Ga direct naar de content

Te grijs

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1997

Te grijs
Aute ur(s ):
Pelle, E.S.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4103, pagina 321, 23 april 1997 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
arbeid, beloning

In 1982 sloten werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid het ‘Akkoord van Wassenaar’, waarin werd afgesproken dat
de lonen gematigd zouden worden. Niet iedereen was daar gelukkig mee, maar nu het Hollandse mirakel wereldwijd de aandacht trekt
1, wordt het akkoord geroemd als voorbeeld van hoe heilzaam overleg en consensus kunnen uitpakken. Een mooi moment om opnieuw
de waarde van de overlegeconomie te bewijzen, zo moeten de sociale partners gedacht hebben. Vorige week kwam er een conceptakkoord in de Stichting van de Arbeid tot stand over de positie van oudere werknemers.
Mensen ouder dan 55 jaar werken niet veel meer. De arbeidsmarktparticipatie van de beroeps- bevolking (15-64 jaar) bedroeg in 1995
58%; maar van de leeftijdsgroep 55-64 jaar is slechts 26% actief op de arbeidsmarkt. In de afgelopen tien jaar is dit cijfer niet zo veel
veranderd, maar vergeleken met 1975 is de participatie van ouderen nu wel een flink stuk lager 2. Met het oog op de toekomst is dat
zorgwekkend. Dan zal het aantal ouderen flink toenemen, en hoe eerder mensen stoppen met werken, hoe smaller het draagvlak voor de
collectieve lasten van de vergrijzing, zoals AOW en zorgvoorzieningen. Om de AOW-premie niet te zeer te laten stijgen, zouden ouderen
juist later moeten uittreden in plaats van steeds eerder, zoals nu gebeurt.
Wat is nu de achterliggende oorzaak hiervan? Arbeid in Nederland is duur, maar die van ouderen is duurder. De meeste mensen gaan
gedurende hun loopbaan steeds meer verdienen. In het begin van de loopbaan stijgt ook de productiviteit gestaag, bijvoorbeeld door
toename van ervaring. Maar na verloop van tijd treden daarnaast andere effecten op: de met school of studie opgedane kennis
veroudert, en stenen sjouwen of nachtdiensten draaien gaat dertigers beter af dan vijftigers. Afhankelijk van functie en beroep kan de
arbeidsproductiviteit vanaf een bepaalde leeftijd stagneren of zelfs afnemen.
Dit verloop van loon en arbeidsproductiviteit leidt ertoe dat oudere werknemers meer gaan verdienen dan hun productiviteit. Als
compensatie verdienen jongere werknemers dan minder. Dat is een soort impliciet contract, waar bedrijf en werknemer beide voordeel bij
kunnen hebben. Werknemers biedt het zekerheid over het inkomen op latere leeftijd; handig bij het nemen van lange-termijnbeslissingen
zoals de aankoop van een huis. Werkgevers krijgen een andere zekerheid, namelijk die dat de werknemer hen niet verlaat. Dat maakt
investeren in bedrijfsopleidingen minder riskant. Bovendien kan de binding die hierdoor ontstaat de arbeidsproductiviteit verhogen 3.
Maar het impliciete contract lijkt niet meer te functioneren. Veel ouderen die te lang doorgingen met zwaar lichamelijk werk zijn in de
WAO terecht gekomen, waarmee de werkgever onder het impliciete contract uit kwam. Bij reorganisaties of afslankingen worden ouderen
afgekocht met een gunstige voorvertrekregeling en een moreel appel om jongeren ook een kans te geven. Of ze worden gewoon
ontslagen. Meer in het algemeen gaat het impliciete contract er stilletjes van uit dat mensen hun gehele loopbaan bij hetzelfde bedrijf
werken. Dat wordt steeds zeldzamer. Wisseling van werkgever maakt het contract moeilijk naleefbaar. Immers, een werkgever zal geen
oudere aannemen, als die beloond moet worden boven de arbeidsproductiviteit. Oudere werklozen komen moeilijk aan een baan.
Met het concept-akkoord in de Stichting van de Arbeid hebben werkgevers en werknemers dit probleem erkend 4. Het akkoord bevat
enerzijds afspraken om de productiviteit van ouderen te verhogen, door meer scholing bijvoorbeeld. Maar er wordt ook naar de
kostenkant gekeken. Kostenverlaging, door het automatisme van de periodieken te doorbreken, door voorrechten van oudere
werknemers (zoals vrijstelling van overwerk en ploegendiensten) af te schaffen, in het uiterste geval door overgang naar een lichtere
functie. Demotie dus.
Uit de eerste reacties van FNV-leden valt op te maken, dat die het akkoord te grijs vinden 5. Voor werknemers is demotie op het eerste
gezicht ook onaantrekkelijk: het biedt minder zekerheid; het is een breuk van het impliciete contract. Maar het alternatief vroeg uittreden
wordt ondertussen ook onaantrekkelijker, nu de WW- en WAO-uitkeringen beperkt worden en de VUT op z’n einde loopt. Bovendien
willen lang niet alle ouderen, die immers steeds ouder en steeds gezonder oud worden, uittreden. Demotie kan het mogelijk maken dat
ouderen langer blijven werken. Maar het zou wel gepaard moeten gaan met aanpassingen in de pensioenen.
Momenteel komen uitkeringen voor werkloosheid, vut of pensioen pas beschikbaar op het moment dat iemand niet meer werkt. Een
gedeelte van deze gelden zou beter kunnen worden ingezet als aanvulling bij, in plaats van als alternatief voor, een arbeidsinkomen.
Deeltijd-vut of -pensioen dus, om de overgang van werken naar pensioen geleidelijk te maken en zo ouderen weer meer bij de
arbeidsmarkt te betrekken. Zou daar geen expliciet contract van te maken zijn

1 Zie ook de bijdragen in het themagedeelte van deze ESB. L. Delsen en E. de Jong, Het wankele mirakel. ESB 23 april 1997, pagina 324
t/m 327.
2 Cijfers uit: Sociale Nota 1997, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, 1996, bijlage 3, en Sociaal en cultureel
rapport 1996, Sociaal en cultureel Planbureau, Rijswijk, 1996, blz. 101.
3 W. Groot, Salarisverhoging voor ouderen leidt tot loongolf, de Volkskrant, 19 april 1997.
4 G. Herderschee, Cultuuromslag nodig voor langer doorwerken oudere, de Volkskrant, 17 april 1997. 5
Bij de FNV ‘regent het opzeggingen’ om ouderenbeleid, de Volkskrant, 16 april 1997.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur