e n e rg i e m a r k t
Splitsingswet leidt tot miljarden schade
P.J.N. van den Oetelaar
Freelance financieel adviseur voor de energiesector
pvandenoetelaar@12move.nl
De minister van Economische Zaken onderschat de problemen
die zullen ontstaan als gevolg van de splitsing van de energiebedrijven. De verwachte omvang van de schade is 12 miljard euro.
H
et wetsvoorstel ‘Splitsing energiebedrijven’ gaat ervan uit
dat de beheerder/eigenaar van Nederlandse energienetten
niet mag behoren tot een groep waarin ook centrales, leveringen
en handel in Nederland zijn ondergebracht. Na invoering zijn
de bedrijven juridisch/financieel/economisch volledig gesplitst
in gereguleerde (gas- en elektriciteitnetten) en niet gereguleerde activiteiten (productie, levering en handel van energie).
De geïntegreerde energiebedrijven (NUON, Eneco, Essent en
Delta) worden door dit groepsverbod getroffen. De afgesloten
Cross Border Lease-transacties (CBLs) op netwerken en centrales met Amerikaanse investeerders, moeten ook conform
geherstructureerd worden; medewerking en toestemming hiervoor van deze investeerders is noodzakelijk.
Groepsverbod
Uit een recent onderzoek is gebleken dat de meeste grote
CBL-investeerders participeren in zowel Nederlandse netwerken als centrales; bij deze investeerders is dus ook sprake
van gemengde groepsbelangen. Ruim tachtig procent van het
Nederlandse CBL-transactievolume heeft deze ‘gemengde’
groepsparticipaties. In zijn Nota stelt minister Brinkhorst dat
het groepsverbod ook geldt voor deze gemengde CBL-investeerders; deze investeerders moeten één van beide belangen
afstoten. Deze wet schaadt de belangen van deze investeerders
dus direct. Door de splitsing worden zij gedwongen activa af te
stoten, zonder een adequate vergoeding te krijgen. Deze inperking van belang willen en kunnen zij niet accepteren. Het is
evident dat zij op al hun Nederlandse CBLs ‘verlies van beschikkingsmacht’ (‘event of loss’) gaan verklaren en alle transacties
beëindigen. Door de wetswijziging moeten deze energiebedrijven opdraaien voor de overeengekomen Âschadevergoedingen
(claims). De Amerikaanse investeerders, zonder gemengde
groepsparticipaties, zullen eveneens ‘event of loss’ kunnen
verklaren. Hun vrijheid van handelen in Amerika – bij toekomstige fusies, overnames en koop/verkoop van leaseportefeuilles
– wordt door dit groepsverbod beperkt. Illustratief is dat in 2000
nauwelijks 40% door een groepsverbod geraakt zou worden;
door tussentijdse fusies ligt dit aantal inmiddels boven 80%. Het
groepsverbod bij CBLs, is niet door wijziging van wetsontwerp
op te lossen; selectieve oplossingen voor CBL zijn in strijd met
de kern van de splitsing. Ook een ruimere overgangsperiode
schiet tekort, gezien de lange looptijden van CBLs.
Meer over crossborder leasetransacties in Van den Oetelaar, P.J.N. (2004)
Ontbundeling energiebedrijven leidt tot verminderde kredietwaardigheid,
ESB, 20 augustus, 390-391.
Asset Finance International Magazine.
Nota van Verslag § 5.3 Kosten en risico’s van CBLs, blz. 119.
56
ESB  10-2-2006
Het groepsverbod zal alle CBLs van de Nederlandse energiesector raken: zowel van de geïntegreerde bedrijven, maar ook
van Electrabel, EoN, NRE en Intergas.
Overdracht hoogspanningsnetten
Het beheer van alle hoogspanningsnetten met een spanningsniveau vanaf 110 kV, moet door de geïntegreerde energiebedrijven worden overgedragen aan TenneT. TenneT is al
eigenaar/beheerder van alle netten vanaf het spanningsniveau
220 kV. Deze overdracht van de 110 kV-220 kV is gebaseerd
op bestaande overeenkomsten voor de netten vanaf 220 kV.
De kapitaalvergoeding uit deze overeenkomsten voor de netten
vanaf 220 kV, bestaat uit afschrijvingen op boekwaarde, verhoogd
met een staatsobligatierente. De exploitatiekosten (onderhoud,
bediening, verzekeringspremies) worden vergoed op werkelijke
kosten. De besluitvorming over investeringen en exploitatie liggen evenals winstpotentie en bedrijfsrisico bij TenneT. Na afloop
van de contracttermijn, zullen deze beheersovereenkomsten
onverkort worden voortgezet. Op basis van de contractanalyse
moeten de activa van de netten >220 kV volgens de International
Accounting Standard (IAS), aangemerkt worden als vaste activa
en als economisch eigendom van TenneT. De International
Financing Reporting Interpretations Committee geeft in haar
besluit van december 2004 duidelijkheid (vanaf 1 januari 2006
is deze interpretatie bindend voorgeschreven). Vanaf die datum
verantwoorden de netwerkbedrijven de betreffende balanspost
als ‘vordering op TenneT’. Bij deze bedrijven resteert slechts het
‘blote eigendom’ van deze netten boven 220 kV.
Gegeven deze analyse, is de conforme wettelijke overdracht
van de hoogspanningsnetten >110 kV aan TenneT, eveneens te
beschouwen als een ‘economische onteigening’.
De negatieve financiële gevolgen van deze beheersoverdracht
voor de energiebedrijven zijn in de Memorie en het Verslag niet
voorzien. De effecten van de lager te ontvangen kapitaalvergoedingen, negatieve schaalgrootte-effecten en efficiencyverliezen
zijn zeer omvangrijk. Het totale financiële verlies voor deze
bedrijven bedraagt circa 250 miljoen euro per jaar.
Door de gedwongen overdracht aan TenneT, wordt de
‘corebusiness’ van deze bedrijven fundamenteel aangetast; na
overdracht van de netten >110 kV, resteren slechts verzameÂ
lingen van separate lokale netwerken. Van belang is ook, dat
de waarschijnlijke toekomstige hogere transportvergoeding
voor deze hoogspanningsnetten, aan deze bedrijven zal voorbijgaan. Relevant is dat buiten Nederland de transporttarieven bij
Memorie van Toelichting blz. 41.
Inzage in drie overeenkomsten, en interviews met betrokkenen.
De berekeningen zijn gebaseerd op cijfers van 2005-2006.
energiemarkt
hoogspanning gekoppeld zijn aan vervangingswaarde en hoge
vermogensvergoedingen. Bij verdere Europese integratie zal
Nederland moeten overgaan naar meer marktconforme tarieven.
In die situatie zullen de verliezen van deze overdracht nog verder
oplopen; een voorzichtige raming komt uit op een additioneel
jaarlijks nadeel van ruim € 100 mln.
Op de meeste hoogspanningsnetten in Nederland zijn CBLs
afgesloten; voor deze CBL-investeerders is, bij wettelijke beheersoverdracht aan TenneT, sprake van economische onteigening.
Hierdoor komt de voor hen essentiële titel van eigendom te vervallen; zij zullen zeker ‘Event of Loss’ gaan claimen in Nederland.
Dit probleem is niet op te lossen door een tijdelijke onderverhuurovereenkomst; immers alle bevoegdheden en toegevoegde
waarde worden ‘tegen niet-marktconforme vergoeding’ overgedragen; de volledige ‘control’ ligt bij TenneT en na afloop van de
huurtermijn wordt zeker verlengd.
Andere financiële aspecten van splitsing
Standard & Poor’s (S&P) heeft een ‘negative outlook’ van de
ratings van de grote energiebedrijven afgegeven, de definitieve
credit ratings zijn afhankelijk van de wijze van splitsing en de
gevolgen ervan voor de sector. De minister heeft de negatieve
financiële gevolgen van splitsing voor de energiebedrijven ontkend, dan wel gebagatelliseerd; de Raad van State en het CPB
hebben op deze tekortkomingen van het wetsontwerp eerder al
gewezen.
De in de Nota van Verslag10 genoemde structurele kosten
van splitsing, jaarlijks 350 en 460 miljoen euro (exclusief de
genoemde verliezen van overdacht van de hoogspanningsnetten van 350 miljoen euro totaal per jaar), te verhogen met de
addiÂtionele kosten uit de CBL-claims, zullen per saldo volgens de minister niet leiden tot hogere kosten voor energie.
Conform mijn eerdere berekeningen in ESB, worden deze
claims begroot op $ 5 mld. voor de gehele Nederlandse sector;
inclusief voorziene en onvoorziene posten (o.a. transactiefees
en afbreekkosten) kunnen de claims oplopen tot € 5 mld. De
contante waarde van de genoemde negatieve effecten van overdracht van de hoogspanningsnetten, verhoogd met de door
de minister genoemde structurele kosten van splitsing – totaal
€ 700-810 mln. per jaar – bedraagt € 7-8 mld. Voeg hierbij
de totale genoemde CBL-claims, dan kan de totale schade
van deze splitsingswet voor Nederland begroot worden op
€ 12-13 mld. Omgerekend per Nederlands gezin11 komt dit neer
op ca. € 1800 totaal.
Als ik de minister in zijn Nota12 goed begrijp, gaat hij ervan uit
dat alle hogere kosten niet doorberekend (mogen) worden in de
netwerktarieven en energieprijzen; de extra kosten van de CBLcontracten beschouwt hij expliciet als normaal bedrijfsrisico,13
Illustratief zijn gastransporttariefstructuren in het Nederlands deel van het
Continentale Plat en de recente discussie over de transporttarieven bij de
afgesplitste hoogdrukleidingen van de Gasunie.
Tijdens de hoorzitting van 14 december 2005 heeft mevrouw
Van Schilfgaarde (NautaDutilh) verklaard dat de CBL-investeerders
eigenaar zijn van deze netten.
S&P’s: ‘Letter on announcement to split Dutch energy companies, 2004’
en ‘Letter Research Unbundling Dutch Utilities, 2005’.
10 Nota naar aanleiding van het verslag van 10 november 2005, blz. 111.
11 In deze berekeningen wordt uitgegaan van zeven miljoen huishoudens.
12 Nota van 10 november 2005, blz. 100, “(…) Een waarschijnlijk scenario is dat
de energiebedrijven de kosten niet doorberekenen aan de consumentenâ€.
13 Memorie van Toelichting, blz. 30.
uiteindelijk zullen volgens de minister de netwerktarieven en energieprijzen niet stijgen. Zonder enig financieel onderzoek en kosten/
batenanalyse, worden de negatieve effecten van splitsing ontkend.
Vergelijking met Californië
Een soortgelijke onzorgvuldige voorbereiding van splitsingswetgeving in Californië,14 was daar basis voor de energiecrisis
in 2000-2004. Bij de splitsing in 1996-1998 werden prijzen en
tarieven aan maxima gebonden. De sterk gestegen inkoopkosten
in 1999, konden niet doorberekend worden; de bedrijven kwamen in structurele verliessituaties terecht, met fatale afloop. De
creditratings van de energiebedrijven daalden in enkele weken
van ‘A’ naar ‘CC’ niveau (faillissementwaarschuwing). Deze situatie kon pas opgelost worden na toestemming de hogere inkoopprijzen door te berekenen en de tarieven voor consumenten en
bedrijven additioneel met 8 î‚-cent per kWh te verhogen; eind
2004 werden de zeer negatieve creditratings bijgesteld. De kosten
van deze tariefadditie van 8 î‚-cent kwamen per huishouding
uit op î‚ 400-500 per jaar. Op basis van de miskenning door de
minister van de zeer hoge kosten van splitsing in Nederland, is
het zeker niet uitgesloten dat wij binnen enkele jaren in een identieke negatieve situatie terechtkomen als in Californië.
De negatieve ervaringen in Californië, hebben er in ieder
geval toe geleid dat de Amerikaanse CBL-investeerders zeer
wantrouwig staan ten opzichte van een Nederlandse splitsing.
Door de geschetste negatieve financiële effecten, zal de
financiële/strategische positie van de geïntegreerde Nederlandse
bedrijven worden uitgehold; zwakke posities zullen resteren,
met afwaardering van hun sterke creditratings. De cumulatie
van de weergegeven negatieve effecten van splitsing, zal de vertrouwensbasis bij deze CBL-investeerders in hun Nederlandse
participaties, volledig wegnemen. De recente wijzigingen in de
Amerikaanse fiscale wetgeving zijn doorslaggevend voor uiteindelijke oordeelsvorming van de CBL-investeerders in deze.
In oktober 2004 is ‘the Jobs Creation Act’ in werking getreden;
nieuwe CBLs kunnen niet meer worden afgesloten. Ook heeft de
Internal Revenue Service (Amerikaanse Belastingdienst) in 2005
aangekondigd alle bestaande CBLs streng te gaan controleren op
bedrijfsrisico’s. Bij een negatief oordeel wordt het belastingvoordeel weggenomen; in het gunstigste geval is nog een beperkt
voordeel overeen te komen. De Senaat heeft op 18 november
2005 een initiatiefwetsontwerp van senator Grassley aangenomen, dat bij invoering, de belastingvoordelen op alle bestaande
CBLs vanaf 1 januari 2006 teniet zal doen. De begrotingsvoordelen hiervan zijn al door de regering ingeboekt.
Conclusie
Om de beoogde CBL-voordelen toch te kunnen behalen,
hebben de Amerikaanse investeerders er alle belang bij om niet
mee te werken aan een herstructurering door de splitsing. De
mogelijkheden die de minister in zijn splitsingswetgeving ‘aanbiedt’ – events of loss/default – zullen met beide handen worden
aangegrepen; aldus zullen de transacties worden beëindigd en
de CBL-claims worden afgedwongen. Over deze houding van de
investeerders bestaat geen enkele twijfel meer. n
14 Standard & Poor’s ‘Industry Surveys on US Electric Utilities, August 7, 2003;
California Market Overview by Salomon Smith Barney (Citigroup), February
2001; Annual Reports Southern California Edison 2002 and 2003.
ESB  10-2-2006
57