Ga direct naar de content

Exportprestaties eurolanden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 10 2006

EU-monitor

Exportprestatie eurolanden
S.J. Holle en E.B. Spijkerman
Deze rubriek wordt periodiek verzorgd
door het ministerie van Financiën.
e.b.spijkerman@minfin.nl

Grote verschillen in exportgroei tussen eurolanden
laten zien dat de euro niet alles bepalend is.
Wat bepaalt de export van eurolanden sinds 2000?

E

xport wordt aantrekkelijker wanneer de nominale wis­
selkoers daalt en/of een land zijn kostenontwikkeling in de
hand houdt (door loonmatiging, hogere productiviteit). Deze
factoren worden samengevat in het kostenconcurrentievermo­
gen. De breedste maatstaf hiervoor is de reële effectieve wis­
selkoers (REW), die de nominale effectieve (handelsgewogen)
wisselkoers corrigeert voor verschillen in arbeidskosten per
eenheid product (p.e.p.) tussen landen. Tabel 1 zet de ontwik­
keling van de REW van de eurolanden (kolom 1) af tegen hun
cumulatieve exportgroei (kolom 2) gedurende de afgelopen vijf
jaar. De exportprestatie (kolom 3) reflecteert de mate waarin de
exportgroei van een land achterblijft bij de importgroei van diens
handelspartners (verhouding exportvolume/gewogen import­
volume handelspartners) en indiceert hiermee in hoeverre een
land marktaandeel wint of verliest.
Tabel 1. Kostenconcurrentievermogen van eurolanden en cumulatieve
export en exportprestatie, eind 2005 ten opzichte van begin 2000

mutatie REW
(in %)*
Oostenrijk

cumulatieve
groei exportvolume (in %)

cumulatieve mutatie exportprestatie
(in %-punten)**

-2,3

39,9

-2,5

België

4,7

21,7

-12,4

Finland

6,5

41,1

-5,9

Frankrijk

4,5

23,3

-12,0

Duitsland

-2,4

50,3

4,6

5,0

26,7

-12,8

Ierland

14,8

54,7

12,3

Italië

13,3

9,9

-24,4

Nederland

11,4

31,7

-3,4

Portugal

13,1

24,7

-9,5

Spanje

13,1

26,5

-5,9

Griekenland

Bron: Eigen berekeningen op basis van OESO (2005) en EC (2005a).
* en negatief teken (daling van de REW) duidt op verbetering
E
van het kostenconcurrentievermogen.
** en negatief (positief) teken duidt op verlies (winst) van
E
marktaandeel op importmarkten van handelspartners.

Duitsland en Oostenrijk kennen beide een daling van de REW
en relatief goede exportprestaties. Landen met een sterk gestegen
REW kennen over het algemeen aanzienlijk marktaandeelverlies.
Dat verschillen in exportprestatie niet alleen zijn terug toe voe­
ren op het kostenconcurrentievermogen bewijst onder andere
Ierland. Voor het verklaren van de exportprestatie zijn naast de
REW de volgende factoren relevant. Ten eerste kunnen expor­
teurs (tijdelijk) een kostenverslechtering opvangen in winstmar­
ges (zodat de prijsconcurrentie niet verslechtert). Ten tweede kan
concurrentievermogen ontleend worden aan niet-prijsfactoren
(zoals kwaliteit, innovatie, levertijden). Ten derde speelt het spe­
cialisatiepatroon (productsamenstelling) van de export een rol.

Relevant is of een land een ‘verouderd’ of ‘modern’ (bijvoorbeeld
technologisch hoogwaardig) exportpakket heeft. Eenvoudige pro­
ducten met een lage toegevoegde waarde kennen een van nature
intensieve concurrentie met opkomende markten (met lagere
kosten p.e.p.), terwijl de groei van de vraag naar die producten
relatief gering is (verzadigde markten).
De export van Ierland kent ondanks de stijging van de REW
hoge groei, mede te danken aan sterk groeiende afzetmarkten
(vooral VS en VK). Dat Ierland tevens marktaandeel heeft gewon­
nen hangt samen met de productsamenstelling van het Ierse
exportpakket. Als tweede exporteur ter wereld van software (na
de VS) wordt Ierland wel ‘The Silicon Valley of Europe’ genoemd.
De sterke exportprestatie is geconcentreerd in 2000-2001, de staart
van de ICT-boom. Daarbij hebben Ierse exporteurs op winstmar­
ges ingeteerd. Italië heeft door een combinatie van afgenomen
concurrentievermogen (hoge loongroei) en een sterk verouderd
exportpakket – met nadruk op metaalproducten, kleding en
textiel, levensmiddelen – juist marktaandeel verloren (Europese
Commissie, 2005b). Ook Nederland kent een (beperkte) daling
van de exportprestatie, vergelijkbaar met Oostenrijk, maar met
een minder gunstige kostenontwikkeling. Nederlandse exporteurs
hebben in tegenstelling tot hun Oostenrijkse concurrenten echter
een deel van de kostenstijging opgevangen in lagere winstmarges.
Dat de Nederlandse export ondanks verloren marktaandeel toch
relatief sterk is gegroeid, komt mede door hoge importgroei van
Duitsland. Sinds 2004 is de concurrentiepositie van Nederland
overigens weer verbeterd (via loonmatiging en hogere productivi­
teit). Het CPB (2005) verwacht dat Nederlandse exporteurs dit jaar
weer marktaandeel kunnen winnen.

Uitdagingen voor de toekomst

Het voorbeeld van Duitsland laat zien dat kostenbeheersing
loont. Het Italiaanse voorbeeld wijst tegelijkertijd op de toene­
mende mondialisering en de noodzaak tot het moderniseren van
het specialisatiepatroon van de export van traditionele naar meer
dynamische en technologisch hoogwaardigere sectoren. Voor
Europese landen zijn hervormingen gericht op loon- en prijs­
flexibiliteit en het vergroten van de dynamiek en innovatie cru­
ciaal om de export op lange termijn concurrerend te houden. n
Stephanie Holle en Emile Spijkerman

Literatuur
Europese Commissie (2005a) Price and Cost Competitiveness Report, database
per 30 september 2005, via www.europa.eu.int.
Europese Commissie (2005b) Stuck in a rut? Italy’s weak export performance
and unfavourable product specialisation, Country Focus, volume II, issue 9,
mei 2005, via www.europa.eu.int.
OESO (2005) OECD Economic Outlook No. 78, december 2005.

ESB  10-2-2006

69

Auteurs