.
Reactie en naschrift ESB
Reactie op en naschrift bij:
Het bruto gemeentelijk product
A
berekeningswijze wordt het product
ls belangstellende in de
van de grote en middelgrote steden
voortÂ
gang van het bruto
gerlof rienstra
toegedeeld naar rato van de werkgestedelijk product heb ik met
Senior partner bij Ecorys
legenheid in die gemeenten. Marlet et
veel plezier het artikel ‘Het bruto geal. geven in hun artikel aan dat door
meentelijk product’ in ESB van 28
juni, gelezen (Marlet et al., 2013). In dit artikel wordt een mij ten onrechte werd aangenomen dat de gemiddelde pronieuwe berekeningswijze geïntroduceerd voor de bepaling van ductiviteit binnen een COROP-gebied hetzelfde zou zijn.
het bruto gemeentelijk product (bgp), het totaal van de toe- Als alternatief geven zij een berekening van de productie per
gevoegde waarde van bedrijven en instellingen in gemeenten. inwoner. Ook deze methode is echter niet zonder problemen,
Zulke cijfers worden door het Centraal Bureau voor de Sta- aangezien het veronderstelt dat de in een gemeente woonachtistiek tot nu toe alleen op een relatief hoog regionaal schaal- tige bevolking ook volledig in de eigen gemeente werkt, de
niveau gepubliceerd, op basis van de zogenoemde COROP- samenstelling van de bevolking tussen beroepsbevolking en
gebieden (Nederland verdeeld in veertig regio’s), die voor een niet-beroepsbevolking – bijvoorbeeld veel jeugd, studenten of
aantal grote regio’s nog nader zijn onderverdeeld. Alleen voor ouderen – niet verschilt en er geen sprake is van inkomende
Amsterdam zijn de gegevens op het niveau van de gemeente pendel vanuit andere gemeenten. Dat is de reden waarom voor
het door mij geformuleerde bruto stedelijk product is gekozen
beschikbaar.
Gegevens over productie, werkgelegenheid en bevolking wor- voor de werkgelegenheid als ‘verdeler’. Het bruto stedelijk proden vaak gebruikt om de agglomeratiekracht van steden en re- duct en de werkgelegenheid worden namelijk beide gemeten
gio’s te kunnen vaststellen. Deze kan op verschillende manie- op de werkplek (werkgemeente) en zijn dus zonder meer toe
ren worden gemeten, zoals blijkt uit mijn ESB-artikel uit 2003 te wijzen aan de betreffende gemeente. De verschillen in de
(Rienstra, 2003) waarin ik aangeef hoe tot een bruto stedelijk productie per inwoner tussen (woon)gemeenten in hetzelfde
(gemeentelijk) product te komen. In de door mij aangegeven COROP-gebied bieden derhalve schijnexactheid.
I
gedeeld door het aantal inwoners van
n zijn reactie op ons artikel over
die gemeente. Op die manier is gecorhet bruto gemeentelijk product
gerard marlet
rigeerd voor omvang van de gemeente,
(bgp) wekt Rienstra ten onrechte
Directeur van Atlas voor Gemeenten en onen kan worden ingeschat welke plekde indruk dat wij voor het ruimtelijk
derzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen
ken in Nederland het meest aantrekverdelen van de productiestatistieken
kelijk zijn voor de productiviteit van
van het CBS gebruikmaken van de inkomensverschillen tussen inwoners van gemeenten. Dat zou – bedrijven. Dat bgp per inwoner is volgens ons een betere inzoals Rienstra terecht opmerkt – een problematische benade- dicator voor de staat van de lokale economie dan de ‘werkgering zijn, omdat vaak meer dan de helft van die inwoners niet legenheidsquote’ (het aantal banen in de gemeente gedeeld
in de eigen woonplaats werkt, en dus in een andere gemeente door het aantal inwoners van die gemeente) die vaak wordt
gebruikt.
bijdraagt aan de productie.
Net als Rienstra zelf doet (Rienstra, 2003), zijn de lokale pro- In het bgp per inwoner wordt niet alleen gekeken naar verductiecijfers die wij in ons artikel gebruiken gebaseerd op een schillen in het aantal banen per inwoner, maar ook naar prodeaggregatie van de brp-cijfers van het CBS, die gemaakt is ductiviteitsverschillen tussen die banen. Op die manier heeft
met gegevens over de locatie van bedrijven. Om zo goed mo- de indicator naar ons idee de meeste beleidsrelevantie voor logelijk rekening te kunnen houden met productiviteitsverschil- kale bestuurders, en worden lokale verschillen geprononceerd
len tussen banen bij bedrijven uit dezelfde sectoren, maar op duidelijk. Uit ons artikel blijkt op basis van die indicator bijverschillende locaties – zoals het verschil tussen een hoofdkan- voorbeeld dat in Almere, gegeven de omvang van de gemeente,
toor van een bank in Amsterdam en een callcenter van diezelf- relatief weinig wordt geproduceerd, en in Haarlemmermeer
de bank in Abcoude – is daarbij gebruikgemaakt van gedetail- (vanwege Schiphol) relatief veel.
leerde cijfers over verschillende kenmerken van die bedrijven
op een zeer laag schaalniveau; niet alleen de sector waaronder
ze vallen, maar ook de activiteiten die er worden uitgeoefend Literatuur
en de omvang van die bedrijven.
Rienstra, G.U. (2003) Steden staan sterker in hun schoenen. ESB,
Het op die manier bepaalde bgp is in ons artikel per inwoner 88(4404), 260-262.
per gemeente gepresenteerd. Dit is dus de totale toegevoegde Marlet, G.A., F. Otto, R.H.F. Ponds (2013) Het bruto gemeentelijk prowaarde van de productie van alle bedrijven in de gemeente duct. ESB, 98(4663), 390-393.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4668) 13 september 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
563