/
/
E
•
nencti
–
ten
L
D
Opleidingsinfiatie?
•
*
•
Drs J. W. de Pous
Loonvorming
‘Drs W. H. Kemrners
De fruitoogst 1955
.9
*’
C. Vermey.
De scheepsbouw in het eerste
Ealfjaar 1955
• •
Drs 0. Beaujon
e Nederlandse industrie in het
tweede kwartaal van 1955
–
/
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
40e JAARGANG
No 1998
WOENSDAG 28 SEPTËMBER
1955
•
(
/
KORES
‘voor
Uw
KORES-pondentie
LHIAÏJJ
8
ANK SCl
COLLECTIEVE
PENSI
O
EN-VERZEKERING
Maak
gebruik van de rubriek
,,VACATURES”
voor
het oproepen
van sollicitanten voor leidende
functies. Het aantal
reacties,
dat deze annonces
ten gevolge hebben, is doorgaans uitermate
bevredigend; begrijpelijk: omdat er bijna geen
grote instelling is,
die
dit blad niet regelmütig
ontvangt en waar
het
niet circuleert!
IERSTI NIO I RL AN 0 SC HI
VERZEKERING MIJ OP
HET
LEVEN EN TEGEN
INVALIDITEIT N.V.
GEVESTIGD TE ‘S-GRAVENHAGE
£ ‘EN S 1
REGIL-1 N G-
mow
AW
R. Mees & Zoonen
Bankiers en
A ssurantie-makelaars,
–
..
Rotterdam
Amsterdam
–
‘s-Gravenbage
Delft
–
Schiedam
–
Vlaardingen
en Administratie
van Vermogens
Executele en Bewind-
_____
voering
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voozNeder1and:
Pieter de Hoochweg 120; Rotterdam- W.
Telefoon redactie: K 1800-52939. Administratie: Jr 1800-38040. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Ban que de Corn-
,nerce; 6, Place Royale, Brussel, postcheck-rekening 260.34.
Redactie-adres
voor
België:
Dr J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
•
• weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 120, Rotterdam-W.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f
29,—, overige landen
f
31,— per jaar.’Abonnementen kunnen ‘ingaan met elk
nummer en slechts worden beëindigd per ultimo van het
kalenderjaar.
Losse
nummers
75
cts.
/
No. 1977: f2,-
Aangetekénde
stukken
in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedijk, Rolterdam:W.
Adverteiiies.
Alle correspondentie
betreffende
advertentiej
te richten aan de Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerjj
H. A. M. Roelants, Lange Haveh 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 1 of 3).
Advertentie-tarief
f
0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken
,,
Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
• COMMISSIE VAN REDACTIE: C. van den Berg; Ch. Glasz; L. M. Kyck.
H. W. Lambers; J. Tinbergen; F. de Vries. Redacteur-Secretaris: A. de Wit:
Adjunct Redacteur-Secretaris: J. H. Zoon.
C15
W
KI
~
Sli VAN ADVIES VOOR BELGIË:
F. Collin;
J. E. Menens di Wilmars; J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. Vlerick.
—.
..,.,.T___•”_
“-:’
‘5P
–.—‘
28September 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
831
Opleidingsinfiatie?
Werkgevers pogen ter voorziening in vacatures uiter-
aard de diensten aan te trekken van de beste sollicitant.
Dit pogen komt vaak tot uiting in een voorkeur voor
betrekkelijk jonge krachten, die een goede opleiding
hebben genoten. Indien aan deze voorkeur het streven
ten grondslag ligt de aangetrokken krachten een uitein-
delijke
–
bestemming in het bedrijf te geven, die beant-
woordt aan de mogelijkheden, welke zij in zich bergen,
dan is daar niets tegen in te brengen. Is het echter de
bedoeling hun steeds routinewerk te geven of een positie
te verschaffen, die geen vooruitzichten biedt, dan kan
een dergelijke personeelspolitiek, hoe voor de – hand
liggend zij ook moge lijken, na verloop van tijd tot moei-
lijkheden aanleiding geven.
Deze opvatting treft men aan in ,,Personnel” van Juli
ji., waarin Howard M. .Vollmar en Jack A. Kinsey dé
resultaten hebben bekend gemaakt van een enquête,
gehouden door het Bu-
reau Burgerlijk Perso-
neel van het ,,Depart-
de mate waarin werk-
nemers, – onderscheiden
naar opleiding en leef-
tijd, bevrediging in hun
werk vonden. De resul-
taten dezer enquête zijn
weergegeven in neven-
staande tabeL Hieruit
kan allereerst worden
afgeleid, dat het aantal werknemers dat in het werk
geen bevrediging vond, relatief groter is naarmate de
opleiding die zij hebben genoten, hoger is. Voorts bleek
hetzelfde het geval te zijn naarmate de werknemers
jonger waren. Het feit, dat laatstgenoemd criterium
minder sterk tot uiting komt, doet vermoeden dat het
verband tussen opleiding en het vinden van bevrediging
in het werk van meer belang is.
De auteurs zijn de mening toegedaan, .dat de ontevre-
denheid van beter opgeleiden en jongeren ut één en
dezelfde bron voortvloeit. Men mag nl. aannemen, dat
werknemers met een ,,college”-opleiding – de Ameri-
kaanse onderwijsindeling laten wij onvertaald – over
het algemeen hogere verwachtingen koesteren ten aanzien
van de aard van het werk en de arbeidsvoorwaarden in
de ruimste zin, dan lieden die een geringere opleiding
hebben genoten. M.a.w. op de duur zijn zij, omdat zij
hogere verwachtingen koesteren, niet tevreden met ar-
beidsvoorwaarden, die iemand mét een ,,high school”-
opleiding volgaarne aanvaardt.
De factor ,,verwachting” is bij de onderscheiding naar
leeftijd minder voôr de hand liggend, rtiaar niettemin
aanwezig. Immers, oudere werknemers streven meer naar
stabiliteit en zekerheid dan jongere; meestal hebben zij
zich aangepast aan hun werkzaamheden en zijn zij meer
geïnteresseerd in het behouden van hun functie dan in het
bereiken van, een hogere sport op de maatschappelijke
ladder. Jongeren daarentegen hebben over het algemeen
meer de gelegenheid om, trekkend van de ene onderne-
ming naar de andere, de betrekking te zoeken die hun
het beste ligt. Om deze reden zullen zij de neiging hebben
minder tevreden te zijn met betrekkingen waarmede de
meeste oudere werknemers cdntent zijn. Nadere onder-
zoekingen, die werden verricht onder werknemers in
betrekkingen, die vermoedelijk het minst aan de ver-
–
1Ofl
1(flø
en goed opgeleide krach-
dezen aan verwachtin-
gen moet worden toe-
gekend: het ontevre-
denheidspercentage was
namelijk hoger naar-
mate de werknemers
jonger waren en een
betere opleiding had-
den genoten.
Tot zover de resultaten van deze – kleine en wat
eenzijdige — enquête, die tot nader en uitgebreider onder-
zoek prikkelt. Deze resultaten bevestigen, aldus de
auteurs in ,,Personnel”, de opvatting, dat een personeel-
chef zich niet moet schuldig maken aan het aannemen
van krachten in betrekkingen, die vermoedelijk niet over-
eenkomen met hun verwachtingen. Dit betekent uiter-
aard niet, dat slechts oudere werknemers met minder
scholing voor zulke betrekkingen moeten worden aan-
getrokken, maar dat persoelchefs speciaal moeten
nagaan of dé verwachtingen der jonge en goed opgeleide
krachten wel overeenkomen niet de arbeidsvoorwaarden,
die de onderneming hun te bieden heeft. Een dergelijk
onderzoek zal vermoedelijk het aannemen van zgn. ,,over
–
qualified” krachten, met alle gevolgen die daaruit voor
de onderneming kunnen voortvloeien, zoals personeels-
verloop, productie- en persoonlijke moeilijkheden, kunnen
verminderen.
Veel bevre-
Bevredi-
Geen
be-
Leeftijdsgroep
Opleïdingspeil diging
ging
vrediging
I
I
_______________________
ten voldeden, bevestig-
ment of the Army
“
, naar
(in pCt van het aantal werknemers)
______
den de betekenis die in
Jonger dan 30
Grammar school
39,2
45,1
15,7
High school
30,4
43,0
26,6
College
25,7
31,6 42,6
30-39
Grammar school
48,8
40,9
10,2
–
High school
37,9 38,8
23,3
College
24,2
41,6
34,1
40-49
Grammar school
46,5
48,5
4,9
High school
40,1
45,3
14,6
College
30,7
34,1
35,2
50 en ouder
Grammsr school
55,8
36,2
7,9
High school
50,0
36,3
13,7
College
43,8
33,7 32,5
INHOUD
Blz.
Blz.
9
8
Boekbesprekingen:
Opleiuingsmisatie
.
………………………31
.De toepassiiig van de organische bedrjfreke-
Loonvorming,
door Drs J. W. de Pous ………
833
ning in ziekenhuisinrichtingen,
bespr. door
De fruitoogst 1955, door Drs W. H. Kemmers …
835
H. J. Valk ……………………….
842
De scheepsbouw in het eerste halfjaar
1955, door
C. Vermey ………………………….
838
De Nederlandse industrie in het tweede kwartaal
Olivier Vanneste en Guido Declercq: Kust en
hinterland, bespr. door Dr J. F. van Saarloos
843
Geld- en kapitaalmarkt,
door
.
Drs J. C. Brezet …
843
van
1955, door Drs 0. Beaujon ………….
840 De Belgische geld- en kapitaalmarkt in Augustus
Aantekening:
1955, dooi’ Dr L. Delmotte ……………
844
Suikergoed en chocoladewerk in België …….841
Statistieken ……………………………845
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
832
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1955
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Drs J. W. DE POUS, Loonvorming.
Bij het vraagstuk van het systeem van loonvorming
kan worden onderscheiden tussen de materiële inhoud
der loonpolitiek en .de organisatorische vorm, welke
hieraan wordt gegeven. Het voornaamste probleem bij
de materiële inhoud betreft de mate van coördinatie en
differentiatie in de loonvorming. Ligt het zwaartepunt op
coördinâtie, dan wordt de toeneming van het nationale
inkomen d.m.v. een algemene loonronde over alle werk-
nemers gelijkelijk uitgesmeerd, ongeacht de economische
situatie van onderneming of bedrijfstak, waarin men
werkzaam is. Hier staat tegenover, dat werknemers in de
zeer goed renderende ondernemingen of bedrijfstakken
minder ontvangen dan bij een bedrjftaks- of onder-
nemingsgewijze vaststelling van lonen en andere arbeids-
voorwaarden het geval zou zijn. Ondanks divergerende
uitgangspunten hebben de in de Stichting van den Arbeid
samenwerkende organisaties zich kunnen verenigen op
een systeem van loonvorming, waarbij enerzijds de
coördinalie blijft gehandhaafd, doch anderzijds bedrjfs-
taksgewijze afwijkingen worden erkend als integrerend
element der loonpolitiek. Schr. stelt vast, dat de Overheid
en het georganiseerde bedrijfsleven onder de huidige om-
standigheden eeia vergroting van het werknemersinkomen
niet langs de weg van een algemene loonronde, doch via
het bedrijfstak sgewijze overleg wensen te realiseren. De
geclausuleerde differentiatiemogelijkheid sluit geheel aan
bij de in het rapport van de Stichting van den Arbeid
op dit punt gedane voorstellen. Schr. vraagt zich af,
waarom de mogeljkhid tot verruiming der arbeidsvoor-
waarden tot een maximum van 3 pCt van het jaarloon,
door de Regering is beperkt tot een aantal secundaire
arbeidsvoorwaarden; De bezwaren, die de Regering tegen
uitbreiding der differentiatiemogelijkheid tot de primaire
arbeidsvoorwaarden heeft aangevoerd, acht hij niet over-
tuigend, en hij betreurt het dat van de gelegenheid geen
gebruik is gemaakt om verantwoordelijkheden voor de
loonvorming over te dragen aan de direct belanghebben-
den in de onderscheiden bedrijfstakken. Ook al zou de
practische betekenis hiervan gering zijn, dan nog zou deze
evolutie in de materiële inhoud der loonpolitiek in de
richting van meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor
het bedrijfsleven zelf, moeten worden toegejuicht.
Drs W. H. KEMMERS, De fruitoogst 1955.
De fruitoogst – waaionder in dit artikel wordt ver-
staan die van appelen en peren, welke 85 pCt van de,
jaarlijkse geldopbrengst voor zijn rekening neemt – is
reeds in volle gang. Appelen en peren zijn dit jaar niet
goedkoop. Ook vorig jaar begon het seizoen met Vrij
hoge prijzen, die echter later daalden. Ter beantwoording
van de vraag of ook dit jaar een dergelijk verloop te ver-
wachten is, dienen de Vraag- en aanbodverhoudingen te
worden bezien. Volgens de oogstverwachtingen van het
Ministerie van Landbouw is thans de kleinste fruitoogst
Van de laatste jaren begonnen. Op de binnenlandse markt
voor vers fruit vinden geen grote veranderingen plaats en
de verhouding tussen prijs en verbruik is in hoge mate
stabiel. Tafelappelen en -peren ondervinden practisch
geen concurrentie van ander inheems fruit, wèl van
zuidvruchten. Daar de oogsverwachtingen voor laatst-
genoemde producten zeer goed zijn, zal dit de prijsvorming
voor appelen enigszins in voor de producent ongunstige
zin beïnvloeden. Schrijver geeft voorts een overzicht van
de situatie in de diverse Westeuropese landen, die de vraag
vrij sterk beïnvloedt. In het noordelijk deel van West-
Europa – mcl. Duitsland – zijn de oogstverwachtingen
laag, in het zuidelijk deel worden echter goede oogsten
tegemoet gezien. De schaarste in het noordelijk deel,
waarin practisch de gehele Nederlandse oogst wordt
geplaatst, zal een sterke prijsstijging veroorzaken. Deze
prijsstijging kan wordenafgeremd, doch zeker niet worden
tegen gehouden, door de 5ngekend grote stroom fruit,
die uit het goedkope zuiden naar het noorden zal vloeien.
C. VERMEY, De scheepsbouw in het eerste
halfjaar
1955.
De verbetering op de algemene vrachtenmarkt droeg
er toe bij, dat tal van nieuwe bouwopdrachten bij de
werven in verschillende landen zijn geplaatst. Noorwegen
was het eerste land, dat op vrij grote schaal bestellingen
voor nieuw te bouwen schepen plaatste. Het opvallende
bij. het grote aantal Noorse bouwopdrachten is, dat
Engelse werven, die na de oorlog zo sterk van het Noorse
vlootopbouw-programma profiteerden, ditmaal werden
gepasseerd. Een teken aan de wand voor Engelands
scheepsbouw, waar de lange levertijden, voortdurende
loonronden, stakingen e.d. het plaatsen van opdrachten
•tot een uiterst speculatieve onderneming stempelen. Hoe-
wel Engeland in de wereldscheepsbouw nog steeds de
eerste plaats inneemt, ligt de tijd, dat meer dan de helft
der totale in alle landen in aanbouw zijnde tônnage op
Engelse werven werd gebouwd, ver achter ons. Duitsland
nam per 1 Juli 1955 de tweede plaats in, Nederland de
derde. De scheepsbouw, en dit geldt in het bijzonder voor
de continentale werven, heeft niet te klagen: hij beschikt
over ruime orderportefeuilles, die gedurende de eerst-
komende jaren volledige werfbezetting verzekeren. De
gunstige stemming op de vrachtenmarkt en de lange lever-
tijden van nieuw te bouwen schepen beïnvloeden boven-
dien de prijzen voor tweedehands schepen gunstig.
– SOMMAIRE –
Drs J. W. DE P0 US, Formation des salaires.
L’auteur juge les récentes mesu.res salâriales en.rapport
avec les pourparlers au sujet de la formation des salaires,
pourparlers qui sont arrivés â un certain achêvement
maintenant que le ,,Sociaal-Economishe Raad”
(= Conseil Social-Economique) a donné son avis.
Drs W. H. KEMMERS, La récolte des fruits 1955.
La pénurie de pommes et de poires dans la partie
septentrionale de l’Europe occidnta1e, oi est placée
pratiquement toute la récolte néerlandaise, causera une
forte hausse des prix. Cette hausse pourra être atténuée,
mais non arrêtée par le grand affiux de fruits qui viendra
du sud.
C. VERMEY, Les construclions maritimes dans Ie premier
semestre de 1955.
La construction navale et particulièrement celle du
Continent, n’a pas â se plaindre. Elle a en portefeuille une
grande quantité de commandes assurant pour les pro-
chaines années â venir un emploi complet des chantiers.
28 Septernber.1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIChTEN
833
Loonvorming –
De publicaties, welke in de afgelopen weken in de pers
zijn verschenen, hebben het vraagstuk van de loonvormihg
wederom in het middelpunt der publieke belangtel1ing
geplaatst. Het iaIt ongetwijfeld toe te juichen, dat aan
dit vraagstuk een zo ruime publiciteit wordt verleend.
Practisch iedere Nederlander is immers bij deze materie
ten nauwste betrokken, ook wanneer hij niet als werk-
gever of werknemer, maar bijv. als lid van de moeilijk
definieerbare 6ategorie der vergeten groepen een rol – zij
het helaas van meer passieve aard – bij de te nemen loon-
maatregelen en de daaruit voortvloeiende repercussies
vervult. Waardering voor de wijze, waarop de pers haar
taak vervult, behoeft evenwel een critische kajttekening
niet uit te sluiten. Het moet nl. worden betreurd, dat door
schending van de geheimhouding de ‘inhoud .van ver-
trouwelijke besprekingen zo vlot aan de openbaarheid
wordt prijsgegeven. Het behoeft geen nader betoog, dat
aldus het overleg wordt bemoeilijkt en het bereiken van
overeenstemming tussen de betrokken partijen ernstig kan
worden belemmerd.’ Volledigheidshalve -moet hieraan
worden toegevoegd, dat, de geheimhouding wel enigszins
te ver wordt doorgevoerd, waardoor ons volk zonder
noodzaak onkundig wordt gelaten en de indruk wordt
gewekt, dat de loonvorming een zaak zou zijn vaneen
zeer beperkte kring van ingewijden. Zo had het stellig
aanbeveling vérdiend, wanneer de Sociaal-Economische
Raad zijn advies over het systeem van loonvorming, vast-
gesteld in de vergadering van Vrijdag 16 September ji.,
in een openbare zitting had behandeld. De publieke me-
ningsvorming kan dan immers in een zo vroeg mogelijk
stadium plaatsvinden, terwijl allerlei onjuiste en. mis-
leidende publicaties worden voorkomen.’Overigens is dit
gen verwijt aan de S.-E.R., daar de Regering beslist, of
– een door haar. gevraagd advies al dan niet in het openbaar
zal worden behandeld. Moge de Regering door een- zeer
spoedige .publicatie van het S.-E.R.-advies een bijdrage
leveren tot de openbare opinievorming.
Bij de discussies over de loonvorming kan wordçn
onderscheiden tussen een vraagstuk van korte termijn
betreffende de hoogte van lonen en arbeidsvoorwaarden
en een vraagstuk van lange termijn betreffende de wijze
vaii vaststelling van deze grootheden. Bij de besprekingen
inzake de jongste loonmaatregelen is overigens gebleken,
dat tussen beide vraagstukken een zekere samenhang
bestaat Een beoordeling van de recente loonmaatregelen
kan derhalve waarschijnlijk het beste geschieden tegen
de achtergrond van het overleg over het systeem van loon-
vorming, dat met het uitbrengen van het advies door de’
S.-E.R. – voor zover zulks het georganiseerde bedrijfs-
leven betreft – tot een zekëfe afronding is gekomen.
‘Bij het vraagstuk van het systeem van loonyorming kan
wirden onderscheiden tussen de materiële inhoud der
loonpolitiek en de organisatorische vorm, welke hieraan
wordt gegeven.
Het voornaamste probleem hij de materiële inhoud
betreft de mate van coördinatie en differentiatie in de
loonvorming. Voor een overzicht van de voor- en nadelen,
welke verbonden zijn aan coördinatie in de loonvorming
enerzijds en differentiatie in de beloning anderzijds, moge
worden verwzen naar het door de Stichting van den
Arbeid opgesteld rapport inzake de toekomstige loon-
–
politiek.
Zou men het zwaartepunt geheel op de coördinatie en
centralisatie wensen te leggen, dan ligt het voor de hand
om het dôen delen van de werknemers in de stijging van
het nationale inkomen te doen geschieden langs de weg
van dezgn. algemene loonronde, waarbij een vergunning
wordt verleend of een verplichting wordt opgelegd om
de lonen te verhogen met een voor iedere werknemer (voor
zover vallend onder een door. het College van Rijksbe-
middelaars goedgekeurde’ c.a
.0.
.of. bindend, vastgestelde
loonregeling) gelijk percentage, dat ‘is afgestemd op het
algemene productiviteitsverloop in onze economie. Hierbij
moge worden opgemerkt, dat. onder de in ons land
vigerende’ omstandigheden een dergelijke algemene ver-
gunning of algemene verplichting bij de practische.. toe-
passingin de bedrijfstakken tot vrijwel dezelfde resultaten
zullen leiden. . ro
I
–
Aldus wordt bereikt, dat de toéneniing van hèt nationalë
inkomen – in .overeenstemming’ mèt het beginsel van
gelijke beloning voor technisch geljkwaardige’ ârbeid –
over, alle werknèmers gelijkelijk (d.w.z. in evenredigheid
met het functie- of basisuurloon) wordt uitgesmeerd
ongeacht de . ecotiomische situatie van onderneming of
bedrijfstak, .waarin men wërkzaam is. Bij deze wijze van
welvaartsspreiding deelt odk de arbeider, die in een
sociaal zwakke positie verkeert of in een minder goed
renderende onderneming of bedrijfstak werkzaam is, in
de toeneming van het nationale inkomen; waarvan hij
anders waarschijnlijk buitengesloten zôu zijn. Uiteaard
staat’hiertegenovei,dat de werknemers in de zeer goed
renderende ôndernemingen en bedrijfstakken aldus minder
ontvangen dan het geval zou zijnbij een bed rijfstak’s- ‘of
ondernerningsgewijze vaststelling van lonen ën arbeids-
vdörwaarden, waarbij dëbeloriing wordt afgestemd öp het
bijzondére productivitéitsverloop in onderneming of
bedrijfstak.
Over’d vraag,
,
of de eis van sociile rechtvaardigheid
een gelijk loon voor technich’ gelijkwaardige dan wel een
gelijk loon voor economisch gelijkwaardige arbeid ge-
biedt, wordt verschillend geoordeeld
J).
Ziet men de arbei-
der
,
priiiiair als lid van de ondernemings- ën bedrijfs-
geinénschap, w’aarin deze werkzaam is, dan zal men zich
üitspreken voor een gelijk loon ,voor econoiiisch gelijk-
waardige arbeid en het zwaartepunt leggen op de differen-
tiatie in de loonvorming, waarbij het economisch’ rende-
ment van de betreffende onderneming of bedrijfstak in
de beloning van de arbeider, tot uitdrukking komt. .Ziet
men de arbeider daarentegen in de eerste plaats als lid
van de volksgemeenschap, dan pleegt de voorkeur uit te
gaan naar een gelijk loon voor technisch.gelijkwaardige
arbeid.
Intussen môge w(5rden opgemerkt, dat in het huidige
loonstelsel t— ook wanneer men afziet van de beloning
van vrouwelijke en jeugdige arbeid – door de bestaande
differentiaties in de secundaire arbeidsvoorwaarden (welke
in het algemeen ôok door de voorstanders van gelijk loon
voor technisch geljkwaardige arbeid niet als sociaal
onrechtvaardig worden aangevoeld) en door de in uit-
zonderingsgevallen toegestane afwijkingen van de richt-‘
lijnen met betrekking tot de primaire arbeidsvoorwaarden,
‘) Bij de toepassing van het beginsel van gelijk loon voor technisch gelijkwaar-
dige arbeid zijn uiteraard bij een gelijke loonvoet verschillen in looninkomen mogelijk in verband met prestatietoestagen (tariefbeloning, merit.rating, ed.),
winstdeling, gratificaties
dc.
Voorts zij er op gewezen, dat het technisch al of niet
gelijkwaardig zijn ‘van bepaalde functies via de afweegfactoren bij de werkclasst-
ficatie mede wordt bepaald door de economische grootheden vraag en aanbod.
834
ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN
28
September 1955
niet volledig wordt voldaan aan het criterium van gelijk
loon voor technisch gelijkwaardige arbeid.
Naast bovengenoemde sociaal-ethische criteria dient
de economisch-politieke norm te worden gememoreerd,
inhoudende dat de productiekrachten daar moeten worden
aangewend, waar de grootste efficiency en productiviteit
worden verkregen. Bij gelijk loon voor .technisch gelijk-
waardige arbeid ontbreekt – althans over kortere perio-
den gezien – de prikkel voor de productiefactor arbeid
om zijn diensten daar in te zetten, waar het economisch
rendement het grootst is. Er bestaat door de afwezigheid
van verschillen in de beloning geen aanleiding voor de
arbeiders zich te verplaatsen van de minder productieve
naar de meer productieve ondernemingen. Deze ver-
plaatsing zal overigens slechts dan geschieden, indien het
verschil in de geldelijke beloning van doorslaggevende
betekenis is bij de keuze van werkkring en wanneer voorts
voldoende mobiliteit bestaat. –
Ten slotte moge er op worden gewezen, dat de reper-
cussies op het prijsniveau in geval van een algemene
loonronde in het algemeen groter zullen zijn dan bij
loonstijging langs de weg van differentiatie het geval is
2).
Dit houdt dus in, dat bij welvaartsspreiding via een
systeem van algemene loonronden het percentage loons-
verhoging, dat nodig is om de arbeider zijn rechtvaardig
deel in de stijging van het nationale inkomen te doen
toekomen, groter zal moeten zijn dan bij een gediffe-
rentieerde loonvorming.
Ondanks de divergerende uitgangspunten hebben de in
de Stichting van den Arbeid samenwerkende organisaties
zich blijkens het door de Stichting uitgebracht rapport
inzake de toekomstige loonpolitiek kunnen verenigen
op een systeem van loonvorming, waarbij enerzijds de
coördinatie blijft gehandhaafd, doch waarbij anderzijds
bedrjfstaksgewijze afwijkingen worden erkend als een
integrerend element van de loonpolitiek. Deze afwij-
kingen dienen volgens dit rapport gegrond te zijn op de
verschillen, welke in bedrijfstakken kunnen bestaan ten
opzichte van de gemiddelde cijfers inzake de werkgelegen-
heid, productiviteit en rentabiliteit. De S.-E.R. heeft zich
met deze opvatting geheel kunnen verenigen.
Uiteraard zal over de mate van coördinatie en diffe-
rentiatie steed§ beslist moeten worden aan de hand van
de concrete situatie, waarin ‘s lands economie verkeert.
In de practijk zal dit systeem van loonvorming er toe
leiden, dat een stijging van het nationale inkomen ge-
deeltelijk aan de werknemers ten goede komt langs de
weg van de differentiatie (door het gebruik maken van de
mogelijkheid van afwijking van de richtlijnen voor bijv.
de vacantietoeslag) en gedeeltelijk langs de weg van de
coördinatie, inzoverre na verloop van enige tijd de bij de
coördinatie gehanteerde richtlijnen – en de daarop ge-
baseerde lonen en andere arbeidsvoorwaarden in de ver-
schillende bedrijfstakken en ondernemingen – worden
aangeiast aan de vooruitgang in de algemene economische
situatie (door een verandering in de richtlijnen voor bijv.
de vacantietoeslag, welke daarmede overeenstemmen met
de feitelijke situatie, zoals deze in een belangrijk gedeelte
van het bedrijfsleven is gegroeid).
Daar bij het toestaan van afwijkingen van de richtlijnen
ongetwijfeld ook aandacht zal worden besteed aan de
structuur van de afzetmarkt, waardoor geen toestemming
zal worden verleend voor loonsverhogingen, welke voor-
bestemd zijn om op de consument te worden afgewenteld,
‘)
Vgl. Prof. Dr D. B. J. Schouten, Enkele-beschouwingen over loon-, winst- en
prijsvorming, Maandschrift Economie, April 1955.
kunnen ,,willekeurige” differentiaties, begrepen in het
langzamerhand zwaar belaste woord ,,margepolitiek”,
worden voorkomen. De afwijkingen van de richtlijnen
blijven aldus beperkt tot differentiaties, die sociaal gewenst
moeten worden geacht, en welke economisch gezien een
reële functie vervullen bij de verdeling der schaarse
productiemiddelen over de alternatieve aanwendings-
mogelijkheden.
Voorts wordt enerzijds bereikt, dat de werknemer,
die in een sociaal zwakke positie verkeert, door de richt-
lijnen bescherming geniet, terwijl anderzijds verhinderd
wordt, dat de lasten van het economisch achterblijven
van bedrijfstak of onderneming volledig op de daarin
werkzame arbeiders zouden worden afgewenteld. Door
de verandering in de op de gemiddelde rentabiliteit en
productiviteit afgestelde richtlijnen, zullen deze arbeiders
– ook al wordt door de immobiliteit het overgaan naar
een andere werkkring belemmerd – delen in de algemene
welvaartstoeneming, zij het met enige vertraging.
Wanneer men tegen deze achtergrond de jongste loon-
maatregelen beoordeelt, kan allereerst worden vastgesteld,
dat de Overheid en het georganiseerde bedrijfsleven in de
huidige omstandigheden een vergroting van het werk-
nemersinkomen niet langs de weg van een algemene loon-
ronde, doch via het bedrijfstaksgewijze overleg wensen
te realiseren. Een en ander wordt geaccentueerd door de
voorwaarde, dat de werkgevers- en werknemersorganisa-
ties in de desbetreffende bedrijfstak overeenstemming
over de voorstellen dienen te hebben verkregen. Voorts
kunnen voorstellen tot wijziging slechts bij afloop van de
c.a.o. worden gedaan, terwijl voor bindende loonrege-
lingen een analoge regeling dient te worden gevolgd.
Vervolgens wordt als voorwaarde gesteld, dat de over-
eengekomen verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden niet
tot prijsverhoging aanleiding mogen geven. Deze voor-
waarde kan worden beschouwd als een nadere concretise-
ring van de hierboven vermelde, in het.Stichtingsrapport
neergelegde, norm voor bedrjfstaksgewijze differentiatie.
Wanneer immers in een bepaalde bedrijfstak een afwijking
naar boven van de richtlijnen wordt bepleit op grond van
een boven het algemeen gemiddelde uitgaande stijging
van productiviteit en
,
rentabiliteit in de betreffende
bedrijfstak, mag de eis worden gesteld, dat de voorge-
stelde verhoging van de loonkosten zal worden bestreden
uit dit gunstige productiviteits- of rentabiliteitsver’loop en
derhalve niet via de afzetmarkt op de afnemers zal worden
verhaald. Deze aldus geclausuleerde differentiatiemo-
gelijkheid sluit derhalve geheel aan bij de in het Stichtings-
rapport op dit punt gedane voorstellen. Economisch en
sociaal ongewenste differentiaties, gebaseerd op het uit-
buiten van monopolistische posities op de afzetmarkt
door zgn. beschutte bedrijfstakken, kunnen door de aan
de differentiatie verbonden voorwaarden worden tegen-
gegaan. –
Wel rijst de vraag, waarom deze mogelijkheid tot ver-
ruiming der arbeidsvoorwaarden tot een maximum van
3 pCt van het jaarloon, .dôor de Regering is beperkt tot
een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden. Zoals bekend,
hebben de protestants-christelijke werkgeversorganisaties,
de K.A.B. en het C.N.V. in het overleg tussen Stichting
van den Arbeid en Regering bepleit deze mogelijkheid tot
differentiatie ook uit te breiden tot de zgn. prima.ire
arbeidsvoorwaarden (de regelingslonen).
De bezwaren, welke van regeringszijde tegen laatst-
28 September
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
835
genoemd standpunt zijn aangevoerd, kunnen als
wordei samengevat.
In de eerste plaats zou het scheppen van een differ
tiemogeljkheid in de regelingslonen een afwijking be
nen van de tot op dit moment gevolgde loonpol
welke geen richtlijn of aanwijzing omtrent een toelaatbaar
afwijkingspercentage naar boven kent. Hiertegenover kan
worden opgemerkt, dat de richtlijnen evenmin regels of
aanwijzingen stelden met betrekking tot differentiaties in
de secundaire arbeidsvoorwaarden, hetgeen na de jongste
loonpolitieke beslissing wel het geval is, waardoor wel
degelijk van een afwijking – beter ware fe spreken van
een evolutie – in de loonpolitiek sprake is. Zoals trouwens
de loonpolitiek zich in de afgelopen tien jaren allerminst
als een statische grootheid heeft gedragen, maar zich—op
een in het algemeen gelukkige en verantwoorde wijze –
in nauwe samenhang met de dynamiek van het economisch
leven sterk heeft geëvolueerd, waardoor uitgaande van een,
simpele loonstop een sociaal en economisch verantwoordê
loonstructuur kon worden verkregen.
mde tweede plaats wordt er op gewèzen, dat
in vrjwl
alle collectieve’ beidsovereenkomsten een bepaling voor
–
komt, die tussentijdse wijziging van de regelingsionen
mogelijk maakt. Deze bepaling zod in verband met de
aan de verruiming verbonden voorwaarde, dat slechts
verwezenlijking bij afloop van de . c.a.o., mogelijk is,
krachteloos worden gemaakt. Wanneer men echter be-
denkt, dat de desbetreffende bepaling in de c.a.o.’s meestal
zo geredigeerd is, dat deze betrekking heeft
op
de door
het College van Rijksbemiddelaars en de Stichting van
den Arbeid gehanteerde richtlijnen bij de toetsing van
voorstellen uit de bedrijfstakken, welke richtlijnen ook
regels bevatten inzake de secundaire arbeidsvoorwaarden
– regels, die door de jongste regeringsbeslissing wijziging,
subs., aanvulling hebben ondergaan, waardoor de be-
treffende bepaling inderdaad bachtelos wordt gemaakt
-, dan kan ook dit argument moeilijk overtuigend heten.,
Ten slotte wordt naar voren gebracht, dat in de secun-
daire arbeidsvoorwaarden nooit dezelfde ‘mate van
coördinatie en uniformiteit heeft bestaan als in de rege-
lingslonen. Daarom zou de psychologische reactie op de
mogelijkheid tot differentiatie in de secundaire, arbeids-
voorwaarden in de bedrijfstcken, waar voorlopig geen
verbetering mogelijk zal .blij ken, een heel andere zijn dan
wanneer in sommige bedrijfstakken de regelingsionen
worden verhoogd en in andere niet. Door deze irrationele
psychologische overwegingen. bij de werknemers zou een
verhoging in de regelingslonen wel ,,overslaan” van de
bedrijven of bedrijfstakken, die haar kunnen dragen naar
Dit laatste kan evenwel ‘in twijfel worden getrokken,
wanneer men zich bijv. realiseert, dât een verlaging van de
(reële) regelingslonen (men denke .bijv. aan de
5
pCt
consumptiebeperking) eerder wordt aanvaard dan hetgeen
wordt beschouwd als een aantasting van verworven sociale
rechten.(48-urige werkweek, vacantierechten ed.). Het is,
dus allerminst zeker, dat de secundaire arbeidsvoorwaar-
den minder belangstelling dan de primaire zouden ont-
moeten. Dat de – gelukkig weinige – stakingen in ons
land in het merendeel der gevallen juist niet verband hiel-
den met hogere regelingslonen, welke elders werden be-
taald, maar betrekking ‘hadden op gratificaties, vacantie-
toeslag, vrijaf op de nationale feestdag etc., wijst geheel
in dezelfde. richting. ,
Daar de argumenten tegen het openstellen van de
mogelijkheid tot differentiatie in ae regelingslonen moeilijk
overtuigend kunnen worden genoemd, moet het worden
betreurd, dat van deze gelegenheid geen gebruik is ge-
maakt om – meer dan bij de huidige beslissing het geval
is – verantwoordelijkheden voor de loonvorming over te
dragen a,,an de direct belanghebbenden in de onderschei-
den bedrijfstakken, uiteiaard steeds binnen ‘èen door het
algemeen belang te stellen kader. Ook al zou de practische
betekenis hiervan in verband met de situatie op de arbeids-
markt relatief ‘gering zijn – hetgeen overigens in gelijke
mate zou gelden voor de differentiatie in de secundaire
arbeidsvoorwaarden – dan nog zou deze evolutie in de
materiële inhoud van de loônpolitiek in de richting van
meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor het bedrijfs-
leven zelf, zoals verdedigd in het eerdergenoemde Stich-
tingsrapport, moeten worden toegejuicht. Een verruiming
op het punt van de regelingsionen zou tegemoet kunnen
komen aan bestaande spanningen, waardoor het gevaar
van een ongewenste algemene loonbeweging misschien
zou worden afgezwakt. Voorts geve men er zich reken-
scbap van, dat door de gewijzigde institutionele factoren
een’ niet onbetekenende mate van coördinatie in de loon-
politiek ook in de toekomst noodzakelijk zal blijken.
Deze leiding in de loonpolitiek zal’ op den duur door het
bedrijfsleven in zijn verschillende geledingen slechts wor-
den aanvaard, indien niet-verantwoorde dwang, unifor-
misme en centralisme zoveel mogelijk wordenvermeden.
‘s-Gravenhage.
J W. DE POUS.
volgt . de minder rendabele, terwijl zulks niet zou geschieden
bij een differentiatie in de secundaire arbeidsvoorwaardeh,
ntia- omdat hier de onderlinge interdependentie – ook bij de
teke- huidige situatie op de arbeidsmarkt – veel geringer zou
itiek zijn.
1′
De fruitoogst
1955
Wanneer we over fruit spreken denken we aai allerlei
heerlijke vruchten: peren, druiven, sinaasappelen, kersen,
aardbeien en zo vele andere soorten. Een Nederlandse
fruitteler, die over fruit spreekt, doelt vrij zeker alleen
op appelen en peren. Dit is begrijpelijk, want van het
fruit, dat in, de Nederlandse boomgaarden groeit, zorgen
appelen en peren voor ca 85 pCt van de jaarlijkse
geldopbrengst. In dit artikel zullen we het woord ,,fruit”
in deze beperkte betekenis gebrüiken.
De fruitoogst is reeds in volle gang. Vanaf eind Juli
worden er wee,r appelen en peren op de markt gebracht.
Velen zullen reeds op. de’ een of andere manier bemerkt
hebben, dat dit fruit niet goedkoop is. Ook het vorige
seizoen begon met vrij hoge prijzen, doch naarmate
hët ie
l
izo6h
toen vorderde; zakte het prjspeil vérder
ineen. De vraag rijst, of een dergelijk verloop thans weer
te verwachten is:
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we
de omstandigheden aan de zijde ian de vraag en aan
de kant van’het aanbod nader bezien. Laten we eerst
de eenvoudigste factor, het âanbod, behandelen.
Het aanbod van fruit.
”Ret Ministerie van Landbouw stelt periodiek oogst-
836
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1955
verwachtingen op. Hoewel het moeilijk blijft betrouw-
bare ramingen van de omvang van oogsten te maken,
zijn deze redelijk betrouwbaar. Het volgende overzicht
geeft een vergelijking van genoemde oogstramingen en
de daadwerkelijke veilingaanvoer, betrekking hebbende
op de laatste seizoenen. .
betekenende verschuiving van jaar tot jaar veroorzaakt
Hoeveelheid in 1.000 lg
deze factor echter niet.
fruit een iets hogere prijs gemaakt dan enige jaren geleden.
Dit is echter nauwelijks meer dan overeenstemt met de
stijging van het algemene prijsniveau in ons land. Dat
kleine deel van de vergroting van, de vraag naar fruit
dat deze inflatie overtreft is vrij zeker een gevolg van de
reële welvaartsstiigin uit het ionste verleden. Een
–
Appelen
I
Peren
Seizoen
Oogst-
veiling-
I
Oogst-
I
veiling-
raming
I
aanvoer
raming
aanvoer
1951152
……………..
322.000
294.000
120.000
85.200
1952/53
……………..
370.000
362.100
185.000
174.400
1953/54
…………….
215.000
283.900
95.000
121.800
1954/55
…………….
400.000
351.800
170.000
152.100
1955/56
…………….
207.000
–
104.000
–
Bij beoordeling van deze cijfers dient men er rekening
mee te houden, dat niet de gehele oogst via veilingen
wordt verhandeld. De conclusie is dan, dat de opgestelde
verwachtingen tot heden Vrij goed de werkelijkheid
benaderden. De met b’etrekking tot de oogst van dit
seizoen vermelde cijfers vormen daarom eelt aanwijzing,
dat thans de kleinste oogst van de laatste jaren begonnen
is. Dit ziet er niet erg opwekkend uit voor degenen, die
lage prijzen op prijs stellen.
Behalve het aanbod is echter de vraag van even grote
betekenis voor de prijsvorming. Hoe staat het hier nu mee?
De vraag naar fruit.
Een_ eerste oriëntatie omtrent de factoren, welke
aan deze zijde een rol spelen geeft het onderstaande over-
zicht, waarin is aangegeven wat de laatste jaren de be-
stemming is geweest van de op de veilingen aangevoerde
of van import afkomstige appelen en peren.
Hoeveelheid in 1.000 kg
Seizoen
Binnenland vers
F
Import
Eigen oogst
Export
Conserven-
industrie
veilingprijs
per 100 kg
Appelen:
1951152
2.400
144.700 134.300
14.800
24,90
1952/53
80
187.600 133.100
39.400
14,80
1953/54
500 151.500
97.300
42.400a)
20,90
1954/55 800
188.800 100.300
61.800
16,60
Peren:
1951/52
300
52.600
29.900
2.700
30,30 1952/53
300
116.100
50,200
4.500
12,10
1953154
900 78.500
39.300
3.400 20,50
1954/55 200
95.000
50.600 5.200
17,50
a) Inclusief 7.600 ton invoer.
Bij dit overzicht is de gemiddelde veilingprijs per
seizoen vermeld, teneinde enige ,,informatie over het
prijsniveau te geven. De dagelijkse prijsnoteringen voor
bepaalde rassen, kwaliteiten en sorteringen kunnen
hiervan wel heel sterk naar boven én naar beneden
afwijken.
De afzet in eigen land.
Op de binnenlandse markt voor vers fruit vinden
geen grote veranderingen plaats. Wel wordt er het ene
jaar heel wat meer fruit geplaatst dan het andere, doch
dit is hoofdzakelijk een gevolg van veranderingen in
het prijsniveai, welke veroorzaakt zijn door aanbod-
of exportwijzigingen. De verhouding tussen prijs en
verbruik is in het binnenland in hoge mate stabiel.
Voor zover in de zojuist genoemde verhouding iets
verandert, is dit meer nomiiiaal dan reëel. Thans wordt
namelijk voor een willekeurige hoeveelheid geplaatst
Voor de vraag naar fruit in het binnenland is ook nog
van enig belang hoe de prijsvorming van concurrerende
producten verloopt. De tafelappelen en -peren onder-
vinden practisch geen hinder van ander inheems fruit.
Slechts in het begin van het seizoen gaat van pruimen
enige invloed uit. Anders is het met de zuidvruchten,
waarvan de sinaasappelen het hoofdproduct vormen.
De invoer hiervan neemt een steeds grotere omvang aan.
Van 1951 tot 1954 steeg het kwantum van 73.000 tot
112.000 ton. De laatste tijd is vooral de invoer uit de
Verenigde Staten sterk toegenomen. Daar dit land een
exportsubsidie van f 8,90 per 100 kg geeft, oefent het een
sterke druk uit op de prijs van alle sinaasappelen. Dit
wordt door de Nederlandse fruittelers gevoeld als een
ongeoorloofde manipulatie, welke de concurrentiever-
houding tussen het Nederlandse fruit en de sinaasappelen
in voor eerstgenoemd product ongunstige richting wijzigt.
Daar de oogstverwachtingen voor zuidvruchten zeer
goed zijn zal dit de prijsvorming voor appelen enigszins
in ongunstige richting beïnvloeden.
In het raam van de concurrerende producten moet ook
de groente nog worden genoemd. De niet al te beste
kwaliteiten appelen plegen in de vorm van appelmoes
door de huisvrouw op tafel te worden gebracht als
aanvulling op of in plaats van groente. Hoe duurder de
groente is, des te sterker is de neiging om appelmoes te
bereiden. Het ziet .er echter niet naar uit, dat de groente
dit seizoen nog bijzonder
,
duur zal worden.
De export.
Het Nederlandse fruit wordt naar een aantal landen
geëxporteerd. Ook hier is een staatje met cijfers van het
verloop sedert 1951 voldoende om inzichi in de betekenis
te bieden.
Hoeveelheid in 1.000 kg
Appelen:
België
West-
Oost.
Enge.
Frank-
zweden
Seizoen
en
Duits- Duits-
land
rijk
Luxem-
land land burg
18.000
92.700
.-
800
8.400
6.900
–
3.000
110.000
4.200 6.800
3.500
900
1951/52
……………
1952/53
……………
1.800
62.500
13.000
8.600
4.000
1.300
1953/54
…………….
1954/55
…………..
.7.700
67.500
10. 200
6.600
2.900
300
Peren:
België
West-
Enge-
ïiïï
Ier-
Fin-
en
Duits-
land land
land
Seizoen
Luxem-
land
burg
6.100
11.300
7.900
1.300
700
1.800 1.200
31.000
6.500 6.800
1.000
2.200
1951/52
……………
1952/53
…………….
2.000
19.500
7.700 6.300
1.300
1.000
1953/54
……………
1954/55
.
…………..
5.100
27.000
10.200
3.800
1.400
1.000
Reeds direct springt de sverheersende plaats van de
export naar
West-Duitsland
in het oog. De Duitse vraag
naar ons fruit wordt bepaald door een aantal factoren.
De belangrijkste hiervan voor de verklaring van de
verschillen van jaar tot jaar is wel de omvang van de
Duitse oogst.
28 September 1955
ECONOMISCH-STATIST-ISCHE BERICHTEN
837
Het beeld van de oogstverwachtingen in West-Duitsland
is niet veel anders dan bij ons. Terwijl de appeloogst in
de afgelopen jaren als regel varieerde van 1.100.000 tot
1.600.000 ton, wor4t nu slechts 800.000 ton verwacht.
Bij peren zijn de verwachtingen iets hoger gespannen,
doch ook daar blijft men.beneden het peil van de laatste
jaren.
Gezien het voorgaande is het buiten twijfel, dat de
•
Duitse vraag naar importfruit zeer levendig zal zijn. Dit
geldt niet alleen voor he1 goede tafelfruit, doch evenzeer
voor de kwalitatief veel slechtere industrie-appelen.
Een niet onbelangrijk deel van de Duitse appeloogst
wordt namelijk verwerkt tot appeidranken. De uit dezen
hoofde reeds sterke vraag kan nog slechts verder toenemen
door de aanhoudende welvaartsstijging. Deze leidt onder
andere tot een grotere vraag naar tafelfruit en naar uit
fruit bereide dranken.
Nederland is echter niet het enige land waarop de
Duitse vraag zich kan richten. Italië is een even belang-
rijke leverancier, terwijl soms België en Zwitserland van
betekenis zijn. Frankrijk levert dikwijls véel industrie-
appelen. In al deze landen staat de oogst er beter voor
dan in Nederland en West-Duitsland. Zo geven uit Italië
ontvangen oogstverwachtingen aan, dat zowel voor
appelen als peren een belangrijk grotere oogst verwacht
moet worden dan in 1954. Vooral in Zuid-Tirol heeft
men zeer goede verwachtingen voor de oogst.
Een apart hoofdstuk in een uiteenzetting over de
internationale handel in fruit dient steeds te worden.
gevuld met handelspolitieke beschouwingen. Het heeft
immers weinig zin de vermoedelijke omvang en richting
van de invoerbehoefte op te sporen, als er toch geen
mogelijkheid is dat deze kracht Vrij kan uitwerken. Het
agrarisch protectionisme, dat ondanks alle pogingen tot
liberalisatie van de Westeuropese handel rustig stand
houdt, laat het fruit niet ongemoeid.
Ten aanzien van de Westduitse invoer uit het protectio-
nisme zich vooral in het vaststellen van minimum-import-
prijzen. Zo komt Nederland aan het Duitse verlangen
tot bescherming tegemoet door maatregelen te nemen dat
niet beneden een bepaalde prijs .wordt geëxporteerd.
Hoe slechter de Duitse marktprjs voor de fruittelers is,
des te hoger moet als regel de minimum-exportprijs
komen te liggen en des te spoediger wordt het voor
Nederland onmogelijk op de Duitse markten met de
prijs mee te komen. Daar thans een kleine Duitse oogst
verwacht wordt zal deze belemmering dit seizoen wel
geen al te grote problemen oproepen. –
In dit verband moet er nog op gewezen worden, dat
andere exportlanden van deze politiek nog erger te
lijden hebben. Terwijl Nederland, althans in theorie,
het gehele jaar de export gaande kan houden, mits boven
een bepaalde prijs geleverd wordt, verbiedt Duitsland
(Ingezonden mededejing)
de invoer uit andere landen als de marktprijs beneden
een bepaald niveau daalt, om de grens eerst te openen,
als de Duitse marktprijzen weer boven het critieke peil
uitkomen. Gezien hetgeen reeds over de grootte van de
oogst is opgemerkt is het niet waarschijnlijk, dat Duits-
land dit seizoen langdurige invoerverboden zal afkon-
digen.
De tweede en nog vrij belangrijke afnemer is
Engeland.
Een beschovwing over oogstvooruitzichten en verlpop
van de vraag heeft voor ons doel weinig zin. De invoer
is er nog steeds streng gecontingenteerd. De jongste
ontwikkeling van de algemene economische situatie
in dit land maakt het niet waarschijnlijk, dat hierin
op heel korte termijn iets zal veranderen.
Het zal wel een strijd tussen Nederland en Italië
worden, wie het grootste deel van de contingenten
– global quota’s voor de gezamenlijke Westeuropese
landen – zal benutten. Daar Italië éen goede en Neder-
land een vrij slechte oogst heeft, zal eerstgenoemd land
wel de gunstigste resultaten bereiken.
Het doet niet zo heel veel ter zake om nog te vermelden
dat Engeland zowel een kleine peren- als een kleine
appelproductie verwacht. De schaarste zal er dus relatief
groot worden. Dat aanvulling zal worden gezocht in
Canada of de Verenigde Staten is uit, het oogpunt van
de deviezenpositie bezien ook niet bijzonder wQarschijn-
lijk.
België
wordt als afnemer bijzonder op prijs gesteld.
Het is alleen jammer, dat het zo zelden als zodanig
optreedt. De handelspolitiee belemmeringen voor onze
producten zijn hier ondanks de Benelux groter dan bij
een aantal andere landen. De vorm waarin zij in dit
geval zijn gegoten zijn minimum-importprijzen en in-
voerverboden. De laatste overheersen bij dit fruit.
Wanneer ze er niet zijn blijven toch altijd de prijsmaat-
regelen nog over. D minimum-importprijzen liggen
– ook als men er rekening mee houdt, dat geen invoer-
rechten verschuldigd zijn – hoog. Het gevolg is, dat
alleen het prima kwaliteitsfruit over de prjsdrempel
heen kan komen. –
Zowel de commerciële mogelijkheden tot afzet als de
handelspolitike maatregelen variëren met de grootte
van de Belgische oogst. Een omvangrijke fruitoogst
verk’eint onze kansen. Het is dan ook voor onze export
naar België niet hoopgevend dat daar een goede oogst
wordt verwacht. Daar wij zelf een kleine oogst hebben
is dit thans misschien niet onoverkomelijk. Het zou
zelfs niet vreemd zijn als in deze positie fruit uit België
naar Nederland zou komen.
Overigens is er van verdere concurrentie weinig te
vrezen. Zolang de invoer uit Nederland aan beperkingen
is onderworpen, mag België niet uit andere landen im-
porteren.
Met papier en met plastic eïsoleerdekabels voor hoogspanning,
laagspanning en telecommunicatie Kabelgarnituren,
koperdraad en koperdraadkabel. Staaidraad en staalband.
NEDERLANDSCHE KABELFABRIEKDE
838
ECONOMISCH-STA.TISTISCHE BERICHTEN
28 September
1955
Van de
Scandinavische landen
zijn alleen Zweden en
Finland voor onze fruitexport van belang. De afzet van
het eigen fruit wordt er zwaar beschermd. Invoer wordt
pas toegelaten als de eigen productie geruimd is. Daar
in deze streken de natuur dit seizoen met fruit niet bij-
zonder gul is geweest, liggen de begindata van de invoer
niet ongunstig.
Vanaf het moment, dat invoer mogelijk is, zet het
rijke Zweden de grenzen wijd open; het arme Finland
blijkt genoodzaakt te zijn zwaar te contingenteren. In
eerstgenoemd land is concurrentie vanuit Italië en even-
tueel België te verwachten.
De laatste jaren nam, ook
Oost-Duitsland
niet onaan-
zienlijke partijen af. De handel met dit land vindt over-
wegend plaats in het raam van compensatiezaken e.d.
De omvang hiervan staat vrijwel los van de eigen oogst.
De hoeveelheid voor ruil beschikbare producten, de
agrarische plannen en politieke factoren bepalen in
hoge mate onze export. Ze zijn nog minder betrouwbaar
te begroten dan buitenlandse oogsten.
Een steeds terugkomend verschijnsel is wel dat die
landen, welke grote oogsten aan de bomen hebben hangen,
bij de voorbereiding van compensatietransacties de
grootste concessies doen. Italië zal hiertoe dit jaar eerder
bereid zijn dan Nederland.
Conservenindustrie.
De Nederlandse industrie bereidt uit appelen een groot
aantal producten. In de eerste plaats kan’hiervan genoemd
worden appelmoes in blik. Tijdens de vorige zeer over-
vloedige oogst, welke samenviel met een erntig tekort
aan groente, is het dubbele kwantum van normaal inge-
maakt. De voorraden zijn nog niet geheel geruimd,
het fruit zal duur zijn en de groente zal niet al te duur
worden; alles tezamen aanleiding om te veronderstellen,
dat de verwerking wel weer tot het normale niveau of
daar beneden zal terugzakken.
Bij de meeste andere appelconserven ligt de situatie
op een aantal onderdelen niet zo heel veel anders.
Een uitzondering wordt misschien gevormd door de uit
appelen bereide producten, welke geëxporteerd plegen
te worden. Appelsap vindt afzet in West-Duitsland en
in geconcentreerde vorm in de Verenigde Staten. Sliced
•apples gaan naar de bakkerjen in Engeland en de Ver-
enigde Staten. Hier liggen zeker meer kansen dan bij de
binnenlandse conserven. Het zou wel eens kunnen, dat
de schaarste in eigen land te groot is om die kansen
volledig te kunnen benutten.
Prjsverwachting.
In het voorgaande is in grote lijnen besproken hoe de
vooruitzichten voor de verhouding tussen vraag en aan-
bod bij appelen en peren in ons land zijn. De vraag wordt
vrij sterk beïnvloed door de situatie in de diverse West-
europese landen. In het noordelijke deel van West-
Europa (Duitsland inbegrepen) zijn de oogstverwach-
tingen slecht. Nederland maakt hierop geen uitzondering.
In het zuidelijke deel van West-Europa worden daaren-
tegen goede oogsten tegemoet gezien.
De schaarste in het noordelijke deel, waarin practisch
de gehele Nederlandse oogst geplaatst wordt, zal een
sterke prijsstijging veroorzaken. Uit het goedkope zuiden
zal een ongekend grote stroom fruit naar het noorden
komen. Dit kan slechts de prijsstijging iets afremmen,
doch zeker niet tegenhouden.
Honselersdijk.
W. H. KEMMERS, econ. drs.
De scheepsbouw in het eerste halfjaar
1955
De verbetering, welke reeds in het tweede halfjaar 1954
op de algemene vrachtenmarkt intrad, heeft er toe bijge-
dragen dat tal van nieuwe bouwopdrachten bij de werven
in verschillende landen zijn geplaatst. Noorwegen was
het eerste land dat op vrij grote schaal bestellingen voor
nieuw te bouwen schepen plaatste. Het gold voornamelijk
een drietal scheepstypen, t.W. shelterdeck-vrachtschepen
met een draagvermogen van 10.500/13.500 ton, schepen
voor de korte vaart met een bruto-inhoud van 50011.000
ton en – in mindere mate – vrachtschepen met ‘een
draagvermogen van circa 4.000 ton. Het merendeel dezer,
voornamelijk bij Duitse werven, geplaatste opdrachten
werd gedurende de laatste maanden van het afgelopen
jaar en de eerste weken van
1955
verstrekt.
Het door de Noorse Regering ingediende wetsontwerp,
strekkend tot heffing van 10 pCt der bouwkosten, ingaand
15 Februari jl., was oorzaak dat verdere opdrachten voor
Noorse rekening uitbieven, maar de krachtige actie der
Noorse Redersvereniging heeft er toe geleid dat deze
even drastische als kortzichtige naatregel door de Re-
gering enigermate is verzacht. Verwacht mag dan ook
worden dat de Noorse rederijen geleidelijk wederom
nieuwe bestellingen zullen plaatsen.
Het opvallende bij het grote aantal Noorse bouwop-
drachten is dat Engelse’ werven welke in de jaren fa de
oorlog aanvalikeljk in zo rijke mate van het ‘Noorse
vlootopbouwprogramma profiteerden, ditmaal werden
gepasseerd. Een teken aan de wand voor Engelands
scheepsbouw waar de lange levertijden, voortdurende
loonronden, stakingen e.d. het plaatsen van opdrachten
tot een wel uiterst speculatieve, onderneming stempelen!
Dit laatste bleek dezer dagen nog eens overduidelijk bij
de te waterlating door John Readhead & Sons Ltd,
South Shields van een voor de Stag Line, North Shields,
gebouwd vrachtschip van 6.400 brt dat reeds in 1951
werd besteld. Bij oplevering zal dit schip tussen £ 63 en
£67 per ton, d.w.z. £ 11/15 per ton draagvermogen meer
kosten dan waarmede de rederij in 1951 op grond der
toen geldende lonen en materiaalprijzen redelijkerwijze
mocht rekenen.
De jongste, aanzienlijke, verhoging der Engelse kolen-
prijzen heeft reeds tot een stijging der Engelse prijzen
voor scheepsbouwstaal, variërend van £ 1.15.0 tot £ 2.0.0
per ton, geleid. Deze prijsstijging komt vrij kort na de
jongsto loonsverhoging in de scheeps-.en machinebouw
en maakt het voor de Engelse werven wederom moeilijker
met succes tegen de buitenlandse werven, zowel op het stuk
van nieuwbouw als reparatie van schepen, te concurreren.
Sedert 1950 zijn de arbeidsionen per,afgeleverde eenheid
in Engeland met ca 15 pCt gestegen. In Duitsland bleven
zij, tot dusver althans, op een zelfde peil; er wordt langer
en harder gewerkt, men beschikt vooralsnog over vol-
doende geschoolde arbeidskrachten en ondervindt geen
last van de onereuze ,,demarcation rules” waaronder de
prestatie der Engelse scheepsbouvers zozeer te lijden
heeft. Weliswaar werd gedurende de eerste zes maanden
’28.September
1955
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN ,
‘
839
–
ook een aantal opdrachten bij Engelse wervn geplaatst
maar deze waren uitsluitend voor rekening van Engelse
rederijen waarvan enkele trouwens met voorbijgaan der
nationale industrie verscheidene schepen. tegen niet on-
belangrijk lager prijzen bij Duitse werven hebben besteld.
Hoe weinig men de ernst der situatie, gevolg van de
voortdurende loonstijgingen en arbeidsconflicten, beseft,
blijkt uit de vraag van een der leden van het Lagerhuis
of bok de Minister van Handel niet an oordeel is dat
,,British shipyards are not only holding their iwn ,but.
are doing very well in the world” 6uit een andere graag,
iil. of de Regering niet kan verhinderen dat Engelse
réderijen schepen in het buitenland bestellen! Wat onze
Engelse vrienden ,,heart searching” plegen te noemen
zou een beter inzicht in de werkelijke situatie – waarlijk
niet alleen op scheepsbouwgebied maar veeleer op het
gèheel der economische situatie in het Verenigd Ko-
ninkrijk – ten goede komen!
Op 30 Juni jl. waren op -Engelse werven ‘338 schepen,
metende 2.081.534 brt en in de overige landen 1.011
schepen met een bruto-inhoud van 4.091.000 ton, in
aanbôuw.
De
tijd dat meer dan de helft van de totalé
in alle landen tezamen in aanbouw zijnde tonnage op
Engelse werven gebouwd werd ligt wel ver achter ons!
Duitsland nam met 752;030 brt aan in aanbouw zijnde
schepen op 1 Juli de tweede plaats in, gevolgd door.
Nederland met
583.957
brt, Japan inet 536.135 brt,
Zweden met 396.122 brt, Frankrijk met 350.806 brt,
Italië met 340.520′ brt en Noorwegen met 217.457 brt.
Van de op Engelse werven in aanbouw zijnde schepen
waren 101 met een inhoud van 164.500 brt,, 36,7 pCt
vân het totaal, voor buitenlandse opdrachtgeyers bestemd.
Het uitvoerpercentage in de overige landen bedroeg
40,2 pCt der totale daar in aanbouw zijnde tdnnenmaat.
Noorwegen is n.og steeds een der belangrijkste opdracht-
gevers. Op 1, Juli jl. waren in Engeland 24 schepen,
metende 319.065 brt en in de overige landen 297.711 brt,
voor Noorse rekening in aânboiiw.
Tankschepen vormen nog steeds een belaigrjk be
standdeel van de orderportefeuille der wer’en. Op 1 Juli
ji. waren in Engeland 80 tankschepen, metende 1.011.081
brt (48,6 pCt der tôtale tonnenmaat) en in – de overige
landen 149 ‘tankschepen met een bruto-inhoud van
1.943.260 brt (48,4 pCt van het totaal), in aanbouw.
Dé eervolle derde plaats yelke ons land op de ranglijst
inneemt heeft overigens tot gevolg dat snelle’ levertijden’
uitgesloten zijn. Vrijwel zonder uitzondering zijn de
grote werven hier te lande tot 1958 – enkele zelfs langer
volledig bezet. De heer J. W. Hupkes, directeur der
– Kon. .Mij de Schelde, wees er kortgeleden op dât op 300
Nederlandse werven meer dan 50.000 arbeiders emplooi
vinden; bij onderleveranciers vor de scheepsbouw is
een zelfde aantal werknemers iii dienst. Hier te lande
nieuw gebouwde schepen vertegenwoordigden verleden
jaar een waarde van f
535
‘mln en reparaties rond f265
mln! De in 1954 voor rekening van buitenlandse ôpdracht-
• gevers gereed gekomen toinage leverde f 380 mlii op.
‘Op de toenemende betekenis van Duitslânds scheeps-
bouw, niet te onderschatten concurrent, werd reeds g&.
wezen. Zij blijkt overigens uit de tweede plaats welke,.
Duitsland op dé rânglijst inneemt. Op 1 Januari jI. be-
droeg de Duitse orderportefeuille, d.w.z. inaanbouw èn
bestelling zijnde schepen, 433, metende 1.588.359 brt,
waarvan niet minder dan 54,7 pCt door buitenlandse
opdrachtgevers was besteld. De voor Duitse rederijen
bestemde tonnage bedroeg op 1.Januari’jl. ruim 100.000
brt. -‘
Ook in Frankrijk/is min, dank, zij de subsidies der
Regering, niet ontevreden. In de beide eerste maan-
den van dit jaar werden orders geboekt voor iiet minder
dan 74 schepen met een draagvermogen van bijna 500.000′
ton; waarvan verscheidene voor buitenlandse opdracht-
gevers bestemd zijn; Deze laatsten bestelden o.a. vier
tankschepen met een draagvermogen van 52.000 ton elk.
Ook in Frankrijk vormen tankschepen het voornaamste
bestand4eel der rderportefeui1le; de Cie Auxiiaire de
Navigation bestelde o.a. een tankschip met een draag-
vermogen van 40.500 ton bij Pen.hoët.
De bedrijvigheid op de Amerikaaise scheepswerven
is gering. Gedurende de eerste vier maanden van dit jaar
werd geen enkel schip te.water gelaten en slechts één in
aanbouw zijnd vrachtschip van hét zgn. Marmer-type
opgeleverd. Wel plaatsten in dit tijdvak particuliere Ame-
rikaanse rederijen bouwopdrachten vodr een drietal t ink-
schepen. Bovendien besloot het Congres subsidie te ver-
lenen voor de bouw van vier passagiersschepen waarvan
twee bestemd zijn voor de Moore-Mac Cormack Lines
en tee voor de Grace Line. Voorts worden door de
American President Lines plannen uitgewerkt om met
regeringssteun vier nieuwe passagiersschepen voor haar
rond-de-wereld-dieit te latén bouwen. President Eisen-,
hower heeft het Congres inmiddels verzocht subsidie
vor de bouw van twee dezer schepen te verlenen Ten
-slotte’ heéft de Federal Maritime Board op 19 April ji.,
de gelegenheid ôpengesteld offerte te maken voor het
verbouwen tot zgn. ,,luxury liners” van twee vracht-
schepen van het Marmer-type der door Matson gecbn-
troleerde Oceanic Steamship Company. Weliswaar wor,
den nog andere mogelijkheden zowel door de United
States Lines, de Maritime Administration als enkele
Amerikaanse lijnredèrijen bestudeerd, maar zolang het
Congres de te verlenen subsidies niet heeft goedgekeurd –
zonder subsidie is bouw uitgesloten – blijven al deze
plannen min of meer in het yage. In feite stond het eerste
halfjaar voor Amerika’s koopvaardijvloot dan ook in
.het teken ener verdere contractie.
Overigens blijkt uit ht voorgaande dat de scheepsbouw,
en’ dit geldt wel ‘in bijzoiidere mate voor de conti-
nentale werven, niet te klagen heeft. Men beschikt over
ruime orderportefeuilles ‘die. gedurende de eerstvolgende
jaren een volledige werf bezetting verzekeren.
• Het ligt voor de hand .dat de gunstige stemming op de
vrachtenmarkt en de lange lévertijden van nieuw te bou-
wen schepen, de prijzen voor tweedehands schepen gunstig
beïnvloeden. Dit geldt in het bijzonder. voor schepen in
dé algemene vrachtiaart. O.’a. bracht een kôrtelings ver-
kocht, in 1946 gebouwd, vHchtschip met een draagver-
mogen van ca’ 10.000 ton, oliestoker, £ 875.000 op.
Een in 1921 gebouwd vrachtschip mét een draagvermögen
van 8.000 ton, kolenstoker, wisselde voor £ 100.000 van
eigenaar, ‘terwijl een in 1946 gebouwd tankschip met een
draagvermogen van 9.500 ton, £ 97.500 opbracht.
In
verband met de gedurende de eerste vijf maanden geldende
lage tankvrachten wa de vraag naar, tankschepen tot
voor kort geringer. Wel wordeii verscheidene tankschepen
vérkocht teneindé tot vrachtschip te worden .verbouwd
Italiaanse reders verkochten o.a. voor dit doel een tiental
tankschepen met een draagvermogen van 12/15.000 ton.
Verwacht mag wordén dat de. prijzen voor beide cate-
gorieën schepen zich voorshands in’ stijgende richting
blijven bewegen.
Rotterdam.
C. VERMEY.
840
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September 1955
De Nederlandse industrie in het tweede kwartaal van
1955
De productie van de Nederlandse industrie was in ‘het
tweede kwartaal van 1955 over rijwel de gehele linie
groter dan in de overeenkomstige periode van 1954. Het
indexcijfer van de industriële productie (excl. bouwnij-
verheid) bedraagt voor het tweede kwartaal van dit jaar
151 tegen 141 voor het tweede kwartaal van 1954 (1949=
100)
1).
Verheugend is de nog steeds voortzettende stij
–
ging, welke de productie per werknemer in de industrie
te zien geeft. Ter illustratie van de geringe werkloosheid
enige cijfers
2).
Per 30 Juni 1955 bedroeg de totale gere-
gistreerde mannelijke arbeidsreserve 34.000; per 30 Juni
1954 was dit 50.000 man. Deze 34.000 man zijn in de
volgende categorieën te splitsen:
13.000 man wrijvingswerkloosheid;
10.000 man minder geschikten;
6.000 man seizoenwerkloosheid;
5.000 man structuurwerkloosheid in de gebieden waar
de wérkgelegenheid bij de aanwas van de beroeps-
bevolking ten achter blijft.
De spanning op de arbeidsmarkt blijkt o.a. ook uit de
steeds toenemende emolumenten, welke de arbeiders
worden geboden buiten het ,,normale” loon. Behalve
een groter ziekteverzuim is ook het aantal arbeidsdagen,
dat ten gevolge van stakingen in de eerste zes maanden
van dit jaar is verloren gegaan, gestegen; dit verlies
bedroeg nl.
85.000
dagen tegen 60.000 dagen in het gehele
jaar 1954. Aangezien echter een groot deel van dit ver-
lies niet in de industrie werd geleden, was de invloed
van de stakingen op de productie zeer gering.
Ook dit kwartaal deed de industrie een beroep op de
kapitaalmarkt. De aandelenemissies bedroegen ruim
f 9,5 mln
3).
Het totale bedrag aan openbare aandelen-
emissies was ruim f 23,5 mln. Hoewel deze bedragen in
het niet zinken bij de stortingen in het eerste kwartaal
van 1955
4),
zijn zij aanzienlijk groter dan de overeen-
komstige cijfers voor het tweede kwartaal van 1954. De
laatstbedoelde bedragen zijn nl. ruim f 4,5 mln resp.
f 14,3 mln.
Hoewel uit onderzoekingen van de laatste tijd is ge-
bleken, dat de woningbouw in Nederland niet ten achter
staat bij die in andere landen in Europa, tracht men de
productiviteit in de bouwnijverheid verder op te voeren.
Voorts zijn er maatregelen genomen tot vergroting van
de woningbouw ten koste van andere bouwobjecten.
Aan het einde van het tweede kwartaal is een commissie
uit het bedrijfsleven geïnstalleerd, die zich zal bezig
houden met het vinden van verantwoorde methoden
om de productieverliezen in het bouwbedrijf ten gevolge
van ongunstige weersomstandigheden te beperken.
Hoewel de productie van bouwmaterialen en aardewerk
in de maanden April en Mei 1955 lager was dan die in
April en Mei 1954, was de totale productie in het tweede
kwartaal van dit jaar toch iets hoger dan in dezelfde
periode van 1954. De voortgebrachte hoeveelheden straat-
klinkers, metselstenen en in het bijzonder kalkzandstenen
waren echter aanmerkelijk kleiner dan in het tweede
‘) Alle in dit artikel vermelde cijfers zijn, indien niet anders vermeld, ontleend
aan publicaties van het C.B.S.
‘) Ontleend aan publicaties van de nirectie voor de Arbeidsvoorziening van
het Ministerie van Sociale Zaken en volksgezondheid. ‘) Reële bedragen volgens stortingsdatum.
‘) Het voor aandelenemissies gestorte bedrag in het eerste kwartaal 1955 wordt
hoofdzakelijk gevormd door de emissie Philips.
kwartaal van 1954. In tegenstelling hiermede was de
geproduceerde hoeveelheid cement aanzienlijk groter.
De bezorgdheid welke in overheidskringen bestond ten
aanzien van het prijspeil van de kalkzandsteen is gro-
tendeels verdwenen, doordat de grootste producent uit
het Centraal Verkoopkantoor is getreden.
De activiteit in de
metaalnijverheid
was in het tweede
kwartaal zeer groot. Hoewel men er zich de eerstkomende
tijd zeker geen zorgen over behoeft te makerl. is het toch
goed om te beseffen dat ruim 10 pCt
.
van de productie
in deze sector van de Nederlandse industrie voor rekening
komt van militaire opdrachten. De schrootvoorziening
levert nog steeds moeilijkheden op en dit zal voorlopig
wel zo blijven. De productie van ruw staal en in het bij-
zonder van ruw ijzer was aanmerkelijk groter dan in het
tweede kwartaal van 1954. Eveneens kan men een toe-
neming van de hoeveelheid voortgebracht ijzergietwerk
constateren. Hoewel de productie van walserijproducten
in het tweede kwartaal kleiner was dan in het eerste kwar
–
taal, blijft zij voor Nederlandse begrippen indrukwekkend
groot.
Ter illustratie enkele cijfers:
Productie van walser!Lo,’oducteii
1
Hoeveelheid
Tijdperk
1
x 1.000 ton
1938
…………………..
..
39,6
1949. ………………….
..305,3
le kwart. ’54
…………..
..175,1
2e kwart. 54
……………
205,4
le kwart. ’55
……………
264,7
2e kwart. ’55
……
……
.258,7
In deze zo veelomvattende sector van de industrie
viel onder andere nog op de gestegen productie van ge-
trokken ijzer- en staaldraad,’blik, stalen ramen en deuren
en
•
in het bijzonder van aanhangwagens en opleggers.
In de rijwiélindustrie ontving een onderneming een mooie
opdracht uit Amerika ter waarde van ongeveer $ 1 mln.
Met deze opdracht kwam tevens het vraagstuk van de
samenwerking van de Nederlandse rijwielfabrikanten,
ook op het gebied van typebeperking en standaardisatie
van rijwielonderdelen, wederom in de belangstelling.
Ook in de na de oorlog in Nederland gegroeide bedrijven
voor landbouwwerktuigen was de bedrijvigheid groot.
De scheepsbouw en -reparatie – zowel op de grote
werven in het westen van het land als op de vele over het
gehele land verspreid liggende kleine werven – draait
op volle toeren. Ondanks het tekort aan arbeiders, waar
–
mede ook deze bedrijven hebben te kampen, bezette
de Nederlandse scheepsbouw in het tweede kwartaal
1955 met een te water gelaten tonnage van 119.542
BRT, verdedid over 41 schepen, de 5e plaats in de rang-
orde van de scheepsbouwende natiën
5).
In het tweede
kwartaal 1954 was de te water gelaten tonnage 104.327
BRT.
Over het geheel genomen was de gang van zaken in de
chemische industrie
bevredigend. De ptoductie van enkele
artikelen, o.a. zwavelzuur, was echter lager dan in het
tweede kwartaal van 1954. Daarentegen was de uitvoer
van de belangrijkste kunstmeststoffen ammoniumsulfaat
en superfosfaat groter evenals de. export van calciumni-
traat,.welke in het eerste kwartaal van dit jaar zo scherp
‘) Excl. USSR., Polen en China. Bron: Lloyd’s Register.
28,September,1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
841
was gedaald. De uitvoer van kalkammonsalpeter was
wéderom verminderd en bedroeg dit kwartaal nog geen
f4,5 mln.
In de sector van de mode-artikelen deden zich bij de
afzet van de
textielindustrie
vrijwel geen bijzondere moei-
lijkheden voor ten gevolge van de afwachtende houdifig
van de detailha,$del en de consumenten. In andere sectoren
was dêze terughoudendheid, veroorzaakt door de in het
uitzicht gestelde vermindering van de omzetbelasting,
echter wel degelijk te constateren. Ten behoeve van de
opvoering van de productiviteit in de
vlasindustrie is
in dit kwartaal een bedrag van f 55.000 uit de tegenwaar
–
derekening vrijgegeven. In de
confectie-industrie
lag de
productie hoger dan in het tweede kwartaal van 1954;
hoewel deze industrie met een groot personeelstekort
heeft te kampen. De export was eveneens bevredigend.
De. .productie van
rubberartikelen
was dit kwartal
ruim 19 pCt groter dan in het tweede kwartaal 1954.
Ook de uitvoer van de belangrijkste artikelen was ge-
stegen, met uitzondering van de rjwielbuitenbanden. De
daling van de uitvoer van het laatstgenoemde product
is hoofdzakelijk, te wijten aan de sterk afgenomen afzét
naar Singapore. De uitvoer van artikelen uit sponsrubber
is nog niet yan veel gewicht, doch neemt gestadig toe en
bedroeg over dit kwartaal bijna f 525.000 tegen nog geen
f 400.000 in het tweede kwartaal 1954.
In de
leerlooierjen
overtrof de productie die in het-
zelfde kwartaal van 1954. Evenals in het eerste kwartaal
was de productie van zoolleder ook nu weer kleiner dan
in de desbetreffende periode van het vorige jaar. De
productie en. de uitvoer – met uitzondering van werk-
schoenen – van de
schoenindustrie
bleven dit kwartaal
onder de respectievelijke cijfers van de overeenkomstige
periode van 1954. De uitvoer van pantoffels was echter
aanzienlijk groter.
In de voedings- en genotmiddelenindustrie als geheel
lag de bedrijvigheid vrij hoog. Door de
zuivelindustrie
werd minder boter, ,doch meer kaas, gebondenseerde
melk en melkpoeder geproduceerd dan in het tweede
kwartaal 1954. De uitvoer van boter was f9 mln kleiner;
in het bijzonder verminderden de door België en Groôt-
Brittannië afgenomen hoeveelheden. De verklaring voor
de achteruitgang van de productie en de export is hoofd-
Centrum voor
–
Tel. 05490-51
ALMELO
Industrievestiging in Twente
(Advertentie)
zakelijk te vinden in de hogere, opbrengst van de
ih
andere producten verwerkte melk: Ondanks de scherpe
concurrentie op de internationale markt voor deze pro-
ducten steeg de uitvoer van gecondenseerde melk en
melkpoeder.met bijna f4 mln, resp. met ruim f 2 mln.
Met een bedrag van bijna f 52 mln was de export van
kaas vrijwel gelijk aandie in hetzelfde kwartaal van 1954.
De tot deze sector van de nijverheid behorende
groen-
tenverwerkende
bedrijven zien een bedreiging van de
marktpositie van hun tomatenpuree in de met ingang
van 1 Juli 1955 geliberaliseerde invoer van dit product.
Men heeft gegronde redenen om aan te nemen, dat de
invoer van tomatenpuree uit Italië, ten gevolge van de
zeer lage prijs, een buitengewoon grote omvâng zal
aannemen. Als gevolg hiervan zal de productie van de
Nederlandse industrie uiterst klein worden en daarmede
tevens de aankopen van tomaten van Nederlandse bodem.
Hierdoor zal het doordraaien van grote hoeveelheden to-
maten noodzakelijk worden. Uit de tegenwaarderekening
werd f 60.000 vrijgegeven voor een op te richten produc-.
tiviteitscentrum voor de groenten- en fruitverwerkende
industrie.
De
visconservenindustrie
verwerkte een grotere hoe-
veelheid vis dan in het tweede kwartaal van 1954. Van
de zeevis was. vooral de hoeveelheid verwerkte makreel
aanzienlijk groter; deze bedroeg dit kwartaal bijna 4.000
ton. De geproduceerde en afgezette hoeveelheid
bier
was
eveneens groter dan in de overeenkomstige periode van
1954. De uitvoer vân deze drank omvatte ruim 150.000
hi, en bracht daarmede ongeVeer f 13 mln aan deviezen
op. De productie en het verbruik van een ander genot-
middel, nI.
tabak,
is eveneens toegenomen. Er werden
ruim 400.000 sigaren en bijna 6 mln cigarillo’s en seno-
rita’s meer uitgevoerd dan in het tweede kwartaal van
1954; de waarde van de uitvoer van deze pro,ducteri
was ruim f 660.000 groter.
‘s-Gravenhage.
0. BEA WON.
AANTEKENING
Suikergoed en ëhocoladewerk in België
Productie.
Onder de benaming suikergoed en chocoladewerk,
in België confiserie genaamd, valt een zeer uiteenlopende
reeks van suiker- en chocolade-artikelen, waarvan het
gewone snoepgoed en de fijnste luxe-artikelen de uiter-
sten vormen. De industrie, die zich .in België met de
productie dezer artikelen bezig houdt, is volgens ,,Week-
berichten van de Kredietbank” van 11 dezer, niet uiter
–
mate belangrijk. Naast een groot aantal zeer kleine
bedrijven, die op dat terrein werkzaam zijn, waren er
in 1947 464 suikergoedfabrieken zonder en
295
met
betaald personeel. –
Evenals elders kende de betreffende industrie in
België de eerste jaren na de oorlog een periode van
bloei. Daarna echter verzwakte de activiteit, terwijl de
concurrentie van het buitenland scherper werd. Zoals
uit onderstaand staatje blijkt is de totale productie der
confiserie van 1951 tot 1954 met ongeveer 7 pCt ge-
stegen. De sterkste stijging deed zich voor in de pro-
ductie van suikerbonen, een vrij aanzienlijke daling in
die der chocolade-artikelen.
– Productie
1951
1954
1954 in pCI
van 1951
(in tonnen)
3.226 5.100
158
ni
Toffees en caraels
5.203
5.361
103
2.426
146
Drops
……………..
.
Suikerbonen
186
561
302
Gom
………………..1.667
Chocolade-artikelen
4.779
3.428
72
Diverse,,
…………..-
7.694
7.507
98
Totaal
.
22.755-
–
24.383
107-
842
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September
1955
Concurrentie van Nederland.
België’s invoer van suikergoed en chocoladewerk is de
laatste jaren geleidelijk gestegen, ni. van 1951 tot 1954
met ongeveer 27 pCt. In 1951 kwam de invoer overeen
met ongeveer 27 pCt der binnenlandse productie; in
1954 was dit percentage gestegen tot 32. Hoe de invoer
is
samengesteld, moge blijken uit onderstaande tabel.
In voer
1951
1954
1954 in
in
in
pCL van
tonnen
pct
in
tonnen in
pct
1951
190
3,1
172
2,2
91
Drops
…………………….
Marsepein, noga e.d.
……….
.11
0,2
105
1,3
955
Suikerbonbons en bonen, pastilles,
caramels
e.d.
…………….
3.978 65,3 5.298
68,1
138
Chocolade-artikelen met een ge-
.
wicht van minder dan 50 gram
1.909 31,3
2.201
28,3
115
Totaal
…………………
6.088
1
100,0
7.776
1
100,0
1
127
Nederland is veruit België’s belangrijkste leverancier.
In 1951 beliep het Nederlandse aandeel in de Belgische
invoer van suikerwaren
59
pCt, in die van chocolade-
artikelen 70,8 pCt. Drie jaren later, in
1954,
waren deze
aandelen gestegen tot resp. meer- dan 66 en 77 pCt.
.Over hetzelfde tijdvak daalde Engelands aandeel –
Engeland staat als leverancier op de tweede plaats –
in België’s suikerwareninvoer van 27,5 tot 23,4 pCt
en in de invoer van chocolade-artikelen van 20 tot 17
pCt.
De Belgische confiserie-industrie is dus, zegt ,,Week-
berichten”, onderhevig aan een steeds tenemende
Nederlandse concurrentie. Dit is volgens genoemd blad
te wijten aan diverse factoren, waaronder vooral het
verschil in loonniveau tussen beide landen. In October
1953 waren de arbeidskosten,
mci.
sociale lasten, 63 pCt
hoger dan in Nederland, hetgeen uiteraard in sterke
mate invloed heeft op de kost- en verkoopprijzen der
suikerwerk- – en chocolade-industrie. De loonsverho-
gingen, die sedertdien in Nederland hebben plaats-
gevonden, hebben ook in dit geval een nivellerende
werking. Deze nivellerende tendentie wordt echter, aldus
,,Weekberichten”, bedreigd, door de huidige eisen ten
aanzien van de vijfdagenweek en de minimum-lonen in
België.
Behalve betrekkelijk gunstige productievoorwaarden,
hebben de Nederlandse producenten ook het voordeel,
dat hun uitvoer naar België – in tegenstelling met die
uit andere landen – niet onderhevig is aan invoerrechten.
Gezien deze omstandigheden en ter bescherming der
Belgische industrie heeft de Overheid de Belgische invoer
van confiserieproducten uit Nederland gecontingenteerd.
De Belgische uitvoer van suikerwerk en chocolade-
artikelen is zeer gering – in 1954 slechts 6 pCt van de
productie en 19 pCt van de invoer – en vertoonde de
laatste tijd een dalende tendentie. De uitvoer vindt in
kleine hoeveelheden plaats naar een groot aantal landen,
vooral naar Engeland en Nederland. De Nederlande
concurrentie doet zich ook in het buitenland steeds
meer gevoelen. –
Uitvoer
1951
1
1954
1954 in pCt
–
van 1951 (in tonnen) –
–
1
1
100
…………
2
6
300
Suikerbonbons en -bonen, pastilles, ca-
Drops
………………………….
Maraepein, noga e.d
…
…..
ramela
e.d
…………………..
1.049 1.089
104
Chocolade-waren met een gewicht van
.
minder dan 50 gram
………….
679 382
56
Totaal
…………………….
1.731
1
1.478
1
85
Wat de uitvoer naar Nederland zelf betreft verkeert
België in een nadelige positie, die in hoofdzaak voort-
vloeit uit het reeds genoemde prijsverschil. Voorts dient
men, zegt ,,Weekberichten”, rekening te houden met
het feit, dat de Belgische producent, die confiserie naar
Nederland exporteert een accijns van fr. 3,60 per kg
bruto-gewicht moet betalen voor alle verpakte producten,
die minder dan 1,2 kg per eenheid wegen, terwijl de
Nederlandse exporteur bij uitvoer naar België slechts
fr. 0,60 per kg suiker voor producten, die minstens
50 pCt suiker bevatten en fr. 0,30 per kg suiker voor
de andere producten moet betalen.
Verbruik.
Uit de stijging van productie en invoer, alsmede uit
de gelijktijdige daling van de uitvoer leidt genoemd blad
af, dat het verbruik van suikergoed en chocoladewerk
in België een tendentie tot toenemen vertoont. Deze
conclusie wordt gesteund door de toeneming van de
suikergoedconsumptie van
2,5
kg per hoofd der be-
volking in 1951 tot 3 kg in 1954. De toeneming der
consumptie is niet geheel ten goede gekomen aan de
binnenlandse industrie. Het aandeel van Nederlandse
producten in het Belgische verbruik – op basis der
productie-, in- en uitvoercijfers – is nI. van 13,8 pCt
in 1951 gestegen tot 17,5 pCt in
1954.
–
BOEKBESPREKING EN
Stichting ,,Het Nederlandse Ziekenhuiswezen”: De toe-
passing van de organische bedrijfsrekening in zieken-
inrichtingen.
Rapport uitgebracht door een com-
missie uit de Vereniging voor Administratie en
Econonie in Ziekeninrichtingen, in opdracht van dé
Bond der Nederlandse Diakonessenhuizen, de Ver-
eniging van Katholieke Ziekenhuizen en de Vereni-
ging van Ziekenhuizen in Nederland.-
De samenstellers van dit rapport, die als economen een
leidinggevende functie in de ziekenhuiswereid vervullen,
hebben, zoals zij in hun voorwoord mededelen, ,,getracht
een synthese te vinden tussen wat theoretisch gewenst en
wat practisch mogelijk leek”. Na in het kort de geschie-
denis van de administratie in het algemeen en die van een
ziekenhuis in het bijzonder te hebben gereleveerd, wijzen
zij er op, dat bij de opbouw van de ziekenhuisadministratie
een functionele organisatie, de verdeling van het grote
geheel in kleinere zelfstandige onderdelen, uitgangspunt
dient te zijn.
Het ziekenhuis is een klassiek voorbeeld van een
verbruikshuishouding, die in het verleden voor het ver
–
krijgen van haar financiële middelen uitsluitend op de
charitas was aangewezen. De ontwikkeling in het maat-
schappelijk bestel heeft met zich gebracht, dat de kosten
van de verpleging in ziekenhuizen voor het overgrote
deel voor rekening van de Overheid komen, of geput
worden uit sociale fondsen, waarbij de Overheid nauw
betrokken is. Het is trouwens vrijwel ondenkbaar, dat de
belangrijke kosten van gebouwen, installaties, medica-
menten en personeel thans nog op charitatieve basis
zouden kunnen worden gedekt.
Gezien hetfeit, dat met de exploitatie van een ziekenhuis
zeer belangrijke bedragen gemoeid zijn, is het nodig over
een boekhouding te beschikken, die een scherp inzicht
geeft in het verloop van de onderscheidene kosten.
Hoewel de rapporteurs terecht aangeven, dat binnen
– 28 September
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
843
het raam van een functionele organisatie bepaalde
functionarissen voor bepaalde kosten aansprakelijk moe-
ten kunnen worden gesteld, is het jammer, dat zij op dit
belangrijk onderdeel niet verder ingaan. Wellicht ware
het dienstig geweest dieperin te gaan op de wijze van
delegatie van bevoegdheden aan
–
diverse functionarissen
en het vaststellen van de mate waarin zij voor het kosten-
verloop in hun afdeling aansprakelijk kunnen worden
gesteld.
De omvang van de middelen, die ‘voor de exploitatie
van een ziekenhuis aanwezig zijn, is afhankelijk van
hetgeen de volkshuishouding hiertoe beschikbaar kan
stellen. Het ziekenhuis moet derhalve kunnen beschikken
over een boekhouding, aan de hand waarvan nauwkeurig
kan worden aangetoond welke middelen voor de exploita-
tie nodig zijn, m.a.w. waarmede het tarief van het zieken-
huis tegenover de betalende – instanties aangetoond kan
worden. Daarnaast moet deze boekhouding een efficiënt
werkend middel zijn, waarmede de exploitatiekosten
onder contrôle kunnen blijven.
De rapporteurs hebben zich voor de ziekenhuisboek-
houding een rekeningstelsel gedacht, bestaande uit 10
rubrieken, zoals bij een organische boekhouding ge-
bruikelijk is. In de voorbeelden, die achter in het rapport
zijn opgenomen, wordt een logische groepering van de
kostensoorten gegeven, waaruit crngetwijfeld belangrijk
statistisch materiaal kan worden verkregen. De kosten-
soorten worden op losse kaarten geadministreerd, welke
kaarten per kostensoort en kostendrager worden gesor-
teerd. De wijze van verbijzondering van de totalen van
de kostendragers, wordt vrij summier behandeld. Men
kan daarbij in het midden laten of een intra-comptabele
verdeling of het bezigen van een kostenverdeelstaat de
voorkeur verdient, doch ongetwijfeld is ,het vinden van
de juiste sleutels voor de verdeling een studie op zichzelf.
Indien de integrale kosten per verpleegafdeling, opera-
tiekamer, polikliniek etc. moeten dienen als basis voor de
berekening van een ,,tarief”, zou een nauwkeurig uit-
gewerkte leidraad te dezer zake zeer zeker een afzonder-
lijke publicatie waard zijn.
Ten slotte zij nog vermeld, dat de verschillende voor-
beelden van rekeningstelsel .(o.a. voor een sanatorium,
een algemeen ziekenhuis en een psychiatrische inrichting)
duidelijk zijn weergegeven, doch zij zijnnaar onze mening
slechts te begrijpen, indien over een grondige boekhoud-
kundige kennis beschikt wordt. In dit verband ware een
literatuuropgave wenselijk geweest.
Rotterdam.
H. J. VALK.
Olivier Vanneste en Guido Declercq: Kust en hinterland,
proeve van een toeristisch-economische studie, S.V.
Groeninghe Drukkerij,
1955,
226 blz.
De studie is samengesteld in opdracht van de Provin-
ciale Westvlaamse Vereniging voor Toerisme (West-
toerisme). De opdracht werd verstrekt met de bedoeling
de te voeren toeristische politiek een meer wetenschap-
pelijk verantwoorde basis te verlenen. Terecht merken
de schrijvers in het voorwoord op, dat aan het toerisme,
ondanks de snel groeiende economische en sociale be-
tekenis van dit maatschappelijke verschijnsel, nog steeds
te weinig aandacht wordt besteed. Indien men verant-
woorde toeristische politiek wil bedrijven – en er is
vrijwel geen land ter wereld te noemen, dat niet in één
of indere vorm bewust zulk een politiek bedrijft – dan
kan een meer gedegen kennis van deze uiterst complexe
materie niet worden gemist. Het voorbeeld van ,,West-
toerisme” verdient, o.a. voor ons land (Algemene Neder-
landse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer), navol- –
ging. De onderwerpelijke studie kan dan ook van harte
welkom geheten worden in de nog zo schamele biblio-
theek, welke het vreemdelingenverkeer als onderwerp
heeft.
Gezien het gestelde doel (verbetering van de te voeren
toeristische politiek) is de wijze, waarop de schrijvers
het gestelde probleem benaderen, rationeel. Globaal
gezien valt het werk uiteen in drie delen, ni. een, zeer
gedetailleerde inventarisatie van het ,,toeristische aanbod”
bestaande uit een complex van natuurlijke recreatiemo-
gelijkheden en de producten der aanwezige vreemdelin-
genverkeersindustrie; een analyse van de toeristische
vraag en ten slotte een studie hoe de vraag gestimuleerd
kan worden door het aanbod onder de aandacht van de
vragers te brengen en het voorts kwantitatief en kwalita-
tief te verbeteren.
Ons bezwaar tegen het werk bestaat in hoofdzaak
hierin, dat de behandeling van dit laatste vraagstuk een
beetje in de verdrukking is gekomen. Als men zich moei-
zaam geworsteld heeft door de schat van – voor degenen,
die niet rechtstreeks met het Westvlaamse toerisme be-
moeienis hebben, wat droge – cijfermateriaal, voelt men
zich teleurgesteld door de beloning in de vorm van een
aantal aanbevelingen, welke vrijwel uitsluitend locale
betekenis hebben. Overigens hebben de schrijvers deze
lacune zelf wel gevoeld, hetgeen blijkt uit het feit, dat
zij in het voorwoord opmerken, dat zij voornamelijk
het onontbeerlijke grondwerk hebben verricht, wat uit-
eindelijk zal moeten toelaten het kusttoerisme efficiënt
dien stig te zijn.
Scheveningen.
Dr J. F. VAN SAARLOOS.
GELD- EN KAPITAALMARKT
De geldmarkt.
De 22e werd op de geldmarkt zonder schokken ge-
passeerd; marktdisconto’s en callgeldrente bleven onver-
anderd. In de voorafgaande weken hadden die banken,
die t.o.v. hun verplichte reserves middelen te kort kwamen,
deze kunnen aanvullen door papier te verkopen aan
instellingen, die te ruim in hun financiële jas zaten. Een
beroep op de Centrale Bank behoefde niet te worden
gedaan. -Voor een wijle was zodoende het evenwicht-
brengend marktmechanisme herleefd, een witte raaf in
deze tijden van éénrichtingsverkeer.
Een factor, die vorige jaren wèl, maar de laatste maan-
den nauwelijks tot belangrijke mutaties in de middelen-
positie der banken en daarmede tot geldmarktfiuctuaties
aanleiding geeft, vormt de deviezenvoorraad der Centrale
Bank. De laatste 3 weken bedroeg deze achtereenvolgens
f4.527, 4.525 en 4.526 mln netto. Ook op langere termijn
waren de wijzigingen hierin beperkt; sinds Juli 1955 nam
zij met f 50 mln af. Van groter betekenis voor de geld-
markt situatie zijn momenteel veeleer de veranderingen
in de kaspositie van het Rijk. Tussen begin Juli en begin
Augustus daalde het saldo van de Schatkist bij De
Nederlandsche Bank met f 350 mln; sindsdien steeg het
wederom met f 150 mln.
De kapitaalmarkt.
Op de aandelenmarkt was het de afgelopen week al
Philips wat de klok sloeg. Aanvankelijk bewoog de
844
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 September
1955
claimprijs zich in de buurt van f400, doch Legen het einde
van de week was de prijs gestegen tot f 440 â f
450.
Daar
dit laatste cijfer correspondeert met een koers van een
oud aandeel (cum claim) van ca
515
pCt, betekende dit,
dat het koersverlies, ingetreden na het officiele emissie-
bericht, bijna werd ingehaald (maximumkoers 8 Septem-
ber
526
pCt).
De vaste stemming voor Philips deed het pessimisme
bij vele beleggers als sneeuw voor de zon verdwijnen, en
in de tweede helft van de verslagweek sloegen de meeste
aandelenkoersen een opwaartse richting in. Op het eerste
gezicht betekende deze ontwikkeling, dat de dominerende
rol van het buitenland – vnl. Amerika – op het Damrak
is overgegaan op binnenlandse factoren. Dat dit echter
slechts schijn is, wordt duidelijk, wanneer men bedenkt,
dat bij de claimhandel Philips gedurende de gehele week
de houding der Amerikaanse aandeelhouders punt één
was. Aanvankelijk mochten deze, op grond van S.E.C.-
bepalingen via Amerikaanse tussenpersonen noch hun
claims voor inschrijving gebruiken, noch oude aandelen
(ex claim) kopen. Tegen het einde van de week werd
laatstgenoemd verbod opgeheven, en juist dit vormde
de
oorzaak van de prijsstijging der claims.
De grote interesse voor aandelen en claims Philips
contrasteerde wel sterk met de volstrekte gelatenheid, die
heerste rondom de grote a.s. emissie op de obligatiemarkt,
dievande3
1
/
4
pCt Staatslening
1955
II. Kenmerkend voor
het gebrek aan enthousiasme, waarméde deze emissie
worat begroet, is het feit, dat vele professionele adviseurs
in hun publicaties voor cliënten becijferen, hoe veel (resp.
hoe weinig) deze stukken in koers zullen
dalen,
bij een
eventuele stijging ‘an de rentestand hier te lande, waarbij
dan de conclusie is, dat dit koersverlies, dank zij dé kortere
looptijd, bijv. minder zal bedragen dan datbijde
3
1
/
4
pCt
Staatslening
1955
T. Het marktkimaat is voor deze uit-
gifte momenteel niet al te gunstig. In verschillende andere
landen heeft in het jongste verleden reeds een rentestijging,
gepaard gaalide met koersdaling van staatsfondsen,
plaatsgevonden. Sommigen achten thans voor Nederland
de trits: betalingsbalansverslechtering – discontoverhoging
– stijging lange rentestand niet uitgesloten. De nieuwe
lening zal het dan ook wel vnl. moeten hebben. van die
institutionele beleggers, die zich niet veel met toekomst-
verwachtingen bezig houden, doch slechts naar volle
belegging streven.
Aand. indexeijfers (1953 = 100)
16 Sept. 1955
23 Sept. 1955
Algemeen
……………………………
232,2
234
1
1
Internat. concerns
………………….
298,5
303,8
Industrie
……………….. . ……………
175,1
174,3
Scheepvaart
…………………………
170,8
169,9
Banken
…………………………………
154,9
153,5
Indon. aand . …………………………
182,6
182,2
Aandelen
Kon. Petroleum
……………………
663½
655
Unilever
……………………………
499
507
1
/-
,
Philips
…………………………………
492½
378 ex claim
A
.K.0 .
…………………………………
368
388
Kon. N. Hoogovens
………………
436
430
Van Gelder Zn
……………………….
349
5
/
345
H.A.L .
…………………………………
243
.
243
Amsterd Rubber
……………………
163½
161%
ILV.A
…………………………………
176%
176
1
/
,
Staatsfondsen
–
2% pCt N.W.S. ………………………
791,4
7914
3-3% pCt 1947
………………………
10 0 %
100
1
/8
3 pCt Grootboek 1946
……………
99
,I
lr
98%
3 pCt Dollarlening
…………………
99%
Diverse obligaties
3
1
h pCt Gein. R’dam 1937 VI
107
7
,
101%
3% pCt Bkv.Ned. Gem. 1954 11/111
99&
991fr
3% pCt Philips 1948
………………
102
101%
3% pCt Westl. Hyp. Bank
98½
99
J. C. BREZET.
De Belgische geld- en kapitaâlmarkt
in Augustus
1955
De algemene inarkttoestand.
Een langzame verruiming was het hoofdkenmerk van
de geidmarkt tijdens Augustus en vooral gedurende de
tweede helft van de maand. Het volume der aangeboden-
daggelden steeg weer aanmerkelijk, en deze tendentie
blijkt in September verder door te lopen. Tot deze ver-
breding van de geldmarkt werd waarshijnljk bijgedragen
door het feit dat de terugtrekkingenmet het oog op het
verlof voorbij waren. De deposito’s blijven blijkbaar beter
op peil in Augustus dan in Juli, toen zij volgens de zo pas
gepubliceerde cijfers, een terugloop van ruim fr. .2 rnrd
ondergingen. Op de geidmarkt ondervindt men daarbij
de invloed van het tijdelijk uitblijven van’nieuwe leningen,
zodat de liquiditeiten van vele instellingen meer georiën-
teerd werden naar bankrekeningen en korte beleggingen
op de geldmarkt.
Verloop van de kredietverlening
Portefeuille
Herdisconto
Krediet verleend
handelspapier door de private
aan de economie
Nationale Bank banken
door de private
banken
(in fr. mln)
31Dec. 1954
9.512
9.126
39.210
30 Juni 1955
8.286
7.329
42.553
31Juli 1955
9.923
9.330
40.653
De terugloop van de kredieten, door de private banken
verleend aan de economie, is hoofdzakelijk te wijten aan
een vermindering van de zelf bijgehouden portefeuille
handelswissels. De einde Juli vervaldag was inderdaad
zeer zwaar, zodat de banken voor ruim fr. 2 nird meer op
herdisconto moesten beroep doen dan bij de vorige
maandultimo.
Aangaande de officiële kredietpolitiek valt aan te
stippen dat de Nationale Bank op 4 Augustus ji. haar
discontovoeten licht verhoogde. Voor geaccepteerd en in
een bank gedomicilieerd papier werd de rente gebracht
van 2/
4
pCt tot 3 pCt. Bij deze gelegenheid werd het
accent gelegd op het domiciliëren van de wissels in een
bank; inderdaad voor het niet gedomicilieerd papier werd
de discontovoet met
I
pCt verhoogd tegen slechts
1/4
pCt
voor gedomicilieerde wissels. In aansluiting met deze
maatregel paste ook het Herdiscontering- en Waarborg-
instituut zijn rentevoorwaarden aan.
11
De toestand van de banken.
Enkele c(jj’ers uit de globale bankstate,r’
(in fr. mln)
31Dec.
1954
30Juni
1955
31Juli
1955
Actief
Krediet aan de private-economie
……………
39.210
42.553 40.653
11.742
13.095
11.171
handelswissels
…………………………..
prolong. en voorschotten
…………………
…
1.447 1.466
1.433
kaskredieten
……………………………
17.108
18.932
19.180
accepten
………………………………8.913
.
6.488
9.060
8.869
Krediet aan de Overheid
…………………..
50.611
49.880
Passief
7.637
7.471
72.339
75.585
73.555
61.870
64.541
63.849
Bankiers
………………………………6.728
10.469 11.044
9.706
Deposito’s totaal
………………………..
opzicht
………………………
3.357
3.408
op
termijn
……………………..
Kasbons
………………………………2.894
81.961
86.579
84.434
Totaal vreen’dë werkrniddelen
………………
Totaal eigen middelen
…………………….
6.705
6.954
6.953
– ‘”””: -•.-.—:
28September 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
845
De daling van de deposito’s einde Juli is grotèndeels
een seizoenbeweging, die gewoonlijk voortduurt tot rond
midden Augustus. Toch blijkt de vooruitbetaling der
bedrijfsbelastingen dit jaar een scherpe incidentie gehad
te hebben.
De obligatiemarkt.
De oblig4tiemarkt onderging de weerslag van de
discontoverhoging, door de Nationale Bank op 3 Augustus
jl. doorgevoerd. De koersdaling liep door tot rond het
midden van de maand, waarna de markt terug meer koers-
vast bleef. iDe baisse heeft vooral de obligaties met middel-
matige looptijd getroffen, en hieronder bevinden zich
vooral leningen tijdens de jongste jaren uitgegeven.
Typisch voor de gewijzigde marktverhoudingen was de
introductie ter beurs tegen 93 pCt van een Spoorweg-
lening enkele maanden geleden tegen
954
pCt door de
beleggers onderschreven. Meerdere leningen, na deze
spoorweglening uitgegeven, wachtert nog steeds om op de
beursnotering ingeschreven te worden.
Ondertussen werd een nieuwe lening van fr. 24 mrd,
ditmaal van het pas gedoopte Wegenfonds, aangekondigd.
Blijkbaar duurt het zoeken naar een gepaste formule vrij
lang, want de voorwaarden dezer emissie werden nog niet
bekend gemaakt.
Rentestand op de obligatiemarkt
0)
(in pCt per einde maand)
Gem.
looptijd
Aug.
1948
Juni
1950
Juni
1951
Mei
1955
Juni
1955
Juli
1955
Aug.
1955
lang-
4,77
4,38
4,68 4,17 4,15
4,14
4,15
Staatsfondsen…….
â 8 jaar
4,83
4,63 5,24
4,41
4,39
4,47
4,51
t
6 jaar
5,07
4,49
5,37 4,82 4,77
4,81
4,91
Staatsrenten ………lopende
Kssbons
parastatale
.7
Kasbons steden ……
5
ca 9 jaar
–
–
5,41 4,51
4,49
4,52
4,61
instellingen
……..
Privateinstellingen
10 â 12jr.
6,06
5,43 6,08
4,74
4,73
4,70
4,70
a) Reële rendementen – rekening gehouden met agio en disagio tegenover
terugbetalingsprijs.
Bron:
Krediegbank.
De aandelenmarkt.
Deze bleef tijdens de maand Augustus vast. Einde van
de maand werd de markt gestoord door een ongunstig
perscommentaar betreffende het koersniveau van enkele
koloniale aandelen, hetgeen een paar dagen paniekver-
kopen uitlokte, vooral in de bedoelde sector.
Beurs van Brussel
29 Juli
1955
1
31 Aug.
1955
I
Beweging
in pCt
Banken
……..
……
. …… . ……..
308,8
302,3
-2,1
‘00,8
302,3
+0,5
Trusts
……………………………
207,7
215,5
+3,7
Gas en Elcctriciteit
………………..
300,6
305,0
+
1,5
Portefeuille…………………………
Metaalnijverheid
………………….
245,6
..
258,6
+5,3
Scheikundige producten
…………….
202,3
..
202,2
Steenk.olenmiinen
………………….
..
233,8
..
245.6
+5,0
..
132,9
..
140,3
+5,6
Spiegelgias
…………………………
Glasblazerijen
………………………
184,2
184,8
+0,3
274,5
277,5
+1,1
Textiel …………………………..
135,3
140,8
+4,1
738,2
718,5
-2,7
Voeding
…………………………
143,9
143,6
-0,2
Bouwnijverheid
……………………
Verscheidene
……………………..
315,7
..
313,2
-0,8
Koloniale
………………………..
..
72,0
-1-0,8
Brouwerijen
………………………71,4
..
522,2
+0.3
Papiernijverheid
…………………..520,6
Warenhuizen
………………………
459,3
467,2
+1,7
Algemeen
299,0
1
302,6
1
+1,2
Bron:
Kredietbank
Het gemiddelde rendement op de
75
gebruikelijke
waarden vertoont in Augustus een nieuwe daling, hoofd-
zakelijk ingevolge de koersstijging op die waarden..
Beursrendement
–
1953
1
1954
1955
5,44
4,74
3,18
5,55
4,89
3,04
Januari
…………………………………
Februari
…………………………………
Maait …………………………………..
5,50 4,53
3,07
April
…………………………………..
5,34 4,08
3,18
.5,24
3,88
3,27
Juni
…………………………………..
5,2
3,80 3,29
Juli
….
……………………………….
5,06
3,61
3,20
Augustus
………………………………
5,04
3,57 3,17
Mei…………………………………….
September
……………………………..
5,31
.
3,31
October
………………………………..
4,94
..
3,43
November
……………………………..
4,86
..
3,33
December
…………………….. …..
…
…
4,84
.
3,17
Bron:
Kredietbank
Kortenberg. ‘
.
Dr L. DELMOTFE.
STATISTIEKEN
INTERIM.INDEXCIJFERS VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
IN NEDERLAND
1))
1948 – 100
1953
1954
Voedingsmiddelen:
plantaardige
137
136
125
128
128
128
dierlijke
110
113 108
106
107
106
totaal
123
124
116
116
117
116
Grondstoffen voor: houtwaren
147
150
161
162
162 163
chem. producten
120
119
120
–
120 120
121,,
textielwaren
140 143
136
136
136
135
leereoleerwaren
134
122
114
113
III
II!
metaalwaren
147
140
156
156
156
157
papier
1
)
106
115
118 118 119
120
hulpstoffen
179
179
182
183
185
186
totaal
156
155
159 159
160
161
Afgewerkte pied.:
glas, aardewerk,
enz.
……….
.149
155 158 158 158 158
houtwaren
104
.
134
106
116 116
116
116
chem. producten
121
122
128
127 125
124
textielwaren ……
–
135
140
141 141
141
leer- en rubberwa.
ren
135
133
136
136
136
136
papierwaren
131
140
150
150
150
150
metaalwaren
140
138 145
145
145
147
gefabriceerdo voed.
en
genotmiddel
131
134
134
133
133
132
overige producten
138 148 158
159
159
155
totaal
132
134
138
138
138
137
Algemeen iodexciifer
134
136
136 136
136
136
9
Ontleend aan het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de
Statistiek.
1)
De wegingscoëfficiënten zijn vastgesteld overeenkomstig de verhoudingen
in 1948.
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN DE DRIE NEDERLANDSE
GROTE BANKEN EN VAN lIET NEDERLANDSE BEDRIJF VAN DE
NEDERLANDSCHK HANDEL-MAATSCHAPPIJ’)
Nederi. Ban-
(in millioenen guldens)
Nederlandse
ken en
del-Maat-
Banken Nederl. Hen
schappij
31
1
30
31
30
Mei Juni Mci Juni
1955 1955 1955 1955
Activa:
Kas, kassiers en daggeldleningen……………..379
417
523
514
Nederlands schatkistpapier ……………….1.518 1.539 2.033 2.054
Ander overheidspapier …………………
Wissels……………………………..
Bankiers in binnen- en buitenland ………..
Prolongatiën en voorschotten tegen effecten
Debiteuren…………………………….
Effecten en syndicaten ………………….
Deelnemingen
(mcl.
voorschotten) …………
Gebouwen …………………………….
Diverse rekeningen ……………………..
Paasiva:
–
Crediteuren …………………………..
Wissels ………………………………
Deposito’s op termijn……………………
Kassiers en genomen daggeldleningen………..
Diverserekeningen ……………………..
Aandelenkapitaal ……………………….
Rèserve ………………………………
4.9711 5.053
) In verband met afrondingen behoeft de som der afzonderlijke posten niet
met het eindtotaal overeen te stemmen.
2061
2141
237
44
52
56
134
190
172
109
137
142
1.278 1.279 1.585 1.613
158
183
196
223
29
29
35
35
5
–
7
7
3.842 3946 4.971 5.053
2.733 2.860 3.523 3.650
24
26
25
27
655
621
873
821
2
13
2
13
139
135
162
151
3.552 3.656 4.586 4.663
169
169
229
229
121
121
156
161
846
–
ECONOMISCIi-STATITISCHE BERICHTEN
28 September 1955
NATIONALE BANK VAN BELGIË
(Voornaamste posten in millioenen francs)
‘0
‘5
0
0
rz
«,,
Data
0
o
O_
c2
00
‘0
0
0i,
v
0
819
0
o
F
–
0 0
11 Aug.
1955
42.263
1.581
10.442
17.378
245
18 Aug.
1955
42.376
1.641
10.108
16.314
305
25 Aug.
1955
42.518
1.478
10.388
16.096
197
1 Sept.
1955
42.772
1.204
10.725
17.164
333
8 Sept.
1955
42.849
1.116
11.158
16.171
368
15 Sept.
1955
43.578
978
10.873
15.020
517
1
Rekening-courant saldi
Verbintenissee
–
8
1
0.
het buiten.
land i.v.m.beta.
Schatkist
.E
Data
8
1
0
8
lingsaccoordes
.0
2
0
II Aug.
1955
719
105.887
7
55
190
1.098 576
564
18 Aug.
1955
.
739
105.034
6
t
55
196
11.000
264 609
25 Aug.
1955
757
104.629
3
t
55
192
1
1.171
248
657
1 Sept.
1955 753
106.339
4
1
55
192
1
1.029
245
743
8 Sept.
1955
764
105.938
6
1
55
188
1
979
242
702
15 Seol
1955
792
104.982
4
1
55
187
1
1.126
171
757
IN- EN UITVOER
”
VAN NEDERLAND’)
(waarde in millioenen guldens)
Invoer
Uitvoer
Dekkingspercentage
Jaar
Juli
Jan-Juli
1)
Juli
I
Jan-Juli’)
Juni
I
Ja-Juli’)
1938
.
. . –
122
120
79 84 65 70
1952
…
720
727
657 677
91
93
1953
….
762 716
635
644
83
90
1954
…
971
859
752 728
77
85 1955
….
1.064 993
763
793
72 80
‘) Bron:
C.B.S.
‘) Maandgerniddelden.
4(eitti-ophadtfeu
voor het volgende nummer
dienen uitérlijk 4 Oct. v.m.
* in het bezit te zijn van
de Advertentie-afd.
‘
E.-S.B,,
Postbus 42, Schiedam.
Tel. 69305; Toestel 1 of 3
Verzekeringsconcern (Levens- en Schadeverzekering)
zoekt
CHEF VAN DE ADMINISTRATIE
I
Gegadigden moeten zowel theoretisch als prac-
tisch geschoold zijn en goed bekend met de
B
moderne bedrijfsadministratie en -organisatie.
Bekendheid met de administratie van een verzekerings-
maatschappij strekt tot aanbeveling, doch is niet nood-
zakelijk.
Eigenhandig geschreven brieven met pasfoto en volle-
dige inlichtingen omtrent opleiding, ervaring en levens-
loop
onder no. 185.435, Advertentie Bureau
BOLREK,
Ko-
ningsplein 1, Amsterdam-Centrum.
Overige vacatures op pag. 847 en 848.
CURAÇ’AOSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ N.V.
gevestigd te Willemstad,
–
Curaçao, NA:’
UITGIFTE
van nom. f 1.321.000,-
aandelen en/of certificaten,
ten volle delende in de resultaten van het boeklaar 1956 en volgende boekjaren.
Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijvng op
deze uitgifte, uitsluitend voor houders van aandelen
en/of certificaten, openstelt op
Woensdag 5 October 1955
bij haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam en
‘s.G ravenhage,
TOT DE KOERS VAN 150 pCt.,
op de voorwaarden van het prospectus d.d. 23 Septem-
ber 1955.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar
bij de inschrijvingskantoren.
NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ,N.V.
Amsterdam, 23 September 1955.
NAAMLOZE VENNOOTSCHAP
N,V1 BOUWSTOFFEN VOORHEEN A. E. BRAAT
gevestigd te ‘s-Gravenhage
Uitgifte von
f250.000,- AANDELEN
aan toonder in stukken elk groot (1.000,- voor
1/4
delende
in de resultaten van het boekjaar 1955 en ten volle in die van volgende boekjaren tegen de koers van
IOQ°/
0
–
De inschrijving op bovengenoemde aandelen wordt open-
gesteld, UITSLUITEND VOOR DE HOUDERS DER BE-
STAANDE AANDELEN op:
IAANDAG3 OCTOBER 195,5
van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur, ten kantore
van de Heren
R. Mees & Zoonen
–
te Rotterdam en ‘s-Gravenhage
Beels & Co. – de Clercq & Boon
Hartsinck te Amsterdam
op de voorwaarden van het prospectus
d.d. 22 September 1955.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten benevens, tot een beperkt aantal,
exemplaren van het laatste jaarverslag en de statuten, zijn bij de in-
schrijvingskaneoren verkrijgbaar.
R. MEES & ZOONEN
Rotterdam, 22 September 1955
EEN MOORDOOG?
Wederom een typische
jagersterm, waarvan U
de ware betekehis vindt
in jacht en Taal”, de
kostelijke verzameling
jacht- en jagerstermen
en_ citaten, bijeenge-
bracht door Dr Â. G. J.
Hermans. Elke jager zal
genieten van dit boei-
ende boek.
Prijs f 27,50
Vraagt Uw bcelchanqlelaar
Uitgave van de
KON. NED. BOEKDRIJKKERIJ
H. A. M. ROELANTS, SCHIEDAM
N.V. SENEMBAH-MAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam.
–
UITGIFTE van
f. .5.000.000,- aandelen aan toonder
(desgewenst op naam),
in stukken van f.1.000,- nominaal, voor de helft delende in
de resultaten van het boekjaar 1955 en ten’ volle delende
in de resultaten van de volgende boek jaren.
De ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op bovenvermelde
aandelen, uitsluitend voor houders van claims, openstelt op
DINSDAG, 4 OCTOBER 1955
van des voormiddas 9 uur tot des namiddags 4 uur
TOT DE KOERS VAN 100 pCt.
te Amstei’dam, Rterdam en ‘s-Gravenhage ten kantore van
DE TWENTSCHE BANK N.V.
en te Amsterdam ten kantore van de HeTren
DUDOK VAN HEEL
& CO.
–
‘
A.
KARSEBOOM & CO.
W. WILLEMS & CIE,
op de voorwaarden van het prospectus d.d. 26 September 1955:
Prospectussen en inscbrijvingsformulieren, alsmede – in beperkt
aantal – exemplaien van het jaarverslag over 1954 en van de statuten
zijn bij de kantoren van inschrijving verkrijgbaar.
N.V. SENEMBAH-MAATSCHAPPIJ
Amsterdam, 26 September 1955.
door ervaring in leidende functie
bij financÏële instelling competent
tot het zelfstandig onderzoeken en
beoordelen van de, bedrijfsecono-
.mische perspectieven van onder-
nemingen, het onderhouden van
contacten op financieel gebied en
het uitbrengen van adviezen be-
treffende bestaande en nieuwe be-
leggingen in effecten en onderhandse
leningen. –
Brieven met aanduiding ,,vertrouwelijk” te richten aan de Directie,
Postbus 796 te Rotterdam.
–
Lefladeq
71e transportkosten…
vormen procentueel een be-
langrijk deel van de totale
productiekosten. Iedere on-
derneming, die de kostprijs
van haar producten tot in
details kent, weet dit en
tevens, dat in die sector’
meestal nog grote ltesparin.
gen zijn te bereiken, ook al
doordat er op het gebied
van het intern transport
nog steeds veel nieuws aan
do markt komt. Rierom-
trent houdt het maandblad
,,V ER LADEN” U regel-
matig volledig op de hoogte.
Wie hierop geabonneerd is,
weet spoedig welke moge
lijkheden er voor hem zijn
en in hoeverre ‘hij door
mechanisering in het nij-
pend personèel.tekort kan
voorzien.
Vraagg gratis
aan de ad,ninistra iie
,,Verk,den”
–
Postbus 42, $chiecla,n
De Directie van de
: NATIONALE LEVENSVERZEKERING- BANK N.V.
zoekt ter, aanvulling vande’sfaf van haar.naaste medewerkers een
BELEGGIN
.
GS – DESKUNDIGE
1.
•1
Kwantiteit
of
kwaliteit?
Wanneer het U vooral
om de kwantiteit van
de reacties opdoor Uw
onderneming geplaatste
personeelannonces gaat,
dan menen wij er goed
aan te doen U tevoren
te moeten afraden deze
annonces in ,,E.-S.R”
te plaatsen. Honderden
reacties voorspellen wij
U beslist niet.
Wilt
U
echter een in-
druk hebben van de
kwaliteit van de binnen-
komende reacties, dan
zal het U interesseren
dat talrijke grote onder-
nemingen
regelmatig
,,E.-S.B.”
inschakelen
als medium voor het op-
roepen van functiona-
rissen op hoog niveau.
De ervaring leert deze
bedrijven namelijk dat
een oproep, in
geplaatst, een prima se-
lectie vân het aantal re-
acties betekent, hetgeen
een niet onbelangrijke
aanwijzing
,
is wat be-
treft het ,,aanbod”.
Zoekt U het in de kwa-
liteit van de reacties op
Uw
personeelannonces,
dan geven wij
U
ernstig
in overweging voortaan
,,E.-S.R” als medium
in te schakelen.
Kon. iVederlandsche
Doekdruklerij
H.A.M. ROELANTS
PosCbus 42, Schiedam
Abonneert 1f op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie
van:
Prof. P. Hennipman,
A. M. de Jong,
Prof.
P. B.
Kreukniet,
Prof. H. W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,.
Prof. G..
M.
Verrijn Stuart,
Prof. F. de Vries,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs
f –
22.50;
fr. p. post f 23.60; voor stu-
denten / 19.—; fr. per post
/20.10.
• Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en door uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
De fiscus heeft de
slagboom opgehaald.
D
e weg naar een verzorgde toekomst ligt open voor U en
– Uw vrouw. Verzekering van een behoorlijk jaargeld op
latere leeftijd is thans in Uw bereik. Want voortaan moogt U
de premie voor zo’n verzekering tot f 3.600,- per jaar aftrekken
bij de aangifte van Uw inkomen. Met de daardoor.verkregen
belastingbesparing kunt U een groot deel van de premie voldoen.
Voorbeeld:
Een 35-jarige is gehuwd met een 33-jarige vrouw en
heeft 2 kinderen. Hij verzekert een ouderdomspensioen van
f 8.000,- per jar, ingaande op zijn 65e jaar. Bovendien een
weduwepensioen van f 4.000,- per jaar. De jaarpremie hiervoor
bedraagt f 3.145,50 hodgstens gedurende 30 jaar te voldoen.
– (Na v66roverlijden van de vrouw slechts f 2.208,-.) Bij een
jaarinkomen van f 25.000,- moet hij jaarlijks
f
7.084,- inkomsten-belasting betalen. Door de premie-aftrek betaalt hij echter f5.583,-.
Het verschil, ad f 1.501,-, draagt de fiscus bij in de verzekering,
welke daardoor maar f 1.644,50 per jaar kost.
De Levensverzekering
“UTRECHT”
–
..
Leidseweg 2 – Utrecht
•
werkt gratis en vrijblijvend een gedetailleerde offerte voor
U
• eiit na ontvangst van de nodige gegevens. Ook bij kleinere be-
dragen en andere verzekeringsvormen is de besparing van belang.
SOUTH AFRCA TRADE UNION ÂSSURANCE SOCIETY LTD.
Conducting Assurances of all Kinds, Life en General has an opening for a
YOUNG – ACTUARY IN TRAINING
for its office at Johannesburg.
RE QUI REM E NTS:
Good knowledge of the English language.
More. or less advanced in the Actuarial training.
Preferably unmarried.
Betwèen 20 and 30 years of age.
Salary offered between £ 60.0.0 and £ 70.0.0 per month (inclusive of
cost of living allowonce) and free transportation to Johannesburg.
Handwritten applications in English mentioning full particulars about training, former
and present occupation, certificates, civil status and references are invited under letters
I.K.B. to Nijgh & van Ditmar, Advertising Agency, ‘Noordeinde 49, The Hague.
Applicants may in due course be invided for an interview in The Nederlands or in London..
–