Ga direct naar de content

Verplaatsing voetbalclubs trekt meer publiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 12 2005

ruimtelijke economie

Verplaatsing voetbalclubs
trekt meer publiek
T. Dejonghe en S. van Hoof
Dejonghe is verbonden aan het Departement
Handelswetenschappen van de Lessius Hogeschool Antwerpen.
Van Hoof is werkzaam bij de Leerstoelgroep Economische
Geografie van de Universiteit Utrecht.
De auteurs bedanken Ton van Rietbergen en Taede Tillema
voor hun bijdragen aan het artikel.
s.vanhoof@geog.uu.nl

Voetbalclubs als Ajax en Feijenoord trekken fans uit het hele
land en hebben dus een zeer omvangrijk marktareaal. Andere
clubs zijn vooral regionaal succesvol. Sommige clubs slagen
in beide niet, zoals ADO/Den Haag. Verplaatsing kan helpen.

erder pleitte Wouter Jonkhoff in ESB voor inkrimping van
het aantal clubs in het betaald voetbal (Jonkhoff, 2003). Zijn
onderbouwing vond hij in het misbruik van overheidsgelden
aan de ene kant en de stelling dat minder aanbod tot meer kwaliteit leidt. Wij pleiten niet voor een beperking van het aantal
clubs, maar stellen een verplaatsing van bestaande clubs voor.

E

Voetbalclubs als bedrijven
Aan het eind van de negentiende eeuw ontstonden veel van
de huidige voetbalclubs, die een voornamelijk recreatief doel
hadden. Met de komst van het betaalde voetbal veranderden
clubs in consumentgeoriënteerde bedrijven. De Europese
Commissie beschouwt voetbalclubs als bedrijfsmatige activiteiten die zich moeten onderwerpen aan de normale wettelijke
kaders in het economische verkeer. Dit impliceert dat de wettelijke regels op het gebied van staatssteun ook voor hen gelden.
Zo dient elk nieuw stadionplan tegenwoordig ook standaard
naar Brussel te worden doorgestuurd om te beoordelen of er
geen onrechtmatige staatssteun wordt verstrekt.
De hoogte van de begroting van de club en de behaalde
resultaten in het betaalde voetbal zijn gerelateerd. DeJonghe
(2001) laat bovendien zien dat deze relatie steeds sterker is
geworden, hetgeen ook de visie van de Europese Commissie
begrijpelijk maakt. Daarnaast blijkt uit het standaardwerk van
Bale (1993) dat er een nauwe relatie bestaat tussen bevolkingsdichtheid en omvang van een marktgebied enerzijds en sportieve prestaties anderzijds. In dit artikel wordt deze relatie nader
beschouwd op basis van een benadering die in de ruimtelijke
economie veel wordt gebruikt: het model van de Duitse economen Walter Christaller en August Lösch.
Dit denkmodel gaat uit van functionele hiërarchie. Daarbij
geldt dat de kwaliteit van de aangeboden dienst (in dit geval: het
niveau van het betaalde voetbal) toeneemt met het aantal consumenten (publiek) dat de dienst aantrekt. Vanuit de consument betekent dit dat hoe hoger de kwaliteit is, des te meer geld
en reistijd deze er voor over zal hebben om de dienst af te
nemen. Voor een wedstrijd van PSV tegen AC Milan getroost
een voetballiefhebber zich meer opofferingen dan voor
Emmen – FC Dordrecht.

Onderzoek
In 2003 is de herkomst van de individuele voetbalbezoekers
onderzocht. Aan de hand van dit onderzoek, waaraan alle
Nederlandse voetbalclubs uiteindelijk hun medewerking ver358

ESB 12-08-2005

leenden, is het marktgebied van de clubs vastgesteld. Omdat de
postcodegegevens van de seizoenkaarthouders bekend waren,
kan van elke gemeente zowel de geneigdheid om naar betaald
voetbal te gaan als de favoriete club worden vastgesteld. Per
Nederlandse gemeente werden twee dimensies gebruikt. In de
eerste plaats werd gekeken naar de relatieve frequentie van
bezoek aan het betaalde voetbal. In 2002/2003 gingen in
Nederland per 10.000 inwoners per speeldag gemiddeld 215
mensen naar een wedstrijd in het betaalde voetbal kijken. Dit
gemiddelde van 215 wordt de referentie-index genoemd.
Gemeenten die ten minste eenderde van de referentie-index
haalden (71,65 toeschouwers per 10.000 inwoners) werden meegerekend aan de marktgebieden in het betaalde voetbal.
Gemeenten die onder eenderde van de referentie-index scoorden, werden als ‘onbedekt’ beschouwd. Ten tweede werd naar
het relatieve aandeel van de verschillende clubs gekeken.
Sommige gemeenten zijn duidelijk toe te rekenen aan een
betaald voetbalclub; andere hebben aanhangers van diverse
clubs binnen de gemeentegrenzen wonen. De gemeenten met
aanhangers van meerdere clubs werden proportioneel naar
marktaandeel toegerekend aan de desbetreffende clubs.
Figuur 1. Bezoekintensiteit betaald voetbal in Nederland, 2003
(1= zeer veel bezoek, 7= zeer weinig bezoek)

1
2
3
4

5
6
7

Bron: Eigen onderzoek, 2004

ruimtelijke economie

Na toedeling van de Nederlandse gemeenten volgens
bovenstaande criteria bleek 78,3% van de totale Nederlandse
bevolking binnen het marktgebied van een organisatie voor
betaald voetbal te wonen. Van de Nederlanders woont 65,3%
binnen het verzorgingsgebied van een eredivisieclub en 13,1%
binnen dat van een eerstedivisieclub. De overige 21,7% woont
in gemeenten met onderconsumptie, oftewel gemeenten die
lager dan eenderde van de referentie-index scoren. Zoals te
zien is in figuur 1 zijn er in Nederland nog aanzienlijke gebieden
waar de consumptie van het betaald voetbal beduidend achterblijft: Drente, Noord- en midden-Limburg, Zeeland, de kop
van Noord-Holland en de kuststreek. Voor een deel lijkt deze
onderconsumptie door culturele factoren te zijn bepaald: het
zijn vooral gemeenten met een christelijk-confessionele traditie
waar het betaald voetbal minder bezocht wordt. Een andere
mogelijke verklaring is dat er eenvoudig te weinig betaalde
clubs in deze gebieden zijn.

Tabel 1. De omvang van de verschillende marktarealen in het Nederlandse
betaald voetbal, 2003
voetbalclub

marktareaal:
bezoek per
aantal potentiële 10.000 inwoners
bezoekers
marktareaal

toeschouwersgemiddelde
(2004-2005)

Ajax

2.561.000

194,2

Feyenoord

1.727.699

216,5

37.407

971.470

323,3

31.411

PSV

49.741

FC Utrecht

617.033

321,0

19.806

FC Groningen

528.439

225,2

11.900

SC Heerenveen

478.529

373,2

17.859

ADO/Den Haag

465.919

139,4

6493

FC Twente

465.041

281,4

13.085

Vitesse (Arnhem)

461.024

387,4

17.858

NAC (Breda)

392.291

318,5

12.493

NEC (Nijmegen)

347.307

341,4

11.858
12.515

Roda (Kerkrade)

338.220

370,0

AZ (Alkmaar)

321.995

252,7

8138

Willem II (Tilburg)

282.330

440,1

12.426
11.128

De Graafschap (Doetinchem)

256.022

434,7

FC Zwolle

241.730

152,1

3677

RBC (Roozendaal)

195.230

250,6

4892

Emmen

181.691

210,7

3829

FC Den Bosch

153.360

380,3

5833

Sparta (Rotterdam)

153.168

319,8

4898

MVV (Maastricht)

152.611

240,0

3662

VVV (Venlo)

146.311

309,7

4531

GAEagles (Deventer)

132.748

211,3

2805

AGOVV (Apeldoorn)

127.103

155,9

1981

Cambuur (Leeuwarden)

127.020

316,6

114.102

492,7

5622

Heracles (Almelo)

111.389

494,1

83.037

237,2

1970

Veendam

79.713

377,0

3005

Helmond

73.116

380,8

2784

Telstar (Velsen)

71.979

202,1

1455

Volendam

66.535

392,3

2610

RKC van Waalwijk naar Drente?
In de Amerikaanse Major League Baseball verplaatsen de
Montreal Expos zich om marktredenen deze zomer naar
Washington om daar als Washington Nationals verder te gaan.
De gedachte lijkt interessant. Als RKC in Emmen zou gaan spelen, kan de club binnen het Emmense marktgebied behoorlijk
uitbreiden en ook daarbuiten nog groeien. Veel van de spelers
van RKC zullen dan wel de vraag stellen of de toegenomen
reistijd nog wel opweegt tegen hun salaris, maar gezien de voorliefde van veel voetballers voor grote auto’s lijkt dit makkelijk
oplosbaar. Het door licentieproblemen geplaagde Fortuna
Sittard zou met een fusie met VVV Venlo of een verhuizing naar
Roermond een betere bestaansbasis krijgen. Dat zou voor het
Nederlandse voetbal winst opleveren: een bestaand marktgebied
wordt beter bediend en een club kan onontgonnen gebieden aan
de rand van het marktgebied beter aanspreken. Dat dit behalve
theoretisch ook praktisch mogelijk is, bewijst het succesvolle
SC Heerenveen dat na de uitbreiding van het stadion het ruimtelijk marktgebied wist uit te breiden naar de kop van Overijssel. â– 

5504

Haarlem

De tabel laat twee dingen zien. In de eerste plaats de totale
omvang van het marktareaal ofwel de mate waarin de clubs erin
slagen toeschouwers uit het hele land te verwerven, terwijl het
bezoek per 1000 inwoners vooral laat zien hoe succesvol clubs
zijn in hun eigen regio.
Een opvallend voorbeeld is ADO Den Haag, dat op beide
indicatoren onderpresteert. De club trekt nauwelijks toeschouwers van buiten Den Haag (veel minder dan bijvoorbeeld
Groningen of Heerenveen). Zelfs binnen de Hofstad oefent de
club een driemaal minder aantrekkingskracht uit dan bijvoorbeeld Willem II in Tilburg. ADO Den Haag staat in de media
dan ook bekend als de sleeping giant. RKC Waalwijk zou juist als
een ‘wakkere dwerg’ getypeerd kunnen worden, want deze club
trekt in Waalwijk en omstreken maar liefst 492 toeschouwers
per 10.000 inwoners: ruim twee keer zoveel als de referentieindex. Het is dan ook niet verwonderlijk dat RKC-manager
Marcel Brands door AZ Alkmaar wordt aangetrokken om die
club verder uit te bouwen.
Volgens het allocatiemodel zijn er binnen Nederland nog een
aantal regio’s die de stap naar het betaalde voetbal zouden kunnen maken. Zeeland, de Gelderse Vallei en Almere vormen
geschikte locaties voor een organisatie voor betaald voetbal op
het niveau van de eerste divisie. Gezien de lokale oriëntatie van
deze clubs zouden mogelijk ook gemeenten als Assen,
Roermond, Bergen op Zoom en Den Helder een club op dit
lagere niveau kunnen onderhouden.

4022

RKC (Waalwijk)

Slapende reuzen en wakkere dwergen

Top Oss

62.562

232,6

61.968

310,6

Literatuur
Bale J. (1993) Sport, Space and the city. London: Routledge.
Dejonghe, T. (2001) Het lokalisatievraagstuk van het topvoetbal in België, dissertatie. Gent: Universiteit Gent.
Jonkhoff W. (2003) De KNVB, de ballen en het verstand. ESB, 8 augustus, 361.

1455

FC Dordrecht

Trudo Dejonghe en Sjef van Hoof

1925

Fortuna Sittard

58.107

582,4

3384

Excelsior (Rotterdam)

52.754

308,8

1629

FC Eindhoven

34.413

458,0

1576

ESB 12-08-2005

359

Auteurs