Afas, het in Leusden gevestigde softwarebedrijf, geeft voortaan haar personeel elke vrijdag vrij met behoud van salaris. Dit nieuws deed me denken aan wat John Maynard Keynes in 1930 voorspelde. In zijn essay Possibilties for our Grandchildren voorzag hij dat rond 2030, dankzij de stijgende arbeidsproductiviteit, de werkweek van de gemiddelde werknemer uit 15 uur zou bestaan. Afas is het eerste bedrijf in Nederland dat aantoont dat de voorspelling van Keynes uit zou kunnen komen.
Zorgen over invulling vrije tijd
Is dit nu goed nieuws, en zouden we op weg zijn naar een utopische maatschappij? Nee zei Keynes, want hij maakte zich zorgen over de vraag wat men met de verworven vrije tijd moest doen. Men was immers niet gewend om de toen nog schaarse vrije tijd op een inspirerende wijze te benutten. Keynes had weinig op met de manier waarop de welgestelden hun vrije tijd besteedden. In plaats van, wat Keynes noemde, het ‘goede leven’ te leiden van vriendschappen, goede gesprekken en genieten van kunst, besteedden de rijken hun vrije tijd aan louter materiële genoegens.
Ook Nick Bostrom, professor filosofie aan de universiteit van Oxfordmaakt zich in zijn recente boek Deep Utopia over de invloed van productiviteitsgroei, zorgen over de consequenties van een eventuele ‘post scarcity-utopie. Als de technologie namelijk te geavanceerd wordt, verliezen de meeste mensen de zin van het leven uit het oog. Bostrom voorziet ook dat men niet minder wil gaan werken, maar juist meer om nog meer te kunnen consumeren.
Keynes en Bostrom zijn niet de enigen die problemen voorzag. Tibor Scioivsky behandelde in The Joyless Economy (1971) de vraag of Amerikanen, dankzij de gestegen welvaart, gelukkiger waren geworden. Scitovsky’s antwoord was: Nee, dat waren ze niet; ze waren zelfs minder gelukkig geworden. Hoe kon dat? Scitovsky concludeerde dat Amerikanen, gemiddeld genomen, weliswaar een comfortabeler leven hadden, maar ze hadden er minder plezier in – bepaald geen utopische uitkomst. Het ontbrak de Amerikanen aan vaardigheden om plezier te beleven aan de dingen waaraan Scitovsly, en ook Keynes, veel waarde hechtten. De puriteinse Amerikaanse cultuur van hard werken en mondjesmaat genieten, speelde een rol. Max Weber had indertijd al voorzien dat het saaie vooruitzicht van het Paradijs weinig aantrekkingskracht had op Bijbelvaste harde werkers. Scitovsky pleitte er voor om kinderen die vaardigheden op school bij te brengen.
Groeidrift beteugelen
Is er dan geen hoop op het goede leven waar Keynes en Scitosvsky zo voor pleitten? Die is er wel als we maar bereid zijn minder toe te geven aan onze materiële verlangens. Dat schrijven Robert Skidelsky, Keynes’s biograaf, en zijn zoon, de filosoof Edward, in How Much is Enough? (2012). Zoals de titel al suggereert, Bostrom’s onverzadigbare consumenten zouden geholpen worden door de beperking van economische groei. Hierdoor worden hun materiële wensen beteugeld. En ze houden meer tijd over om zich te wijden aan het goede leven, à la Keynes. Ze schrijven dat mensen met meer tijd omhanden, bijvoorbeeld kunnen gaan beeldhouwen of een piano sonate in studeren.
Lange weg te gaan
Het voorstel van vader en zoon Skidelsky om economische groei af te remmen is niet zo populair onder economen. Ook hun voostellen over de invulling van het goede leven ondervond kritiek. Zo merkte de bekende Amerikaanse jurist Richard Posner op dat het een bijzonder naïeve gedachte was om te denken dat ambitieuze mensen hun vrije tijd aan beeldhouwen of pianostudie zouden wijden. Welnee, zei hij, ze zoeken erkenning en gebruiken hun tijd om hard te werken en veel geld te verdienen om te tonen hoe rijk ze wel zijn.
Ook econoom Richard Easterlin schetst in zijn boek Growth Triumphant, (1996) een ander beeld dan het utopische perspectief van de Skidelsky’s. Easterlin constateert dat we al generaties lang bij wijze van spreken hardlopen op een loopmachine uit de sportschool. En elke opeenvolgende generatie denkt dat als men tien of twintig procent meer inkomen zou verdienen, men volmaakt gelukkig zou worden. Easterlin concludeerde dat de triomf van economische groei niet de triomf is van de mens. Het is precies andersom: het is de triomf van onze materiële behoeften over de mens. Kortom, ook al zouden we op weg zijn naar Utopia, we er nog lang niet zijn, mochten we het ooit bereiken.
Auteur
Categorieën