Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 7 2008

statistiek
Internationaal

Emiel Afman en Nicole Soliana (Ministerie van Financiën)

Oplopende risicowaardering in opkomend Europa
Er bestaat een grote en groeiende markt voor kredietderivaten. Zo kan een
institutionele investeerder die belegt in obligaties van overheden uit opkomende markten zich indekken tegen het kredietrisico door het kopen van een
zogenaamde credit default swap (CDS). Dit werkt als volgt, de institutionele
investeerder A belooft ieder jaar een premie van x basispunten te betalen aan
marktpartij B zolang de overheid O de rente op de obligatie aan de institutionele
investeerder A betaalt. Tegenover deze premie staat de verplichting van marktpartij B om bij default van de overheid O de volledige som te betalen aan de
institutionele investeerder A.
De prijs (in basispunten) die de investeerder betaalt om zich in te dekken tegen
dit default-risico is een goede indicatie van het kredietrisico. De figuur geeft
voor een klein aantal nieuwe EU-lidstaten de prijs van CDS-contracten over de
p
­ eriode van januari 2004 tot en met januari 2008. Er wordt een opvallend patroon waargenomen. Sinds 2004 is de premie op het Bulgaarse en Roemeense
kredietrisico pijlsnel afgenomen tot een niveau nagenoeg gelijk aan dat van
grotere of meer ontwikkelde economieën als die van Polen, Tsjechië of Hongarije.
Sinds eind 2007 het vertrouwen op de financiële markten is afgenomen door
de subprime-crisis, wordt er in Oost-Europa een toenemende risicopremie
waargenomen. De prijs van het Bulgaarse en Roemeense risico is snel weer
gestegen naar het niveau van 2004. Maar niet alleen de risico’s van deze
markten worden hoger gewaardeerd, ook de prijs van het Poolse, Hongaarse
en Tsjechische risico is weer terug op of boven het niveau waar deze begin
2004 lag. De conclusie is evenwel dat financiële markten nu weer nadrukkelijk

onderscheid naar debiteur maken. In deze onzekere dagen zal de nabije toekomst uitwijzen of de
markt hier nu de juiste prijs heeft gevonden, dan
wel of er op dit moment sprake is van een over- of
onderwaardering van het kredietrisico in opkomend
Europa.

Prijs credit default swaps voor een aantal landen
(in basispunten)

Bron: Thomson Datastream

Monetaire Zaken
Nederlandse export onder druk door groeivertraging VS
De economische groei in de Verenigde Staten is in de afgelopen maanden
sterk teruggevallen. Er zijn verschillende kanalen waarlangs dit de Nederlandse
economie kan beïnvloeden, zoals het financiële kanaal, het vertrouwenskanaal
en de activiteiten van multinationals. Hier wordt gekeken naar de invloed op de
Nederlandse export, het zogenoemde handelskanaal. De figuur geeft een maatstaf voor de omvang van het handelskanaal, waarbij de export is uitgedrukt als
percentage van het bbp. In de figuur is te zien dat de export naar de Verenigde
Staten in Nederland als percentage van het bbp ongeveer even groot is als in
bijvoorbeeld Duitsland. De directe invloed van een lagere importvraag van de
Verenigde Staten zal voor beide landen dus ongeveer gelijk zijn. De waarde
van de totale export als percentage van het bbp is voor Nederland echter veel
groter dan voor Duitsland. Het indirecte effect via het handelskanaal van een
terugval in de Amerikaanse economische groei zal hierdoor voor Nederland veel
sterker zijn.
Het indirecte handelskanaal loopt via de invloed die de terugval in de
Amerikaanse groei heeft op de economische groei in de rest van de wereld. De
Amerikaanse consument neemt een substantieel deel van de mondiale consumptie voor zijn rekening. Een terugval in de groei zal leiden tot lagere consumptie
in de Verenigde Staten en dus ook tot lagere importen. Via het directe handelskanaal drukt dit de economische groei in de rest van de wereld. Een lagere groei
in alle andere landen zal ertoe leiden dat de vraag naar Nederlandse goederen
ook in deze landen afneemt. Naast de export naar de Verenigde Staten zal dus
ook de Nederlandse export naar de rest van de wereld afnemen. Door het grote
aandeel van de export in het bbp zal dit effect voor Nederland groter zijn dan
voor de meeste andere Europese landen.

144

ESB

7 maart 2008

Steven Jonk (DNB)

Grootte (in-)directe handelskanaal in 2005 (in % bbp)

Bron: OESO

De gevoeligheid van de Nederlandse economie voor
de invloed van de internationale conjunctuur blijkt
ook uit de correlatie tussen de wereldhandel en het
Nederlandse bbp. Over de periode 1980–2006
bedraagt deze 0,62. Voor Frankrijk bedraagt deze
correlatie bijvoorbeeld slechts 0,39 en voor Portugal
zelfs slechts 0,06.

Sander Hoek (FDA)

Steilere yieldcurven
Financiële markten zijn in het afgelopen halfjaar
in een crisis beland, die zich weliswaar in eerste
instantie concentreert in de bankensector, maar
vrijwel alle geledingen van de financiële markten
beroert. Jaren van uitbundige Amerikaanse kredietgroei (met name hypotheken) en een explosie in
de creatie van complexe financiële producten om
financiering van de Amerikaanse schuldexplosie (het
tekort op de lopende rekening) te faciliteren, hebYieldcurve overheidsleningen VS

Financiële Markten
ben evenwel het zicht op de risico’s van deze financiering en van deze producten vertroebeld. Momenteel vindt een brede herwaardering van risico plaats,
die zich niet alleen beperkt tot markten voor dergelijke exotisch gestructureerde
financiële producten en derivaten (zoals de inmiddels beruchte Collateralized
Debt Obligations – CDO’s), maar ook simpele aandelen van simpele, solide
bedrijven buiten de financiële sector.
Ook obligatiemarkten zijn flink in beroering geraakt. De nevenstaande figuur
toont de yieldcurve van overheidsleningen, die de marktrentes van leningen met
een verschillende looptijd op een bepaald moment in kaart brengt. De versteiling van de yieldcurve, waarbij de rentes op leningen met kortere looptijden
sterker zijn gedaald dan die met langere looptijden, mag zeker spectaculair te
noemen zijn, met name in de Verenigde Staten. In de eerste plaats is dat een
weerspiegeling van paniek op financiële markten, die vooral in januari duidelijk
intensiveerde. Een vlucht naar zekerheid door beleggers vergrootte de belangstelling voor overheidsleningen, vooral in het uitermate liquide en minder risicovolle
kortere segment van het looptijdenspectrum, wat de rente omlaag duwde. Voor
de Verenigde Staten werd dat nog eens versterkt door een stevige verlaging van
de officiële rentetarieven door de Federal Reserve, terwijl daarbij ook de anticipatie op een verdere monetaire versoepeling een rol speelt. In de eurozone is dat
duidelijk in mindere mate het geval. Niettemin spreekt ook uit de rentestructuur
in de eurozone de verwachting van een bescheiden verlaging van de rente door
de Europese Centrale Bank.

Bron: FDA

Arbeidsmarkt

Bart Nauta (CBS)

Werkloosheid (in procenten van de beroepsbevolking)

Bron: Eurostat

Werkloosheid in eurozone
hoger dan in EU
In de 27 landen van de Europese Unie (EU) waren
in 2007 bijna 17 miljoen personen op zoek naar
werk. Dit kwam overeen met 7,1% van de beroepsbevolking. De werkloosheid in de EU-landen bereikte
in 2004 haar top met 9%. In de vijftien EU-landen
waar de euro als munteenheid is ingevoerd, de eurozone, was de werkloosheid in 2007 met 7,4% iets
hoger dan in de totale EU-27. In de periode
2000-2006 kende de eurozone juist een

lager werkloosheidspercentage dan de totale EU. Van de landen in de eurozone
zijn er zes waar de werkloosheid hoger is dan het EU-gemiddelde. De hoogste
werkloosheid in de eurozone heeft Duitsland, waar 8,4% van de beroepsbevolking werk zoekt. Ook in België, Frankrijk, Griekenland, Spanje en Portugal ligt
het werkloosheidspercentage boven het EU-gemiddelde. De drie landen die
recent de euro hebben ingevoerd, Slovenië (2007), Cyprus en Malta (2008) hebben allen een lager dan gemiddeld werkloosheidspercentage. Nederland heeft
in 2007, met 3,2%, het laagste werkloosheidspercentage van de gehele EU. In
2001 was de werkloosheid in Nederland nog 2,2% en liep in de jaren daarna op
en bereikte in 2005 haar top met 4,7%.
Tot 2004 bestond de EU uit vijftien landen. Sindsdien is de EU met twaalf
landen uitgebreid. In 2007 hadden slechts drie van de twaalf landen die sinds
2004 tot de EU zijn toegetreden een hoger werkloosheidspercentage dan
het EU-gemiddelde. Binnen de groep van nieuwe lidstaten werd de hoogste
werkloosheid gemeten in Slowakije (11,3%) gevolgd door Polen met 9,6% en
Hongarije met 7,2%. Met 3,9% was het werkloosheidspercentage in deze groep
het laagst in Cyprus.
Onder jongeren tot 25 jaar bedroeg de werkloosheid in 2007 in de EU 15,4%,
3 procentpunten lager dan in 2004. In totaal hebben dertien landen een percentage dat hoger is dan het EU-gemiddelde. Polen en Slowakije hebben zelfs
een percentage dat hoger is dan 20%. Nederland kent onder de jeugd de laagste
werkloosheid met 5,9%. De werkloosheid onder personen van 25 jaar en ouder
was in de EU 6,1%. In Nederland was ook bij de personen van 25 jaar en ouder
de werkloosheid met 2,6% het laagst. Dit is nog altijd 0,9 procentpunt hoger
dan in 2001 toen de laagste werkloosheid van deze eeuw gemeten werd.

ESB

7 maart 2008

145

Auteurs

Categorieën