.
80 Jaargang 98 (4653) 8 februari 2013
ESB Statistiek
Het zwaartepunt van de wereldhandel verschuift steeds meer
naar opkomende economieën. De Wereldbank publiceerde
in januari in haar Global Economic Prospects dat het handelsvolume
tussen opkomende markten en ontwikkelingslanden (EMDE’s)
voor het eerst in de geschiedenis hoger is dan de handelsstroom
van EMDE’s naar ontwikkelde landen. De uitvoer van ontwikkelde
landen naar EMDE’s stijgt echter ook gestaag. Daarnaast raamt het Internationaal
Monetair Fonds in zijn World Economic Outlook update
van januari een relatief hoge economische groei van 5,5 procent voor opkomende
markten en ontwikkelingseconomieën, tegen een groeiraming
van 1,4 procent voor ontwikkelde economieën. Het is voor Nederland
als exportland belangrijk om aansluiting te vinden bij deze landen.
Vaak wordt in deze context gekeken naar de BRIC-landen: Brazilië,
Rusland, India en China. Nederland exporteert in 2011 2,9 procent van
het bbp naar deze landen. De bedenker van de term BRIC, Goldman
Sachs-bankier Jim O’Neill, heeft buiten deze vier landen een lijst van
elf potentiële groeikernen samengesteld (de N11). Deze elf landen zijn
Zuid-Korea, Iran, Mexico, Filippijnen, Turkije, Indonesië, Egypte, Nigeria,
Pakistan, Vietnam en Bangladesh.
Uit de figuur blijkt dat de Nederlandse uitvoer naar N11-landen als percentage
van het bbp tot 2004 nabij de Duitse uitvoer lag. Tussen 2004
en 2011 is de Nederlandse uitvoer naar N11 landen met 1 procentpunt
relatief sterk gestegen naar 2,6 procent bbp, terwijl de Duitse uitvoer naar
deze landen met slecht 0,4 procentpunt steeg. Duitsland en Nederland
liggen ruim boven het EU-gemiddelde van 1,4 procent bbp in 2011.
Voor zowel Nederland als Duitsland is de waarde van de uitvoer naar Turkije
met 0,8 procent bbp het grootst van alle N11-landen. De groeiversnelling
van de Nederlandse uitvoer tussen 2004 en 2008 wordt echter
met name veroorzaakt door de uitvoer naar Mexico en Nigeria. De Nederlandse
uitvoer naar deze landen steeg tussen 2004 en 2008 respectievelijk
0,28 procent bbp en 0,18 procent bbp, tegen een stijging van 0,05 procent
bbp voor de Duitse uitvoer naar beide landen. Voor zowel Nigeria als
Mexico wordt een groot deel van de Nederlandse uitvoer verklaard door
activiteiten in de oliesector. ■ Jesper Hanson (Ministerie van Financiën)
In het derde kwartaal van 2012 hebben levensverzekeraars op de beleggingsportefeuille
die ze voor eigen risico aanhouden een positief
rendement van 2,8 procent geboekt. Ook in het eerste en tweede
kwartaal van 2012 zijn positieve rendementen geboekt (1,6 en 1,5 procent).
Aan het eind van het derde kwartaal zijn de beleggingen opgelopen
tot zo’n 226 miljard euro (figuur). Binnen de portefeuille vormen de
beleggingen in obligaties veruit de grootste categorie met een totaal van
132 miljard euro. Het gaat hierbij voor 90 miljard euro om staatsobligaties
en voor 42 miljard euro om bedrijfsobligaties.
De gewogen gemiddelde looptijd van deze vastrentende beleggingen bedraagt
13 respectievelijk 5 jaar. Dit betekent dat deze effecten gevoelig zijn
voor ontwikkelingen in de lange rente. De verplichtingen op de balans van
levensverzekeraars hebben een grotere omvang en langere looptijd dan
deze vastrentende activa. Om de rentegevoeligheid van de activa meer in
overeenstemming te brengen met die van de verplichtingen sluiten levensverzekeraars
rentederivaten af. Door gebruik te maken van zogenoemde
swaptions – opties op swaps – en renteswaps hebben levensverzekeraars de
gewogen gemiddelde looptijd van hun vastrentende beleggingen verlengd.
Van de portefeuille staatsobligaties kent veruit het grootste deel – 72 miljard
– een AAA-rating, bij de bedrijfsobligaties is de rating gemiddeld genomen
lager. In de afgelopen jaren is de vraag naar hoogwaardig kredietpapier
in het algemeen toegenomen, waardoor de prijs is gestegen. Deze
ontwikkeling heeft mede geleid tot de positieve beleggingsresultaten voor
de levensverzekeraars, die zijn opgebouwd uit gerealiseerde en ongerealiseerde
resultaten. Naast obligaties beleggen levensverzekeraars direct en
indirect in hypotheken (voor 38 miljard euro), aandelen (voor 11 miljard
euro) en overige beleggingen (45 miljard euro, waaronder beleggingen in
groepsmaatschappijen, vastgoed en deposito’s). Uit de figuur is op te maken
dat de levensverzekeraars een vaste koers varen: de beleggingsmix is de
afgelopen twee jaar niet significant gewijzigd. Levensverzekeraars beleggen
veel in vastrentende waarden en minder in aandelen, zeker in vergelijking
tot andere institutionele beleggers. ■ Henk Klein Teeselink (DNB)
Uitvoer naar N11-landen boven EU-gemiddelde internationaal
Levensverzekeraars varen vaste koers monetair & financieel
0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
In procenten van het bbp
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
EU Nederland Duitsland
Export naar N11-landen
Bron: IMF Direction of Trade Statistics
0
50
100
150
200
250
In miljard euro
2009-kw3 2010-kw3 2011-kw3 2012-kw3
Overig Aandelen Hypotheken Obligaties
Beleggingen voor risico levensverzekeraars
Bron: DNB
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 98 (4653) 8 februari 2013 81
Statistiek ESB
Jongens die in 2011 werden geboren hadden een gemiddelde levensverwachting
van 79,0 jaar, meisjes van 82,9 jaar. Mannen die in 2011
de leeftijd van 65 jaar bereikten, hadden nog een gemiddelde levensverwachting
van 18,0 jaar, vrouwen van 65 jaar hadden gemiddeld nog
21,3 jaar. De levensverwachting in Nederland is ongelijk verdeeld over de
verschillende inkomensgroepen. Een 65-jarige man uit een huishouden
in de laagste inkomensgroep heeft nog 15,5 levensjaren voor de boeg. Bij
mannen uit de hoogste inkomensgroep is dat 20 jaar. Bij 65-jarige vrouwen
is het verschil in levensverwachting tussen de laagste en hoogste inkomensgroep
eveneens bijna 4,5 jaar (18,3 versus 22,7 jaar). De inkomensgroepen
zijn ingedeeld volgens het besteedbaar jaarinkomen van een huishouden.
Dit inkomen is omwille van onderlinge vergelijkbaarheid tussen huishoudens
gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van het desbetreffende
huishouden. Mensen in de hogere inkomensgroepen leven niet alleen
langer, maar brengen ook meer levensjaren in goede gezondheid door.
Gezondheid kan op verschillende manieren worden afgebakend. Er kan
bijvoorbeeld gekeken worden naar ervaren gezondheid, psychische gezondheid,
lichamelijke beperkingen of chronische ziekten. De gemiddelde
levensverwachting in als goed ervaren gezondheid bij 65-jarige mannen in
de hoogste inkomensgroep bedroeg 13,7 jaar tegenover 8,2 jaar voor mannen
met de laagste inkomens. Bij vrouwen was het verschil tussen deze inkomensgroepen
nog iets groter, namelijk bijna 6 jaar (14,2 versus 8,3 jaar).
De levensjaren die worden doorgebracht in goede geestelijke gezondheid
evenaren bij rijke mannen bijna de gemiddeld te verwachten levensjaren
op 65-jarige leeftijd. Dit komt vooral doordat mannen met een hogere
sociaaleconomische status minder psychische klachten hebben. Mannen
van 65 jaar in de hoogste inkomensgroep leven gemiddeld nog bijna
19,5 jaar in goede geestelijke gezondheid. Rijke 65-jarige vrouwen mogen
nog ruim 20 levensjaren in goede geestelijke gezondheid tegemoet
zien, 2 jaar korter dan de gemiddelde levensverwachting bij vrouwen op
die leeftijd. Maar het is, net als bij mannen, ongeveer 5,5 jaar langer dan
in de laagste inkomensgroep. Voor levensverwachting zonder lichamelijke
beperkingen zijn de verschillen overeenkomstig. De verschillen in
levensverwachting zonder chronische ziektes zijn kleiner.■ Marion van
den Brakel en Kim Knoops (CBS)
Voor tien gemeenten is in 2012 een financiële stresstest uitgevoerd.
Daarin is onderzocht wat de financiële gevolgen zijn
van verschillende extreme, maar plausibele scenario’s van een
sociaaleconomische
crisis (economische krimp en stijgende werkloosheid),
een vastgoedcrisis (dalende vastgoedprijzen en minder vastgoedtransacties),
een omvangrijke rijksbezuiniging (oplopend tot twintig
miljard euro) en een financiële crisis (stijging lange rente). De effecten
van deze scenario’s zijn doorgerekend op de inkomsten en uitgaven van
een gemeente gedurende een periode van vijf jaar waarin de crises zich
voordoen. De figuur toont de effecten in euro’s per inwoner (gemiddeld
per jaar) waarmee de financiële positie van de gemeente verslechtert.
De vastgoedcrisis veroorzaakt de grootste negatieve effecten in Amsterdam,
Breda, Nijmegen, Tilburg en Haarlemmermeer. Dit komt door
relatief omvangrijke portefeuilles van grondexploitaties of hoge begrote
inkomsten voor de komende vijf jaar. De sociaal-economische crisis heeft
een groei van het aantal bijstandgerechtigden als gevolg, waarvan de grote
gemeenten Amsterdam, Den Haag en vooral Rotterdam de grootste
negatieve effecten ervaren. Een korting op het Gemeentefonds als gevolg
van een rijksbezuiniging heeft het meest effect op gemeenten die per inwoner
de meeste inkomsten daaruit ontvangen; wederom Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag.
Zowel een vastgoedcrisis, een sociaal-economische crisis, als een rijksbezuiniging
is op dit moment tot op zekere hoogte aan de orde. Tellen we
daarom de schokken van deze scenario’s op, dan valt op dat Amsterdam
het grootste cumulatieve effect per inwoner heeft, met jaarlijks ruim 240
euro. Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg zijn van de tien onderzochte
gemeenten het minst gevoelig, met een effect van respectievelijk 125 en
90 euro. Het effect van de financiële crisis uit zich in stijgende rentelasten.
Gemeenten die de komende jaren relatief veel van plan zijn te gaan lenen,
zoals Haarlemmermeer, zijn daarom gevoelig voor een dergelijke financiële
crisis. Beleidsreacties van gemeenten die gericht zijn op het mitigeren
van effecten en op financieel herstel zijn buiten beschouwing gelaten. Zodoende
zijn gepresenteerde bedragen de zuivere effecten van de onderzochte
crises. ■ Matthijs Gerritsen (SEO Economisch Onderzoek)
economie & samenleving
Rijke 65-jarigen leven langer en gezonder economie & samenleving
De crisisbestendigheid van gemeenten
0 10 20 30
Levensverwachting
Levensverwachting in als goed
ervaren gezondheid
Levensverwachting
Levensverwachting in als goed
ervaren gezondheid
Vrouwen Mannen
Laagste twintigprocentsinkomensgroep In procenten
Derde twintigprocentsinkomensgroep Tweede twintigprocentsinkomensgroep
Hoogste twintigprocentsinkomensgroep Vierde twintigprocentsinkomensgroep
Levensverwachting van 65-jarigen
Bron: CBS
0
50
100
150
200
250
300
In euro per inwoner
Amsterdam
Breda
Nijmegen
Den Haag
Eindhoven
Rotterdam
Tilburg
Haarlemmermeer
Zoetermeer
Leidschendam-
Voorburg
Financiele crisis Rijksbezuiniging
Sociaal-economische crisis Vastgoedcrisis
Effecten crisisscenario’s gemiddeld per jaar
Bron: SEO Economisch Onderzoek
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.