Ga direct naar de content

Ziektewet en eigenbelang

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 27 1982

Ziektewet en
eigenbelang
Mancur Olson — een van de grondleggers van de hier te lande door Van der
Doel gepropageerde groepstheorie van
de collectieve besluitvorming — vroeg
mij jaren geleden eens of het echt waar
was dat wij in Nederland een vakbeweging hadden die zich inzette voor de belangen van de inactieven. In mijn onschuld bevestigde ikdatongeloofwaardige gerucht. Waarop Olson vroeg waar we
dan nog een grote socialistische partij
voor nodig hadden. ,,That’s a good question”, zeg je dan tegen zo’n Amerikaan,
als je een zinnig antwoord schuldig moet
blijven. Want laten we wel wezen, de opstelling van de vakbewegingen met name
van de FN V, heeft lange tijd iets bevreemdends gehad voor economen die de werkelijkheid trachten te verklaren vanuit de
veronderstelling dat mensen en derhalve
ook belangengroepen hun eigenbelang
nastreven.
De eigenbelang-veronderstelling doet
immers verwachten dat de vakbeweging
streeft naar maximalisatie van het aandeel van haar leden in de toegevoegde
waarde van bedrijven. Dat is, grosso
modo, het beeld in Amerika, waar men
door middel van productivity bargaining” de vrij beschikbare loonsom per
werknemertrachttemaximerenenslechts
matigt ter wille van de continui’teit van de
eigen arbeidsplaats (vgl. het massale inleveren bij Chrysler). In Nederland hebben,
tot voor kort althans, wat andere gedragsrelaties gegolden, en dat verbaasde Olson.
Als de toegevoegde waarde van bedrijven
snel groeit — zo luidde hier de impliciete
redenering in de ,,makkelijke” jaren zestig — dan laat het naijlen van aspiraties
van de leden ruimte voor enige afroming
ter financiering van primair inkomen
voor een groeiend korps van ambtenaren
en werkers in de kwartaire, niet op winst
gerichte sector. Die doen (wellicht) nuttige dingen, en dat zij n per slot ook weer potentiele leden die de machtsbasis van de
organisatie kunnen verbreden. Daarnaast
schiet er dan wat over omde materiele positie van werkenden te verstevigen met het
treffen van goede sociale voorzieningen
— zoals het per CAO treffen van bovenwettelijke maatregelen in de sfeer van de
ziektekosten — die de in de nationale afweging als redelijk beschouwde voorziening nog wat ophogen. Ten slotte laat
de combinatie van groei met vrijwel volledige werkgelegenheid de ruimte om solidariteit te betuigen met mensen die buiten het arbeidsproces blijven, want dat
zijn er dan niet zoveel dat het erg aantikt,
en die rekening valt bovendien mee zolang je hem grotendeels op de bedrijfswinsten kunt verhalen. Door zo’n solidariteitsbetuiging ontstaat er wel een branchevervaging met de traditionele taak
van een socialistische partij. Want zo’n
partij zou zich niet op sleeptouw moeten
laten nemen door specifieke belangengroepen, maar zijn kracht moeten vinden in de zorgvuldige onderlinge afweging van de belangen van alle minder geprivilegieerde groepen in de samenleving.
Daarom niet getreurd. Het verbrede
jachtgebied van de vakbeweging had iets
ESB 27-1-1982

inspirerends voor goed opgeleide kaderleden die graag meepraten over structuren en maatschappijverandering; zoiets als ,,niet bij poen alleen” geeft de
strijd een extra vleugje legitimiteit, en zolang dat allemaal kan is dat mooi meegenomen. Minder leuk was deze ontwikkeling in de arbeidsverhoudingen voor de
PvdA, die de spanning op het sleeptouw
trachtte te verminderen door te alien
tijde meer elan ten toon te spreiden dan
de vakbeweging al bij elkaar liefhebberde. Mede hierdoor ontstond de partij
van het ,,vandaag zeggen, morgen
brengen”, de actiepartij die zich uit de
pplitieke markt prijsde en die zich een
nieuw realisme zal moeten aanmeten om
terug te komen, zoals voorzitter Van den
Berg met grote openhartigheid betoogde
in het NRC Handelsblad van ISjanuari.
Dat is een keerpunt met een kleinere k
dat Van den Berg nog niet zo lang geleden voor ogen stond. Hoe komt dat zo
ineens? Niet omdat de populariteit van
de PvdA afbrokkelt, want dat is een gegeven dat niet op zich zelf staat en bovendien al een tijdje aan de gang is. Ook niet
omdat er toch geen geld meer is om leuke
dingen voor de mensen te doen, want dat
is evenmin een nieuw feit. Nee, door de
catharsis die wel moest volgen op de
manmoedige voorstellen inzake de ziektekostenregeling voor werknemers van
Den Uyl en mevrouw Dales (,,meneer
Dales wordt ze al, met bewpndering, genoemd in het Haagse circuit”). Den Uyl
heeft steeds de onontkoombare samenhang voor ogen gehouden tussen beperking van de primaire arbeidskosten en
het nog enigermate betaalbaar houden
van collectieve voorzieningen, en met
name van de koppeling van sociale minima aan de vloer van het loongebouw.
Vanuit zijn politieke visie stelt hij daarbij
expliciet de solidariteit boven het eigenbelang van de werkenden. Vandaar zijn
ingrepen in de lonen in december, en nu
weer in de ziektekosten. Daarmee zet hij
drie partijen tegehjk voor het blok: de
werknemers, de werkgevers, en … zijn
eigen partij.
Anders dan in de ,,makkelijke” jaren
zestig kunnen werknemers bij de stagflatie van vandaagde moeilijke keuze tussen
eigenbelang en solidariteit niet langer
ontlopen. Het CNV is hieral voorgegaan.

In een ,,monsterverbond” met werkgevers kiezen zij nagenoeg ongeclausuleerd
voor vrij loonoverleg (lees: ..productivity
bargaining”), met de collectieve voorzieningen als sluitpost of, desnoods, als kind
van de rekening. De FNV heeft lang geaarzeld. Maar bij het zelfonderzoek inzake de ziektewet is het hemd nader dan
de rok gebleken en is — om in stijl te blijven — de pleuris uitgebroken. Er wordt
de geschonden jpngejuffrouw uitgehangen onder verwijzing naar verworven
rechten, alsof de wijsheid van hethuidige
boyenwettelijke regime nooit eerder in
twijfel is getrokken en alsof, belangrijker,
het alternatief van aantasting van het wettelijk verworven recht op koppeling van
sociale minima aan de loonontwikkeling
er ineens niet meer toe doet. Olson zal het
nu wel weer begrijpen.
Ook de werkgevers zijn in moeilijkheden, want Den Uyl doet — op zich
zelf — iets ,,verstandigs”, maar de in die
kring zo vurig gewenste ontkoppeling
lijkt daarmee voorlopig weer voorkomen. En, erger nog, zijn politieke succes
zou de ter gelegenheid van het banenplan
met zoveel verve ter hand genomen sloop
van Joop doorkruisen: aan welke kant
van de boterham zit de boter nu? Dat laatste is ook wat de PvdA zich afvraagt. Den
Uyl is een man ,,who rises to the occasion”, dat heeft hij crisis na crisis bewezen. Zo iemand laat je niet slopen. Zou het
niet verstandiger zijn geweest hem nu
eens niet voor de voeten te lopen met onduidelijke en verhullende manoeuvres inzake de Ziektewet, maar de gelegenheid
te geven over de hoofden van de sociale
partners heen een beroep te doen op de
solidariteit en de matigingsbereidheid
van zijn kiezers? Daar lag een kans, want
die solidariteit is groot, zo blijkt uit alle
opiniepeilingen, veel groter dan bij de
bazen van de bonden.
Allemaal best mogelijk, zult u zeggen,
maar wat doet zo’n politick praatje opde
opiniepagina van een behoprlijk blad
als ESB1 Precies, daar wilde ik u hebben.
Het misverstand dat economic en politick te scheiden zijn is nog steeds niet hehelemaal overwonnen. De ecpnomische
theorie van de collectieve besluitvorming
biedt juist aanknopingspunten om te bezien vanuit welke drijfveren beslissingen
tot stand komen—ofwordenontgaan. In
dat verband doet Van den Berg in het genoemde interview de interessante uitspraak dat zijn partij de laatste maanden
het tempo van de besluitvorming niet
heeft kunnen bijhouden: ,,De kaderleden
van de PvdA wistenaanvankelijk niet hoe
zij op de plannen van Den Uyl en Dales
moesten reageren”. Daarmee raakt hij
aan een verschijnsel dat het onderhavige
probleem overstijgt. De democratisering
van de jaren zestig heeft geleid tot een
sterke uitbreiding van het aantal participanten in de besluitvorming. Dat werkt
vertragend, en dat is gevaarlijk voor de
democratic. Want als politieke organen
niet meer in staat zijn bijtijds richting te
geven aan besluitvormingsprocessen, ligt
het gelijk op straat en krijgt de grootste
schreeuwer onder de actievoerders zijn
zin. Aan de herstructurering van onze
economic zal dan ook een herstructurering van de collectieve besluitvorming
vooraf moet gaan.
D. J. Wolfson

79

Auteur