Van uitbuiting naar uitsluiting
Laatst hoorde ik Jan Pronk zeggen dat het armoedeprobleem is verschoven van uitbuiting naar uitsluiting. Uitsluiting van een volwaardige participatie in
het sociale, economische en politieke leven. Dat
geldt niet alleen voor de derde wereld, denk ik dan;
ook dichter bij mijn bed is dat zo, in mijn eigen Delfshaven. Die CD-stemmers daar worden niet uitgebuit
ze voelen zich uitgesloten. Uitbuiting is er niet meer
bij, daar heeft de verzorgingsstaat voor gezorgd met
zijn rechtsbescherming,
zijn uitkeringen en zijn stadsvernieuwing. De armoede heeft andere vormen aangenomen: je beroofd voelen van je veiligheid, geen
werk hebben, de verandering niet aankunnen, niet
gehoord worden. De nieuwe Verelendung heet uitsluiting. Het is te gemakkelijk om te z~ggen dat Nederland in Delfshaven en elders, tot in Kralingen toe
op 2 maart jongstleden zijn eigen white trash gekregen heeft. Je kunt ze zo noemen, maar die trash is
dan wel het produkt van de sociale wegwerpmaatschappij die uit de verzorgingsstaat is voortgekomen.
Het wezen van de staat is gelegen in het beperken
van risico’s voor haar ingezetenen. In de nachtwakersstaat waren dat vooral onverzekerbare veiligheidsrisico’s op het gebied van rechtsbescherming,
defensie en waterstaat. Later is de verzorgingsstaat
ook uitsluitbare, particulier verzekerbare sociale risico’s gaan dekken, vooral om negatieve risicoselectie
tegen te gaan. Daarmee kwam er meer ruimte voor
wat Bartjes c.s. fouten van de tweede soort noemen:
wie risicoselectie of uitsluiting (fout van de eerste
soort) verkleint, vergroot de kans op ‘moral hazard’,
op oneigenlijk gebruik (fout van de tweede soort).
En als laf links daar niets aan durft te doen, grijpt
leep rechts de kans om de negatieve risicoseleetie
weer te vergroten. Dat is het verhaal van de inmiddels ingezette sloop van de verzorgingsstaat, van de
voorstellen van VNO en NCW voor een sobere sociale zekerheid tot het pleidooi van de voorzitter van de
Industriebond FNV om het kalmer aan te doen met
de herkansing voor kansarmen. Ook dat laatste is
een klassiek voorbeeld van uitsluiting door ‘insiders’.
Applaus, natuurlijk, in Delfshaven, want de tragiek
van de kansarme blanke is dat hij niet de ‘insiders’,
maar de ándere ‘outsiders’ de schuld geeft van zijn
uitsluiting. De CD heeft dat goed begrepen.
Waar is het verkeerd gegaan? Niet bij ‘de politiek’, of
‘de calculerende burger’, of ‘de verzorgingsstaat’ als
zodanig, maar bij de uitvoering van verzorgingstaken. De uitvoerders moeten een evenwicht scheppen
tussen prestatie en contraprestatie, waarbij de overheid waarborgen en voorzieningen verschaft, en de
burger het mogelijke doet om zijn beroep op solidariteit te beperken. pat evenwicht is zoek. In de marktsector staat er een sanctie op proletarisch winkelen,
maar optreden tegen het uitvreten van de publieke
kas roept vijven en zessen op. Dat komt omdat recht
ESB 16-3-1994
en macht in de uitvoering van verzorgingstaken in een meervoudig
perspectief verstrengeld zijn:
Klassiek rechtsstaat-perspectief
Tegenover de macht van de overheid moet het recht van de burger
staan. Een mooie gedachte, maar
de macht van de overheid is allang
niet meer zo absoluut als in 1776,
toen Adam Smith zijn boek publiceerde over spreiding van macht
door de onzichtbare hand van oe
markt. De maatschappij staat inmiddels stijf van de tegenmacht, en van
de ‘options of opting out’ voor individuele burgers. Een tikkeltje gedateerd, dat klassieke perspectief.
Plaatsbekledersperspectief
Het griezelige is veeleer dat veel van die tegenmacht
in handen is van plaatsbekleders: ambtelijke kongsies, sociale partners, moderne gilden (zoals de Landelijke Specialisten Vereniging); allemaal ongerief dat
baas in andermans beurs speelt. “Wij zullen uw beslissingen wel nemen”, is hun devies, “want uw belang
is nu net toevallig óns belang; onze macht is uw
recht, begrijpt u wel? Nee? Geeft niet, hoor, dan laten
we het wel even algemeen verbindend verklaren”.
Dat ‘outsiders’ worden uitgesloten komt goed uit,
want méér varkens maken de spoeling alleen maar
dunner. Wij allen zijn horig aan de nieuwe adel op
het middenveld. Laf links durft hier niet tegenop, en
leep rechts herkent hier Bismarck.
Bureaucratisch-politiek
perspectief
Waarom zou je moeilijk doen? Het klassieke rechtsstaat-perspectief geeft een alibi om het plaatsbekledersperspectief te veronachtzamen; ook bureaucraten en politici weten van ‘moral hazard’, zo legde
Buurmeijers Enquêtecommissie maar weer eens bloot.
Stel, dat we die coalitie van laf en leep niet langer
willen gedogen, en we de moed verzamelen om
plaatsbekleders hun plaats te wijzen; hoe krijgen we
de verzorgingsstaat dan scherp? Door dat hele gildewezen dat de uitvoering van zorgtaken beheerst wat
meer bloot te stellen aan concurrentie, en af te rekenen op hun resultaten. Men herleze mijn column van
11 augustus 1993, of, liever nog, de oude Adam.
Want ik schrijf alles ook maar over.
DJ. Wolfson