Ga direct naar de content

Redactioneel: DGS

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 21 2013

.

Jaargang 98 (4654) 22 februari 2013 97
Redactioneel ESB
Dertig jaar na het verschijnen
van de invloedrijke
paper waarin
Diamond en Dybvig
(1983) uiteenzetten waarom een
garantie van spaargeld nodig is om
bankruns te voorkomen, moeten we
concluderen dat het depositogarantiestelsel
(DGS) in Nederland heeft
gefaald. Toen de kredietcrisis eind
2008 intrad, bewogen spaarders alle
kanten op. Wat volgde waren bankruns
bij Icesave en DSB. Dat spaarders
bij het verwachte faillissement
van SNS Bank hun geld massaal zouden
weghalen bij de dochterbedrijven
ASN Bank en RegioBank was voor
de overheid een reden om ook deze
te onteigenen. En elk van deze ontwikkelingen
vond plaats ondanks het
DGS. De genadeklap was de formele
erkenning in het onteigeningsbesluit over SNS Reaal dat het
DGS zélf een bron van instabiliteit is: aan de voorfinanciering
en verliezen die de andere banken moeten dragen door het faillissement
van SNS Reaal kleven “onaanvaardbare risico’s voor
de Nederlandse financiële sector en de daaraan deelnemende
financiële instellingen” (Ministerie van Financiën, 2013).
De vraag is hoe nu verder met het eens zo bejubelde garantiestelsel.
De discussie loopt volop, met als zichtbaarste resultaat
de verhoging van de spaargarantie naar 100.000 euro, dat in
deze bange dagen “maximaal vertrouwen moet uitstralen”
(Tweede Kamer, 2011). Achter de schermen werken beleidsmakers
bovendien hard aan een wijziging die het stelsel minder
procyclisch moet maken. Deelnemende banken betalen straks
al vooraf periodieke bijdragen aan een fonds dat spaartegoeden
garandeert, zodat ze bij een faillissement van een van de banken
minder voor hun rekening krijgen. Maar intussen weten we dat
die 100.000 euro ons de bekende rekening voor de belastingbetaler
bracht. En het fonds, dat moet eerst maar eens vollopen,
en gaat vooral ook voorbij aan de functie waar het Diamond
en Dybvig om te doen was, en waar het DGS om te doen zou
moeten zijn: consumenten weerhouden van destructief kuddegedrag.
Een maatregel die een effectief stelsel wél dichterbij
brengt is het besluit om de uitkeringstermijn terug te brengen
van drie maanden naar twintig werkdagen. Consumenten hebben
daardoor minder te vrezen van een faillissement dat hen
voor bepaalde tijd weghoudt bij hun geld, vaak nodig voor
huur of hypotheek. Misschien dat consumenten liever massaal
naar de loketten van DSB Bank en Icesave holden dan dat ze
de kans uitzaten dat ze simpelweg maandenlang niet bij hun
geld konden. Maar denken ze echt zo? Zijn ze echt zo rationeel
en geïnformeerd? Zou een verdere inkorting van de wachttijd
de effectiviteit van het DGS doorslaggevend
verbeteren?
In werkelijkheid blijken Nederlandse
consumenten de kans dat ze hun geld
volledig terugkrijgen zwaar te onderschatten.
Ook denken ze dat het
veel langer duurt dan twintig dagen
voordat spaartegoeden via het garantiestelsel
worden uitbetaald; daarentegen
zijn mensen die denken veel
kennis te hebben over hun bank veel
optimistischer (Bijlsma en Van der
Wiel, 2012). Wil het DGS effectief
zijn, dan moeten consumenten er dus
simpelweg meer over weten. En de
overheid mag dan druk zijn met het
DGS, ze zou haar inspanningen meer
moeten richten op de slecht geïnformeerde
bankconsument.
Niet dat de overheid aan hem helemaal
geen aandacht besteedt: de gebruikelijke
reflex van politici als het om consumentengedrag
gaat, is verbetering van voorlichting, ook een advies waarmee
menig DNB-rapport afsluit. Toch is een consument niet per
se beter geïnformeerd als hem meer informatie wordt aangereikt.
Sommige informatie gaat nu eenmaal het ene oor in en
het andere uit, ook als het om geldzaken gaat, en zeker als het
de kleine regeltjes van een bankrekening betreft.
Leren doen we niet alleen uit de boekjes en soms moeten we
eens iets meemaken. Zo bleken mensen die een rekening hadden
bij DSB of Icesave, en dus direct te maken hadden met het
depositogarantiestelsel, de kans op terugbetaling veel hoger in
te schatten dan mensen die een dergelijke ervaring niet hebben,
en ook veel positiever te zijn over de snelheid van uitbetaling
(Bijlsma en Van der Wiel, 2012). Daarmee is niet gezegd
dat de overheid SNS Bank en haar dochters dan maar niet
moest redden; wel ontstaat beter zicht op de kosten van de redding,
die verder reiken dan de rekening voor de belastingbetaler.
Door consumenten waardevolle ervaringen te onthouden
holt de effectiviteit van het depositogarantiestelsel nog verder
achteruit. Op die manier zal ook het volgende jubileum van
Diamond en Dybvig geen feestelijk tintje krijgen.
LITERATUUR
Bijlsma, M. en K. van der Wiel (2012) Beperkt vertrouwen in het depositogarantiestelsel.
ESB, 96(4629), 106–108.
Diamond, D.W. en P.H. Dybvig (1983) Bank runs, deposit insurance, and
liquidity. Journal of Political Economy, 91(3), 401–419.
Ministerie van Financiën (2013) Onteigeningsbesluit SNS Reaal en SNS
Bank. Den Haag: Rijksoverheid.
Tweede Kamer (2011) Eindrapport Parlementaire Enquête Financieel Stelsel.
31980(61).
DGS
Gelijn Werner
Redacteur ESB
g.werner@sdu.nl
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteur