Ga direct naar de content

Red het platteland!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 21 1999

Red het platteland!
Aute ur(s ):
Pelle, E.S.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4215, pagina 569, 13 augustus 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Verdwijnt het platteland uit Nederland? Twee ontwikkelingen ondergraven de landbouwgronden. Ten eerste is dat de afkalving van het
economische bestaansrecht. De economische omvang van de sector neemt alleen maar af, en met iedere hervorming van het
landbouwbeleid zal dat sterker worden. Deels omdat de technologie zo ver ontwikkeld is dat we onze behoeften aan voedsel met
wezenlijk minder inspanningen bevredigen kunnen, deels ook omdat een dichtbevolkt land als Nederland geen comparatief voordeel
heeft in ruimte-intensieve landbouw. Een tweede, daarmee samenhangende ontwikkeling is een ruimtelijke: de voortdurende uitdijing
van de bebouwde omgeving, van woningen, bedrijvenparken (industrieterrein mag het niet meer heten), en de infrastructuur waarover
de hierdoor uitgelokte mobiliteit opgevangen moet worden, die overal schapen van hun weiland verdrijft.
Vraag is nu: is dit een gewoon, logisch proces in de ontwikkeling van een landbouw- naar een diensten-economie, of is het ook een
probleem? In ieder geval is de teloorgang van ‘landelijkheid’ een verlies. Dat blijkt alleen al uit het (verkoop)succes van Hoe God
verdween uit Jorwerd 1. Dat zo ongeveer iedereen dit een goed boek vond is natuurlijk de verdienste van de schrijver, maar wijst er ook
op dat de ‘stille revolutie’ op het platteland velen aan het hart gaat. Waarbij overigens wel bedacht moet worden dat nostalgische
gevoelens koesteren een stuk gemakkelijker is dan teruggaan in de tijd. Toch denk ik dat het gemis van twee zaken reëel is: de nabijheid
van natuur en landschap, en de sociale cohesie. Beide elementen zijn typerend voor leven in een traditioneel dorp: leven en werk dat zich
grotendeels buiten afspeelt, zodat bijvoorbeeld weersinvloeden altijd deel van het dagelijks leven uit maken, en het leven in een
overzichtelijke groep die onderling niet alleen economische banden onderhoudt, maar ook sociale, zodat de economische banden niet in
de anonimiteit plaats vinden – zoals dat in de stad en op de wereldmarkt wel het geval is.
Vallen deze charmes van het platteland nog te redden? In ieder geval niet door miljarden in landbouwsteun te blijven pompen. Dat houdt
de inkomens wellicht redelijk op peil, maar leidt verder alleen maar tot meer productie van zaken waar juist minder behoefte aan is – en tot
steeds verdergaande mechanisering en schaalvergroting van het platteland. Dit houdt ook een soort ‘verstedelijking’ in, in de zin dat
economische banen anoniemer worden en de landbouw verder van de natuur af komt te staan – een proces dat in ‘Jorwerd’ heel beeldend
beschreven is. Het is sowieso de vraag hoe lang de stedelijke bevolking deze massale overdrachten naar de landbouw nog zal
accepteren.
Veel beter zou het zijn als de economie van het platteland zich direct op de (nieuwe) behoeften zou richten. Zorg dat stedelingen er
kunnen vinden wat ze in de stad missen, zie het boerenbedrijf als dienstverlening in plaats van voedselvoorziening. Natuurlijk zijn
kinderboerderijen in een stad nuttig om te laten zien hoe een schaap eruit ziet, maar grotere boerderijen buiten de stad kunnen meer laten
zien – en stedelingen recreatie op fietsafstand bieden. Ook zouden boerderijen overnachtingsaccomodatie kunnen bieden. In ZuidLimburg, waar dit al op grote schaal gebeurt, leidt dit tot het grapje dat ‘de boeren in plaats van varkens Hollanders gaan houden’, maar
het is overduidelijk dat dit voor zowel de varkens als de Hollanders een welvaartsverbetering inhoudt. Met legbatterijen en kalverkisten
is een dergelijke opzet natuurlijk niet te combineren, maar precies bij deze vorm van landbouw is het de vraag of Nederland er een
comparatief voordeel heeft. Ondertussen is er een, geringe maar wel koopkrachtige, vraag naar voedselproductie die uit de anonimiteit
gehaald wordt, waarbij het weer bekend is wie de producent is. Zo verkoopt de Natuurwinkel op de Haarlemmerdijk in Amsterdam sinds
enkele maanden, nadat Albert Heijn biologische melk in het assortiment heeft opgenomen, melk waar naam en adres van de boerderij op
staan. Bij vlees, waar de angst voor manipulatie groter is, is zoiets natuurlijk ook goed denkbaar.
Voor de overheid liggen er bij dit alles twee taken. Ten eerste het financieel stimuleren van dergelijke ‘gewenste’ activiteiten, onder
andere door de subsidie op eindeloze productie te vervangen door bijvoorbeeld investeringssteun bij het ‘openstellen voor publiek’. En
ten tweede door landelijk gebied te beschermen tegen oprukkende graafmachines. Want dat de totale oppervlakte voor de landbouw en
het landelijk gebied afneemt, is niet meer dan een logisch gevolg van economische en technische ontwikkelingen. Maar of dat er ook toe
leidt dat cultuurlandschappen geheel verdwijnen in ‘schemerzones’ waar altijd uitzicht is op een snelweg of een woonwijk, daar zijn we
zelf bij. Dat te voorkomen, is een van de opgaven voor het ruimtelijke beleid.

1 Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1996. Daarnaast heb ik inspiratie ontleend aan P. Kuypers,
Los van de grond, NRC Handelsblad, 4 juli 1998.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur