Ga direct naar de content

Kosten en baten van een passende baan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 21 1999

Kosten en baten van een passende baan
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. den (auteur)
Hoogleraar aan de Vrije Universiteit en lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsb eleid.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4215, pagina 586, 13 augustus 1999 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid

Waarom is in de meeste Europese landen de werkloosheid in de afgelopen decennia flink gestegen, en in de Verenigde Staten niet?
Waarschijnlijk is dit de meest prangende vraag waarover de arbeidseconomen zich momenteel het hoofd breken. Vele verschillen in
het beleid zijn als mogelijke verdachten aangemerkt, maar de ware schuldige is nog niet gevonden. Een recent nummer van de
Economic Journal doet, met twee artikelen over de redenen voor deze verschillen in werkloosheid, een nieuwe poging 1.
In beide gevallen wordt als schuldige de sociale zekerheid aangewezen. In de Europese landen is een uitgebreid stelsel van sociale
zekerheid tot stand gebracht, terwijl deze voorzieningen in de Verenigde Staten veel beperkter zijn. Nu is het op zich niet nieuw dat de
sociale zekerheid, of meer in het algemeen het verschil in flexibiliteit van de arbeidsmarkt, verantwoordelijk wordt geacht voor de hogere
werkloosheid in Europa. De analyse in beide artikelen is echter wel nieuw, en ontleend aan de theorie van de evenwichts-zoekmodellen.
De verklaring voor het verschil is dan de grotere spreiding in de benodigde vakbekwaamheden die zich in de afgelopen periode zowel in
de Verenigde Staten als in Europa heeft voorgedaan. Deze specifieke vorm van een technologieschok waarbij opleidingsverschillen
worden geaccentueerd, heeft namelijk een andere uitwerking in een land met veel sociale zekerheid dan in een land met weinig sociale
zekerheid.
De essentie is dat de werklozen in een land met goede sociale zekerheid langer de tijd hebben om een bij hun bekwaamheden passende
baan te vinden dan wanneer men werkloos is zonder goede sociale voorzieningen. Een goede sociale zekerheid maakt werkgevers en
werknemers kieskeuriger bij het tot stand komen van een koppeling (‘match’). Wanneer de spreiding van de benodigde
vakbekwaamheden bij invulling van vacatures toeneemt, wint dit mechanisme aan belang en stijgt in het geval van een goede sociale
zekerheid de werkloosheidsduur. Aldus neemt de werkloosheid toe. Het voordeel ten opzichte van een situatie met slechte sociale
zekerheid is daarentegen dat de kwaliteit van de koppeling beter is en dat bij geslaagde koppelingen de vakbekwaamheden van de
werknemers beter worden benut en de productiviteit dus ook hoger is. Dit laatste heeft een gunstig effect op de baancreatie.
De in de beide artikelen gehanteerde modellen verschillen in die zin dat Mortensen en Pissarides uitgaan van een volledig
gesegmenteerde arbeidsmarkt voor twee opleidingsniveaus, terwijl het model van Marimon en Zilibotti juist binnen dezelfde arbeidsmarkt
alle mogelijke koppelingen tussen heterogene banen en werknemers met verschillende bekwaamheden toelaat. De beschreven
mechanismen en uitkomsten verschillen echter niet ten principale van elkaar. Gecalibreerde versies van de modellen waarin realistische
waarden voor de parameters zijn ingevuld, blijken in staat om de feitelijk opgetreden verschillen tussen de arbeidsmarktontwikkelingen in
de Verenigde Staten en Europa goed te verklaren. Zo laten Mortensen en Pissarides zien dat wanneer in de Verenigde Staten hetzelfde
niveau van werkloosheidsuitkeringen en eenzelfde ontslagbescherming zou hebben gegolden als in Europa, de grotere spreiding van
benodigde vakbekwaamheden ongeveer dezelfde werkloosheidseffecten en spreiding van beloningen zou hebben opgeroepen als in
Europa. Volgens de berekeningen van Marimon en Zilibotti is de werkloosheidsduur in een economie met goede sociale zekerheid
weliswaar hoger dan wanneer Amerikaanse omstandigheden gelden, maar ook neemt de productiviteit sterk toe vanwege de betere
koppelingen na de technologieschok. Bovendien toont het model van Marimon en Zilibotti dat niet alleen de werklozen beter af zijn in
een land met goede sociale zekerheid, maar ook een groot deel van de laagbetaalde werknemers. Daarentegen is de goede sociale
zekerheid ongunstig voor de gelukkigen die dankzij een goede koppeling veel verdienen.
Hierbij zij opgemerkt dat geen risicomijdend gedrag wordt verondersteld, zodat uit dien hoofde een goede sociale zekerheid geen
welvaartsvoordeel oplevert. Een andere belangrijke beperking van beide modellen is dat er geen baan-baanmobiliteit is, zodat men eerst
werkloos moet zijn voordat men een nieuwe baan gaat zoeken. Baan-baanmobiliteit zou de mogelijkheid bieden om vanuit een slecht
passende baan naar een goed passende baan te zoeken. Meer in het algemeen heeft de bewijsvoering van de modelsimulaties slechts
één mogelijke schuldige aan de werkloosheidsverschillen op het oog en gaat deze voorbij aan de vraag of er ook medeplichtigen zijn.
Helaas heeft ons poldermodel met een goede sociale zekerheid en relatief weinig werkloosheid geen plaats gekregen in de simulatieexperimenten van beide artikelen. Wellicht is in dit verband toch het loonmatigingsbeleid van belang en is het de vakbondspreferentie
van werk boven inkomen die verantwoordelijk is voor de polderreactie op een grotere spreiding van de benodigde vakbekwaamheden

1 D.T. Mortensen en C.A. Pissarides, Unemployment responses to ‘skill biased’ technology shocks: the role of labour market policy, The
Economic Journal, 1999, blz. 242-265; R. Marimon en F. Zilibotti, Unemployment vs. mismatch of talents: reconsidering unemployment

benefits, The Economic Journal , 1999, blz. 266-291.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur