Van 2013 tot 2022 zijn de woningprijzen fors gestegen, met name sinds 2017. De stevige prijsstijging zorgde ervoor dat veel jonge doorstromers profiteerden van een aanzienlijk verschil tussen de aankoop- en de verkoopprijs van hun koopwoning. Naarmate dit verschil groter was, verhuisden ze sneller door.
De figuur laat van verkopers onder de 35 jaar de bezitsduur en de gemiddelde meerwaarde per jaar zien, uitgesplist naar leeftijdscategorie. In de laatste jaren hadden de jongste verkopers met de hoogste prijsstijgingen te maken. Verkopers onder de 30 profiteerden in 2023 van een meerwaarde van meer dan 25.000 euro per gewoond jaar. Bij oudere verkopers nam de meerwaarde ook sterk toe, maar minder uitbundig dan voor de jongere. Dat komt omdat de woningprijzen juist in 2021 en 2022 het sterkst stegen.
De jongste verkopers wonen over het algemeen veel korter in hun woning dan de groep van 30–34 jaar. In 2023 woonde de oudere groep gemiddeld bijna 5,5 jaar in de verkochte woning, terwijl verkopers jonger dan 30 jaar gemiddeld al na ongeveer 3,5 jaar doorstroomden.
Voor beide groepen nam vanaf 2008 de meerwaarde door de dalende huizenprijzen af, en de bezitsduur toe. Rond 2015 stegen de woningprijzen weer, nam de meerwaarde toe en de bezitsduur af. Voor verkopers jonger dan 30 jaar daalde de gemiddelde bezitsduur tussen 2017 en nu met zes maanden. Voor verkopers van 30 tot en met 34 jaar was de daling bijna twee jaar.
De figuur wekt dus de suggestie dat de prijsontwikkeling op de woningmarkt de gemiddelde bezitsduur, en daarmee ook het aantal transacties, beïnvloedt: potentiële verkopers zijn eerder geneigd te verkopen als geprofiteerd kan worden van een substantiële meerwaarde. De precieze causaliteit is echter op basis van deze cijfers niet vast te stellen: een kortere bezitsduur en daarmee een hogere omloopsnelheid kan immers ook weer leiden tot hogere prijzen.
Auteurs
Categorieën