Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 6 2006

statistiek
Economie en Samenleving

Andries de Jong (Ruimtelijk Planbureau)

In 2025 Limburg de sterkst vergrijsde provincie

175 duizend personen. Deze groei zal zich grotendeels voltrekken in Noord-Holland en Zuid-Holland.
Voor Zuid-Holland wordt een groei van vijftienduizend
in 2005 naar zestigduizend in 2025 verwacht, en
voor Noord-Holland een groei van tienduizend naar
45 duizend. In de drie noordelijke provincies komen
niet-westerse allochtone ouderen vrijwel niet voor.
Ondanks een sterke relatieve groei blijven daar de
aantallen in 2025 op rond drieduizend of lager steken.
Aantal personen van 65 jaar en ouder per provincie
x 1 000
800
600
400
200

Limburg

NoordBrabant

Zeeland

2025

Zuid-Holland

NoordHolland

Utrecht

Gelderland

oktober 2006

Flevoland

Het Agentschap van Financiën publiceert maandelijks het totaalbedrag aan
Nederlands staatspapier dat is uitgegeven: eind juni 2006 bedroeg deze
220,1 miljard euro. Ruim negentig procent hiervan (199,3 miljard euro) betreft
papier met een looptijd langer dan één jaar (Dutch State Loans, ofwel DSL’s). De
uitstaande stukken hebben een grote variatie in looptijd (van drie tot ruim dertig
jaar). Houders van DSL’s hebben dus de mogelijkheid te variëren met looptijd om
zodoende een goede aansluiting te verkrijgen tussen hun vorderingen en verplichtingen. Met de nieuwe rapportages die De Nederlandsche Bank ontvangt van de
pensioenfondsen, de verzekeringsinstellingen en de effectenbewaarbedrijven kan
de hoogte van de resterende looptijd en de gemiddelde couponrente van het bezit
aan Nederlandse staatsobligaties van de diverse sectoren bepaald worden.
Volgens het Agentschap van Financiën ligt de gemiddelde resterende looptijd van
de staatsobligaties op 6,3 jaar. Het grootste deel (85 procent) van het uitstaande
bedrag loopt binnen tien jaar af. Met de introductie van de dertigjarige staatsobligatie in 1993 is destijds wel de mogelijkheid aan de belegger geboden om de
looptijd van zijn bezit te verlengen. Het blijkt dat vooral verzekeringsinstellingen
langlopende staatsobligaties hebben aangekocht: de resterende looptijd van het
staatspapier in hun handen bedraagt 11,7 jaar. Dit komt hoofdzakelijk op het
conto van de levensverzekeringsinstellingen (een resterende looptijd van dertien
jaar). Gezien hun langlopende verplichtingen is het niet verwonderlijk dat zij naar
een lange looptijd streven. Pensioenfondsen zijn minder actief geweest bij de aankoop van langlopend staatspapier (een resterende looptijd van 7,8 jaar). De overige
sectoren met een fors pakket aan staatsobligaties (niet-ingezetenen en banken)
zijn veel minder geïnteresseerd in de dertigjarige uitgiftes. In bijgaande grafiek zijn
de resterende looptijd en de couponrente van de pakketten staatspapier van de

ESB 6

2005

Jos Smeehuijzen (Divisie Statistiek & Informatie DNB)

Langlopende staatsobligaties vooral
in trek bij verzekeringsinstellingen

496

Overijssel

Monetaire Zaken

Drenthe

Momenteel kent Nederland maar weinig personen van 65 jaar en ouder van
niet-westerse herkomst (45 duizend). In 2025 zal dit aantal zijn gegroeid naar

Friesland

0

Groningen

Nederland telt in 2005 2,3 miljoen personen van 65 jaar en ouder (veertien procent
van de bevolking). In 2025 zal dit aantal zijn gegroeid naar 3,5 miljoen (21 procent).
Zeeland is in 2005 de sterkst vergrijsde provincie, met zeventien procent
65-plussers, gevolgd door Limburg en Drenthe (zestien procent). In Flevoland is
het aandeel ouderen negen procent. Vooral gezinnen in opbouw trokken naar de
polder. Bovendien remmen de relatief hoge geboortecijfers er de vergrijzing.
In de nabije toekomst zal het tempo van de vergrijzing toenemen doordat na 2010
de naoorlogse geboortegolf in de leeftijdsklasse van vijfenzestig jaar en ouder gaat
instromen. In 2025 heeft Limburg naar verwachting het grootste aandeel 65-plussers (25 procent), gevolgd door Zeeland en Drenthe (23 procent). In Zeeland en
Limburg ligt het groeitempo duidelijk lager dan nationaal: in 2025 zal het aantal
65-plussers in Zeeland slechts dertig procent hoger liggen dan nu en in Limburg
rond 45 procent, tegen landelijk 55 procent meer 65-plussers in 2025.
Flevoland blijft het minst vergrijsd, al stijgt het aandeel 65-plussers in de bevolking in 2025 tot zestien procent. In het verleden zijn vooral paren in de fase
van gezinsvorming naar de jongste provincie getrokken en maar weinig ouderen.
Deze paren schuiven in de toekomst langzaam maar zeker de leeftijdsklasse van
vijfenzestig jaar en ouder binnen. Ook Utrecht heeft met negentien procent in
2025 een aandeel 65-plussers dat beduidend onder het landelijk niveau ligt.

Houderschap Nederlands staatsobligaties:
resterende looptijd en couponrente, juni 2006
Couponrente
6, 0%
5, 5%
5, 0%

5, 1
4,8%

4, 5%
4, 0%

5, 6
3,8%

3, 5%
3, 0%
0

2

4

8, 0
5,2%
7, 8
4,2%

10, 3
4,3%

6
8
10
Resterende looptijd

11,7
4,7%

12

14

16

Buitenland

Pensioenfondsen

Verzekeringsinstellingen

Banken

Beleggingsinstellingen

Huishoudens

verschillende sectoren weergegeven. De omvang van
de cirkels geven de grootte van het pakket weer.
In juni 2006 bedroeg de gemiddelde couponrente
van DSL’s 4,1 procent. Meer dan andere sectoren
blijken de Nederlandse gezinshuishoudens aangetrokken te worden door de relatief hogere rentecoupons
(gemiddeld 5,2 procent). Het buitenlandse bezit
aan Nederlands staatspapier kenmerkt zich door een
relatief lage resterende looptijd (5,6 jaar) en lage
rentecoupons (3,8 procent). Een verklaring hiervoor
kan zijn dat de buitenlandse partijen relatief weinig
institutionele beleggers bevatten en daarom minder
geïnteresseerd zijn in papier met een lange looptijd.

Financiële Markten

Frank Griffioen (FDA)

Wegebbend vermogenseffect VS
De forse stijging van de huizenprijzen in de afgelopen jaren heeft de Amerikaanse consument in staat
gesteld de bestedingen flink op te voeren ondanks
dat de reële loonontwikkeling sterk achterbleef.
Hierdoor is de economische recessie die aan het
begin van dit decennium intrad achteraf één van de

Huizenprijzen VS, t/m 2e kwartaal 2006
Index (schaal links), en 12-maands % (rechts)
400

mildste uit de geschiedenis gebleken. De beleidsreactie van de Federal Reserve
om de liquiditeitskraan wagenwijd open te zetten, de federal funds rate werd
uiteindelijk verlaagd tot één procent, heeft zijn uitwerking niet gemist. Temeer
daar ook de overige toonaangevende centrale banken een uitermate stimulerend
monetair beleid voerden. De overvloedige mondiale liquiditeit heeft de kapitaalmarktrente fors omlaag geduwd, waarvan een duidelijke stimulans op de huizenmarkt uitging. Consumenten maakten van deze toegenomen dynamiek gebruik
– hiertoe mede in staat gesteld door de innovatieve Amerikaanse financiële
markt – en sloten massaal hun hypotheek over. Daarnaast ontnam de huizenprijsstijging de spaarneiging van consumenten, waardoor de spaarquote voor
het eerst sinds de jaren dertig weer negatief werd.

16%
Index

350

14%

% 12 maands

12%

300

10%

250

8%
200

6%

150

4%

100

2%

50
1975

0%
1980

1985

1990

1995

2000

2005

Bron: Office of Federal Housing Enterprise Oversight, VS

Inmiddels tekent zich echter een kentering af. Zoals de grafiek laat zien, stijgen
de gemiddelde Amerikaanse huizenprijzen nog wel maar is er tegelijkertijd
sprake van een scherpe afzwakking. Vergeleken met een jaar eerder stegen de
huizenprijzen in het tweede kwartaal nog altijd met ruim tien procent, maar
de kwartaal-op-kwartaal mutatie viel met meer dan één procentpunt terug tot
slechts 1,17 procent, de geringste toename sinds december 1999. Deze vertraging is bovendien de scherpste sinds het ontstaan van de reeks in 1975. De
(verdere) afkoeling van de huizenmarkt zal de consumptieve bestedingen van de
Amerikaanse gezinshuishoudens en daarmee de economische groei onder druk
kunnen zetten. Op de financiële markten heeft dit geleid tot een toegenomen
verwachting dat de eerstvolgende rentestap van de Federal Reserve een verlaging zal zijn en een flinke daling van de kapitaalmarktrente.

Arbeidsmarkt

Andries de Jong (Ruimtelijk Planbureau)

Aantal personen van 20-34 jaar, 35-49 jaar en 50-64
jaar in Nederland (2005=100), 2005-2025
120

Drenthe en Noord-Brabant is sprake van een daling die iets sterker is dan de
landelijke krimp. In Zeeland en vooral Limburg zal de krimp veel sterker zijn,
zo’n tien en vijftien procent.

110
100
90
80
70
60
2005

2010

Nederland: 20-34

2015
Nederland: 35-49

2020

2025

Nederland: 50-64

De werkzame bevolking in 2025: minder
middenleeftijden, meer oudere leeftijden
Tussen 2005 en 2025 zal de potentiële beroepsbevolking (20-64 jaar) afnemen met drie procent,
van ongeveer tien miljoen personen in 2005, tot
9,7 miljoen in 2025. De ontwikkeling van het
a
­ rbeidsaanbod verschilt echter sterk per provincie.
In Flevoland zal het arbeidsaanbod de komende
twintig jaar met ongeveer twintig procent stijgen,
in Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland zal het
vrijwel constant blijven. In Groningen, Friesland,

De potentiële beroepsbevolking verandert in de toekomst niet alleen van omvang
maar ook van samenstelling naar leeftijd. Het aantal jongeren (van 20-34 jaar)
zal vrijwel constant blijven, het aantal mensen op de middenleeftijden (35-49 jaar)
zal fors dalen, met ongeveer twintig procent. Het aantal ouderen in de beroepsbevolking (50-64 jaar) zal met vijftien procent aanzienlijk stijgen.
In de meeste provincies liggen de stijging en de daling ongeveer in dezelfde
orde van grootte. Flevoland en Limburg wijken duidelijk af. In Flevoland zal het
aandeel ouderen in de potentiële beroepsbevolking aanzienlijk stijgen, met zestig
procent. Dit komt omdat Flevoland momenteel weinig ouderen telt. In het verleden zijn veel gezinnen in de fase van gezinsvorming naar de polderprovincie
getrokken, aangetrokken door het ruime aanbod van (goedkope) huur- en koopwoningen. In de toekomst zullen deze mensen geleidelijk in de hogere leeftijden
instromen. Op de middenleeftijden zal het aantal mensen gaan dalen, maar
minder sterk dan gemiddeld in Nederland, het aantal jongeren op de werkvloer
zal in Flevoland met zo’n twintig procent stijgen. In Limburg zijn de ontwikke­
lingen geheel anders. De stijging van het aantal ouderen op werkzame leeftijden
is minder sterk dan landelijk en de daling van het aantal personen op de middenleeftijden is veel sterker.
De analyse is gebaseerd op de regionale bevolkings- en allochtonenprognose
2005–2025 van het Ruimtelijk Planbureau en het Centraal Bureau van de
Statistiek.

ESB 6

oktober 2006

497