardigheid van onze instellingen kan verhogen en de ambtelijke en
politieke top kan ontlasten. Volgens de
wet van behoud van ellende moet men
zich dan afvragen wat bij zulk een streven wordt opgeofferd. Delegatie van bevoegdheden en decentralisatie maken
dat de zekerheid van gelijke rechtsbedeling, van gelijke monniken, gelijke kappen, de zekerheid zelve op het spel zouden kunnen staan. Zich organiseren voor
een optimaal aanpassingsvermogen kan
betekenen dat het aangepast zijn risico
loopt, met alle onzekerheden van dien.
De vraag waartoe men dan komt is of
instellingen waarvan een groot aanpassingsvermogen wordt gevraagd dat ook
kunnen opbrengen als zij aan een externe
democratische controle zijn onderworpen, òf dat zij daartoe zekere vrijheden
van zelfstandig ondernemen nodig hebben. Ik heb dat enigszins proberen te
analyseren door de huidige situatie van
een aantal instellingen te bezien. Het
resultaat staat weergegeven in onderstaand praatplaatje, waarin de behoefte
aan aanpassing, respectievelijk aanpassingsvermogen staat uitgezet tegen de
mate van externe democratische (of politieke) controle. De diagonaal gaat van
het ambt (bijvoorbeeld de overheidsinspecties), via het staatsbedrijf (bijvoorbeeld PTT), naar de (particuliere) privaatrechtelijke onderneming (bijvoorbeeld DSM). Om rechtszekerheid te
garanderen vindt men soms het ambt
nevengeschikt aan het staatsbedrijf terug: de Rijksvisafslager bij het Staatsvissershavenbedrijf.
Indien zich nu uit het ambt o m enige
reden een dienst losmaakt, die zich
daarmee enigszins onttrekt aan de directe externe controle, bijvoorbeeld de
de Deltadienst van Rijkswaterstaat of
de Rijksdienst IJsselmeerpolders (RYP),
dan leidt de ruimte welke zodoende tot
meer ondernemen wordt gelaten enerzijds tot meer aanpassingsvermogen (ter
wille van het ,,bedrijf”) en dus anderzijds tot de roep om meer controle. De
angst voor verzelfstandiging van een
dienst is groot.
Is daarentegen de angst voor verstarring groot en voor een gebrek aan aanpassingsvermogen, dan zoeken wij oplossingen in het commissariaat, de
regeringscommissaris of de drost. Het
Commissariaat voor industriewerving
(CIW), de Industrial Development
Authority Ireland (IDA) en het Gesellschaft fur Wirtschaftsförderung in NordESB 16-7-1980
rhein-Westfalen mbH (GFW) kregen vrij
grote gedelegeerde bevoegdheden om
hun taak, industriële vernieuwing te bewerkstelligen, waar te maken. z j gaan
zich òf als zelfstandige ondernemingen
gedragen (waar natuurlijk een politieke
reactie op volgt), Ã’ zij worden meer aan
f
banden gelegd, ten koste van hun streven ons aanpassingsvermogen op een bepaald terrein te vergroten. Het laatste
overkwam de Nederlandse Herstructureringsmaatschappij (NEHEM), die van
EZ nooit heeft mogen ondernemen.
Een ander voorbeeld zijn de Arbeidsbureaus Nieuwe Stijl (ANS), die ter wille
van een groter aanpassingsvermogen
aan een snel veranderende arbeidsmarkt
meer ruimte moesten krijgen om zelf het
beleid te bepalen, zodat de politieke
controle voornamelijk de taakstelling
ging betreffen.
Privaatrechtelijke ondernemingen die
in een omgeving werken waar snelle
aanpassing is vereist en die dit door
hun afhankelijkheid van gemeenschapsmiddelen niet kunnen opbrengen, zoals
de NV NS, of de NV Schiphol zijn in
feite daardoor moeilijker naar hun toekomst te sturen dan een staatsbedrijf.
Mijn eerste conclusie uit deze kijk op
lopende zaken is dat onze verzorgende
bedrijvigheid des te beter functioneert
naarmate zij dichter bij de diagonaal in
mijn figuur te karakteriseren is. Dat betekent dat naarmate aanpassingsvermogen een groter vereiste is de zelfstandigheid van de onderneming ook zal moeten
toenemen. Voorbeelden zijn de Centra
voor Vakopleiding Volwassenen (CVV),
de Landinrichtingsdienst (LID), de
ANWB ofdeTechnische Ueberwachungs
Vereine (TUV) en de Nederlandse Ener@e-ontwikkelingsmaatschappij (NEOM),
jie ontkwam aan een grote politieke of
ambtelijke inmenging.
Een bijzonder voorbeeld is het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, waar
natuurlijk rechtszekerheid, dus aanpassing, een eerste vereiste is, maar goed
mdernemerschap in het beleggen van de
pensioengelden ter wille van het doel van
het ABP niet minder belangrijk is. Het is
het enige voorbeeld dat ik ken waar
rechtszekerheid van de deelnemers en
mdernemerschap ten aanzien van de
beleggingen goed samen worden gebracht
door het scheppen van een bijzondere
rechtspersoon.
Mijn tweede conclusie is dat als de
dienst zich van het ambt (het bestuur)
scheidt, dit niet betekent een eenvoudige
scheiding van beleid en uitvoering, wat
ik vroeger wel dacht. De dienst gaat
(enigszins) ondernemen, zeker indien hij
wordt aangesproken door een zichtbaar
veranderende omgeving.
Nu zijn er terreinen van overheidszorg,
ten aanzien waarvan wij het gevoel hebben dat meer dynamiek en aanpassingsvermogen vereist zouden zijn. Mendenke
maar aan volkshuisvesting, welzijnszorg
en onderwijs. In mijn diagram staat daar
een vraagteken. Het zijn bij uitstek de terreinen waarin wij van de directe externe
controle niet graag ook maar een fractie
zouden willen prijsgeven. Daarom worstelen wij zo met oplossingen via facetraden, kaderwetten en in een enkel geval met een coördinerende minister. Zou
er in mijn analyse waarheid schuilen, dan
zoeken wij o p deze wijze het onmogelijke. Meer aanpassingsvermogen van
deze instellingen is niet te rijmen met een
weigering om hen ook maar enige verzelfstandiging te gunnen. Experimenten
in die richting zouden wij zeker moeten
toelaten. Dat is mijn derde conclusie.
Mijn slotconclusie kan ik het best in
vragende vorm brengen. Zou het staatsbedrijf in zijn verschillende varianten
war verschillende zaken van overheidszorg, ook de niet-technische, niet een
betere organisatorische vorm kunnenzijn
voor het bevorderen van dynamiek dan
je structuren die we nu nastreven? Ik ken
i e geschiedenis van het streven naar een
Postbank en ik schat dat PTT-Viditel
:en gepolitiseerde onderneming zal blijven. Maar toch een onderneming, met
ianpassingsvermogen ter wille van haar
werleven. Aanpassingsvermogen is tenslotte ook het vermogen om risico’s te
,villen en kunnen nemen, dus om te onlernemen en dat bestaat niet zonder een
xhte delegatie van bevoegdheden.