Ga direct naar de content

GTST

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 7 2008

Redactioneel

Albert Jolink
Hoofdredacteur ESB
a.jolink@sdu.nl

GTST

H

et is altijd wat met die arbeidsmarkt. Het
CBS meldt dat het aantal openstaande
vacatures in 2007 nog nooit zo groot
is geweest. Tegelijkertijd laat het CBS
weten dat de emigratie nog steeds hoog is en ruim
boven het gemiddelde van een aantal jaar geleden.
Het zal toch niet zo zijn dat deze twee trends samenhangen, of is er wat anders aan de hand op de
arbeidsmarkt?
Onlangs hield Tito Boeri van de Bocconi Universiteit
de eerste Willem F. Duisenberg-lezing in Amsterdam
en kwam met een optimistisch verhaal over de daling
van de massawerkloosheid in Europa. Dit lijkt zowaar
goed nieuws. Maar, zoals het een goed vertegenwoordiger van de dismal science betaamt, komt elk
goed economisch bericht vergezeld van een kwade
reuk, en zo ook hier: het blijkt dat naast een toename van de werkgelegenheid in Europa de productiviteitsgroei in de afgelopen jaren het laat afweten.
Volgens Boeri ligt dit aan het feit dat we in Europa,
halverwege allerlei arbeidsmarkthervormingen, klem
zitten tussen de oude en nieuwe instituties. Dat
wringt. Zo zijn de oude verworvenheden van de vaste
arbeidscontracten en de nieuwe verworvenheden
van de flexibele arbeidscontracten niet symmetrisch
in goede en slechte tijden. Een mix van vaste en
flexibele arbeidscontracten zal in goede tijden leiden
tot een sterkere stijging van werkgelegenheid dan
weleer, maar in slechte tijden is de aanpassing
beperkt door de rigiditeit. Per saldo zal hierdoor bij
de bedrijven de gemiddelde werkgelegenheid stijgen
en de productiviteit, per definitie, dalen. De oplossing voor veel economen ligt in het flexibiliseren van
arbeidscontracten zodat in slechte tijden de bedrijven zich kunnen ontdoen van overtollige productiefactoren. Het alternatief is om terug te vallen op de
oude instituties, zoals minimumlonen of cao’s, maar
die kunnen in de ogen van Boeri geen goed doen.
Vandaar dat we ons hier in Nederland vergapen aan
het Deense flexicurity-model, of enig ander arbeids-

marktmodel dat het elders goed doet, ter vervanging
van het versleten poldermodel.
Het probleem bij verhalen over Europa is alleen
dat het verhalen over Europa zijn, en de couleur
locale van de afzonderlijke landen wat wegvalt. De
Europese leus, eenheid in verscheidenheid, trekt een
spoor door de aggregatie van Europese statistieken
en doet afzonderlijke, nationale verschillen verbleken. Daar waar bekend is dat productiviteit verschilt
per bedrijf, per industrie, per regio of per periode,
zal het in de Europese smeltkroes opgaan in de eenheid. Oplossingen die vallen in de categorie one size
fits all zijn weliswaar makkelijk in het gebruik maar
niet noodzakelijk van toepassing voor specifieke
doeleinden, zoals de Nederlandse arbeidsmarkt.
Het constateren van een lagere productiviteitsgroei
is ook niet noodzakelijk gebonden aan een bepaalde
beleidsmaatregel. Zelfs bij een lagere productiviteitsgroei zou men zich kunnen afvragen of alleen de
vaste arbeidsrelaties versus flexibele arbeidsrelaties
de totale verklaring kunnen torsen. Als de productiviteit wordt gemeten als de productie per arbeidsuur,
dan kan de productiviteit niet alleen dalen doordat
er meer arbeidsinzet is bij gelijkblijvende productie,
zoals verondersteld door Boeri, maar ook doordat er
bij meer arbeidsinzet minder productie mogelijk is.
Dat de productie ondanks een hogere arbeidsinzet
is gedaald, lijkt niet alleen aan het introduceren van
flexibiliteit van de arbeidsrelaties te liggen. Andere,
voorzichtige en speculatieve, suggesties zijn: achter­
blijvende innovaties en ondernemerschap; sterke
afhankelijkheid van teruglopende wereldhandel;
snelle veranderingen in de samenstelling van de
arbeidsmarkt.
Om het laatste punt te illustreren: bij de samenstelling van de arbeidsmarkt is het vanzelfsprekend te
veronderstellen dat die samenstelling is veranderd.
In de afgelopen tien jaar is in Nederland de verhouding deeltijd/voltijd gestegen van 0,46 naar 0,54,
hebben gemiddeld honderdduizend mensen per jaar
ervoor gekozen te emigreren, dus cumulatief over de
laatste tien jaar zo’n tien procent van de werkzame
personen, en is de netto arbeidsparticipatie van
vrouwen gestaag gestegen in de afgelopen jaren.
De voorkeur voor flexibilisering van de arbeidsmarkt
wordt in bepaalde kringen van economen breed
gedragen, en ontslagrecht is allang geen issue meer.
Dat flexibilisering een keuze is uit andere mogelijkheden om de productiviteit te doen groeien wordt
hierbij zelden gemeld en de mate van effectiviteit
voor het verhogen van productiviteit staat niet ter
discussie. Slechts de keuze van een goed rolmodel,
Zweeds of Deens, vergt nog enige overtuiging.
Het is altijd wat met die arbeidsmarkt in Nederland.
Maar als het u niet bevalt kunt u altijd nog naar de
emigratiebeurs, die nu wordt gehouden.

ESB

7 maart 2008

131

Auteur