Ga direct naar de content

25 jaar noordelijke samenwerking

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 13 1983

Naschrift

Ingezonden

25 jaar noordelijke
samenwerking
MR. L. A. VAN SPLUNDER*

In ESB van 23 maart 1983 schrijft de
heer H. Wiegel, commissaris der Koningin
in de provincie Friesland en voorzitter van
de Bestuurscommissie Noorden des Lands
(BCN) een interessante bijdrage onder de
titel ,,25 jaar noordelijke samenwerking”.
In de inleiding wordt — als het over deze
Bestuurscommissie gaat — gesproken over
,,het karakter van deze bestuurlijke samenwerking, die elders in het land haar evenknie niet kent”. Min of meer tegelijkertijd
verscheen het jaarverslag 1981/1982 van
de Bestuurscommissie. In dit overzicht
werd tevens een beschouwing opgenomen
over het regionaal beleid en de BCN in de
periode 1957-1982.
Wat mij bij lezing van deze stukken opvalt is dat Noordwest- en Noordoost-Overijssel, die ook deel uitmaken van het gebied
waarvoor het Integraal Structuurplan
Noorden des Lands (ISP) onverkort geldt,
niet worden vermeld. Ook de provincie
Overijssel komt in de stukken niet voor,
behalve in een van de bijlagen, waaruit
blijkt dat ook een Overijsselse gedeputeerde zitting heeft in de BCN. Zowel het artikel als het jaaroverzicht geeft derhalve een
incompleet beeld van de werkelijkheid en
dat doet mijns inziens toch afbreuk aan de
waarde van deze publikaties. Ten onrechte
wordt op deze manier de indruk gewekt dat
het in casu uitsluitend om drie noordelijke
provincies gaat en daarom acht ik het passend te adstrueren dat de stimuleringsgebieden Noordwest-(met kerngemeente
Steenwijk) en Noordoost-Overijssel (met
kerngemeente Hardenberg) er 66k bij horen.
Ook over het nogal opgehemelde karakter van de BCN zou ik enkele opmerkingen
willen maken. Een van de kenmerken van
deze commissie is dat ze geen echte bevoegdheden bezit. Dat er — naar buiten —
geen al te grote verschillen van mening tussen de provincies zouden bestaan, mag
wellicht zo zijn, het illustreert nog niets
van de (boven-provinciale) bestuurskracht
van de BCN! In het negatieve (,,je afzetten
tegen Den Haag”) vindt men elkaar al
gauw! Verder moet worden vastgesteld dat
het informele karakter van de samenwerking ook een hoge mate van vrijblijvendheid inhoudt.
Bijzonder onduidelijk blijft ook de rol
van de gemeenten in alles wat de BCN tot
nu toe heeft verricht. De Friese commissaris der Koningin verzucht op biz. 262:

,,Het overleg tussen BCN en (delegaties
van) Provinciale Staten, gemeenten en bedrijfsleven heeft de laatste jaren op een laag
pitje gestaan”. De Nota Noorden des lands
zag voor de gemeenten wel een rol weggelegd, maar het is er nooit van gekomen.
Het ISP, zoals het uiteindelijk vorm kreeg,
behield ook door het welhaast doodzwijgen
van de gemeenten weinig ,,integraals” en
weinig ,,structureels”.
Van bepaalde gemeentelijke zijde is destijds bepleit het ISP te doen vaststellen bij
een wet in formele zin, een lex specialis.
Een wettelijk kader kon de verbindendheid
over en weer alleen maar onderstrepen en
tevens garanties creeren voor het veilig
stellen van de wettelijke positie van de gemeenten. Regering en parlement hadden
hier de gelegenheid moeten benutten om
een wettelijk kader voor complementair
bestuur te scheppen. Ik denk in dit verband
aan gerichte afspraken b.v. in de vorm van
basisakkoorden en bestuursovereenkomsten. Het optuigen van de provincies klopte trouwens evenmin met de uitkomsten
van het rapport van de vakgroep bestuursrecht en bestuurskunde van de Rijksuniversiteit in Groningen (ISP-publikatie 12a,
biz. 7a). In plaats daarvan is in het ISP een
zwaar accent gegeven aan de inschakeling
van allerhande gedeconcentreerde Rijksdiensten. Via de door mij bepleite complementaire bestuursvormen zouden de verticale en horizontale coordinate op alle niveaus kunnen worden bevorderd. Voorts
had men aldus oplossingen kunnen vinden
om breekpunten in bepaalde ontwikkelingen, alsook procedurekwesties te voorkomen.
De Nota Noorden des lands van 1972 —
de geestelijke vader van het ISP — eindigde
onder meer met de volgende woorden:
,,Onderlinge samenwerking met provincies
en gemeentelijke bestuurders is een onontkoombare voorwaarde” en ,,de bundeling
van krachten tot een goed samenspel moet
gevonden worden in een open overleg tussen alle betrokkenen”. Na 25 jaar BCN zeg
ik: ,,Hiervan is niets terechtgekomen!”
L. A. van Splunder

* De auteur is burgemeester van Hardenberg.

Terecht wijst de heer Van Splunder erop
dat Noord-Oost- en Noord-West-Overijssel tot het z.g. ISP-gebied behoren. Niet terecht is zijn opmerking dat alleen maar in
een bijlage bij het BCN-jaarverslag gewag
wordt gemaakt van de participatie van
Overijssel in de activiteiten van de commissie. Ik mag hem erop attenderen dat in
de inleiding bij dit jaarverslag, maar ook
in voorgaande, is aangegeven dat het provinciaal bestuur van Overijssel in het
BCN-werk is betrokken, uitsluitend voor
zover het daarbij gaat om ISP-aangelegenheden. Overigens merk ik op, en dat in relatie tot het ontbreken van Overijssel in
mijn, naar zijn aard beknopte, artikel over
25 jaar Noordelijke samenwerking dat de
particle participatie van Overijssel dateert
van 1973, derhalve net 10 jaar.
Wanneer de heer Van Splunder stelt dat
er — naar buiten -•- geen al te grote verschillen van mening zijn; in het negatieve
(,,je afzetten tegen Den Haag”) vindt met
elkaar al gauw, zegt hij met andere woorden hetzelfde als ik in mijn artikel heb proberen aan te geven t.a.v. het karakter van
de samenwerking. De constatering dat het
ontbreken van grote verschillen van mening nog geen illustratie is van boven-provinciale bestuurskracht zal ik niet bestrijden. Ik teken daarbij wel aan dat noch de
BCN, noch de provinciale besturen van
Groningen, Friesland en Drenthe zouden
wensen dat de BCN als een boven-provinciaal bestuursorgaan zou functioneren. Ik
geef toe dat de naam van de commissie
licht aanleiding geeft tot misverstanden
omtrent haar bevoegdheden, maar aandachtige lezing van mijn artikel had toch
tot een andere conclusie moeten leiden.
Nadrukkelijk functioneert de BCN als
overlegorgaan. Dat wil overigens niet zeggen dat daarmee dat overleg vrijblijvend
zou zijn. Besluitvorming in de BCN, die
vooraf door mandaatverlening aan de GSdelegaties in de BCN, of door goedkeuring
door de OS-colleges achteraf, impliciet of
expliciet wordt bevestigd, verbindt de overlegpartners jegens elkaar op een wijze die
in het verkeer tussen overheidsorganen gewoon dient te zijn. Ook in het overleg met
de rijksoverheid functioneert de BCN niet
anders dan als verlengd provinciaal bestuursorgaan; met andere woorden de mogelijkheden van de BCN reiken niet verder
dan de provinciale besturen bereid zijn te
verantwoorden. In dat opzicht is de BCN
dan ook feitelijk een volwaardige contractpartner voor het rijk in het kader van het
ISP. Dat de rijksoverheid zich in het kader
van het ISP, vooral gelet op recente uitspraken en handelen van (leden van) het
kabinet, als minder zekere contractpartner
laat zien dan mocht worden aangenomen,
is een andere zaak en overigens ook een opmerking ter zijde.
Ook een ,,lex specialis”, waarvan de
heer Van Splunder voorstander lijkt te
zijn, kan maar tot op zekere hoogte de gewenste zekerheid geven. Zo zal het financiele kader in geen geval in die wet meerjarig (kunnen) worden vastgelegd (zie bij
voorbeeld de Herinrichtingswet voor Oost-

Groningen erf de Gronings-Drentse veen-

over in het artikel al heb gesteld. Maar ik

kolonien) en juist dat is in de relatie met de
rijksoverheid de zwakke stee. Overigens is

verzet mij wel tegen het beeld dat door de
formulering van de heer Van Splunder

het zo dat indertijd wel is overwogen om

wordt opgeroepen nl. dat de gemeenten in

voor het ISP een ,,lex specialis” te maken.

het hele ISP-stuk niet voorkomen. Dat is

Ook op aandrang van het Noorden is daarvan afgezien waarbij is overwogen dat de
voorbereiding van het wetsontwerp en de
vaststelling van de wet te lang zouden du-

niet juist. In de ISP-provincies vindt op

ren alsook dat een regeling bij wet te weinig

beleidscategorieen die in het ISP bestaan.

ruimte zou bieden voor de nodige flexibili-

Daarnaast, ik wees er al op in mijn artikel,

teit in de aanpak.

is het streven van de BCN het contact met

provinciaal niveau zeker overleg plaats
met gemeentebesturen in het verband van
de projectenacquisitie voor onderscheiden

Splunder maakt t.a.v. het overleg met de

de VNG-afdelingen te hernieuwen en te
structureren.

gemeenten bevestigt hij inhoudelijk volgens mij alleen maar datgene dat ik daar-

H. Wiegel

In de opmerkingen die de heer Van

Auteur