Ga direct naar de content

Grotere woon-werkafstand bij hoger inkomen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 13 2013

De behoefte aan woonruimte buiten de stad groeit naarmate het inkomen stijgt, zo blijkt uit Duitse gegevens over de woon-werk afstand in relatie tot het inkomen.

Ruimtelijk ESB

ruimtelijk

Grotere woon-werkafstand
bij hoger inkomen
De invloed van het inkomen van huishoudens op woon-werkafstand in Duitsland blijkt gemiddeld positief, maar qua omvang beperkt. Dit wijst op een groeiende behoefte aan woonruimte buiten
de stad bij een toenemend gemiddeld inkomen.

eva gutiérrezi-Puigarnau
Wetenschappelijk
medewerker bij het
Centraal Planbureau
en onderzoeker aan
de Vrije Universiteit
Amsterdam

G

egeven een werklocatie heeft het inkomen
van een huishouden verschillende effecten op de keuze van een woonlocatie. Tijd
wordt kostbaarder voor mensen als hun inkomen stijgt, waardoor het voor hen aantrekkelijker wordt om dichtbij hun werkplek te wonen. Maar
die werkplek is vaak een centrale locatie in de stad, waar de
huizen kleiner zijn en dichter op elkaar staan. Dit is in strijd
met de voorkeur van mensen met een stijgend inkomen voor
een ruimere woning in een rustige omgeving. Dit soort woningen is meestal te vinden in de buitenwijken. De literatuur
suggereert dat op basis van deze twee factoren huishoudens
met een hoger inkomen zich per saldo meestal in buitenwijken vestigen (Nechyba en Walsh, 2004).
Er is echter nog een derde factor in het spel. Naarmate
inkomen stijgt, neemt ook de vraag naar stedelijke voorzieningen toe. Een grote stad, vooral in Europa, biedt veel voorzieningen, zoals restaurants, bioscopen, theaters, historische
gebouwen, musea, enzovoort. Glaeser et al. (2001) stellen dat
de aantrekkingskracht van (binnen)steden steeds meer bepaald wordt door dit soort voorzieningen, in plaats van door
de nabijheid van banen.
Het effect van een stijging van het inkomen op de afstand tot het centrum kan dus positief of negatief zijn. Voor
een verkenning van de toekomst waarin stijgende welvaart
wordt geprojecteerd, is het belangrijk inzicht te hebben in
het netto-effect van bovenstaande drie mechanismen en de
resulterende individuele voorkeuren. Om inzicht te geven
in de vraag welke voorkeur dominant is, is het zinvol om te
kijken naar langetermijnveranderingen van het inkomen van
huishoudens. Op de lange termijn passen huishoudens hun
voorkeuren aan, gebaseerd op het welvaartsniveau.

Empirische analyse

De aandacht gaat uit naar huishoudens in Duitsland omdat er
meer relevante gegevens over beschikbaar zijn dan over huishoudens in Nederland. Gebruikt wordt de zogeheten SOEPdataset, die sociaal-economische karakteristieken van Duitse
huishoudens bevat, over de periode 1990–2010. Het vinden
van geschikte controlevariabelen voor niet-geobserveerde
werknemerskarakteristieken is essentieel om het effect van
huishoudinkomen op de woon-werkafstand zuiver te schatten. Ook is het noodzakelijk rekening te houden met de mogelijkheid van een omgekeerde causaliteit: mensen met een
langere woon-werkafstand verdienen mogelijk meer doordat
ze bijvoorbeeld gecompenseerd worden door de werkgever.
Er is gebruikgemaakt van paneldata, zodat mensen gevolgd kunnen worden in de tijd. Dit betekent dat het probleem

Omgekeerde causaliteit

kader 1

Ook als de werkgever niet verandert kan er nog sprake zijn
van omgekeerde causaliteit, bijvoorbeeld als een reiskostenvergoeding verandert. Beleidsmaatregelen van bijvoorbeeld de rijksoverheid kunnen soepeler of strenger worden. Als variatie in de beleidsmaatregelen systematisch is,
dan wordt die variatie gecontroleerd door het gebruik van
jaardummy’s. Maar waarschijnlijk is die variatie niet systematisch en zal deze dan willekeurig invloed uitoefenen op
de gemiddelde verandering in het inkomen. Dit betekent
dat het geschatte effect van inkomen op de woon-werkafstand lager kan zijn dan het werkelijke effect. Om het
causale effect van inkomen aan te tonen, wordt het effect
op de woon-werkafstand geïdentificeerd aan de hand van
veranderingen in het inkomen van de echtgenoot en een
tweetraps-IV-model. Een Hausman-endogeneity-test, die
de geïdentificeerde coëfficiënten op basis van OLS en het
IV-model vergelijkt, suggereert dat niet-systematische
variatie in de regelingen geen rol lijkt te spelen bij het geschatte effect van inkomen op de woon-werkafstand.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4668) 13 september 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

561

ESB Ruimtelijk

Het effect van inkomen op de woon-werkafstand
Model 1
Alle huishoudens
Huishoudeninkomen

0,083*

Model 2
Eenverdieners
0,023

tabel 1

Model 3
Tweeverdieners
0,139**

Eenverdieners (dummy)

Ja

Sociaaldemografische
kenmerken

Ja

Ja

Ja

Jaardummy’s

Ja

Ja

Ja

N

6269

2522

3747

R2

0,038

0,024

0,047

*/** Significant op respectievelijk tien en vijf procent

van niet-geobserveerde werknemerskarakteristieken vrijwel
verdwijnt. Met name wordt onderzocht of de veranderingen in
afgelegde afstand van werknemers die over een langere periode
niet van baan veranderen (positief of negatief ) samenhangen
met veranderingen in het huishoudinkomen van de werknemer. Voor de gekozen groep van werknemers zijn veranderingen in de afstand het gevolg van een verhuizing en kan omgekeerde causaliteit bijna uitgesloten worden (kader 1).
Een substantiële verandering in het inkomen van huishoudens zal in het algemeen leiden tot een verandering in de
gewenste woonlocatie, maar niet tot een verhuizing, omdat de
verhuiskosten hoog zijn (Weinberg et al., 1981). Aangezien
we geïnteresseerd zijn in het langetermijneffect, schatten we
het inkomenseffect enkel voor huishoudens die daadwerkelijk
verhuisd zijn gedurende de langste waargenomen periode in
de dataset waarbij de werknemer niet van baan verandert (gemiddeld 4,2 jaar). Hiermee voorkomen we dat het geschatte
effect van inkomen een fout met een gemiddelde afwijking
richting nul (geen effect) krijgt.
Tabel 1 toont de resultaten van een regressie van veranderingen in de logaritme van het inkomen van huishoudens, op
veranderingen in de logaritme van de individuele woon-werkafstand en overige controlevariabelen. Het effect is geschat op
basis van de kleinste-kwadratenmethode (OLS). De controlevariabelen in de verschillende specificaties zijn jaardummy’s

en over tijd variërende sociaal-demografische kenmerken: het
hebben van een partner en de eventuele aanwezigheid van en
aantal kinderen in een huishouden. Uit de schattingsresultaten blijkt dat het netto-effect van het inkomen van huishoudens op de woon-werkafstand positief maar getalsmatig klein
is. Dit effect is hetzelfde voor verschillende specificaties, zoals
het wel of niet opnemen van sociaal-demografische kenmerken. Voor huishoudens waarvan het inkomen verdubbelt,
neemt de woon-werkafstand op de lange termijn met gemiddeld een kilometer toe. Het effect van inkomen op de woonwerkafstand kan verschillen tussen een- en tweeverdieners.
Deze twee groepen kunnen verschillen in hun vraag naar
woonruimte en stedelijke voorzieningen. Tabel 1 toont de
resultaten van het model dat is geschat voor respectievelijke
eenverdieners (model 2) en tweeverdieners (model 3). Het
geschatte effect van inkomen op de woon-werkafstand is sterker voor tweeverdieners.
Om het effect van inkomen op de woon-werkafstand
verder te bestuderen, kan voor de tweeverdieners een mogelijk onderscheid worden gemaakt tussen het effect van individueel inkomen en dat van de partner. Dit is de reden dat
het model voor tweeverdieners ook is gespecificeerd met de
twee soorten inkomen als aparte verklarende variabelen. De
resultaten van deze gevoeligheidsanalyse tonen aan dat beide
soorten inkomen een positief en ongeveer gelijk effect hebben op de woon-werkafstand (Gutiérrez-i-Puigarnau en Van
Ommeren, 2013).
Verder kan het effect van individueel inkomen op de
woon-werkafstand ook afhankelijk zijn van veranderingen
in het aantal gewerkte uren of in het loon. In de gevoeligheidsanalyse zijn het aantal gewerkte uren en het loon ook als
aparte verklarende variabelen opgenomen. Het effect van inkomen op de woon-werkafstand zoals gepresenteerd in tabel
1 is robuust voor deze verschillende specificaties.
Een relatief sterk effect voor tweeverdieners is niet verrassend, aangezien eenverdieners minder vaak een partner
en kinderen hebben, zodat eenverdieners eerder kiezen voor
luxere appartementen in plaats van een ruimere woning.
Daarnaast tonen Gautier et al. (2010) in een onderzoek onder
de Deense bevolking aan dat eenverdieners meer profiteren
dan tweeverdieners van een hogere stedelijke dichtheid. Dit
biedt meer mogelijkheden om een potentiële partner te vinden. Koppels, met of zonder kinderen, verhuizen daarentegen
vaak de stad uit.
Conclusie

Literatuur
Gautier P.A., M. Svarer en C.N. Teulings (2010) Marriage and the city: search frictions and
sorting of singles. Journal of Urban Economics, 67(2), 206–218.
Glaeser E.L., J. Kolko en A. Saiz (2001) Consumer city. Journal of Economic Geography, 1(1),
27–50.
Gutiérrez-i-Puigarnau E. en J.N. van Ommeren (2013) Do Rich Households Live Farther Away
from their Workplaces? CPB Discussion Paper, 244.
Nechyba, T. en R. Walsh (2004) Urban sprawl. The Journal of Economic Perspectives, 18(4),
177–200.
Weinberg D., J. Friedman en S. Mayo (1981) Intraurban residential mobility: the role of transactions costs, market imperfections, and household disequilibrium. Journal of Urban Economics, 9(3), 332–348.

562

Het inkomen van huishoudens blijkt gemiddeld genomen
een beperkt positief netto-effect te hebben op de woon-werkafstand in Duitsland. Dit effect moet geïnterpreteerd worden
als het gecombineerde totale effect van de effecten van een
grotere vraag naar woonruimte, een belangrijker tijdscomponent van transportkosten, en een toename in de vraag naar
stedelijke voorzieningen.
Wanneer dit effect op Nederland wordt geprojecteerd
betekent dit, ceteris paribus, dat een toename in het gemiddelde inkomen leidt tot meer vraag naar woningen buiten de
stad. Getalsmatig is dit effect echter beperkt. Daarnaast is het
effect niet per definitie gelijk voor elke stad. De diversiteit in
de aantrekkelijkheid van steden, zoals Amsterdam met zijn
vele musea, speelt ook een rol.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4668) 13 september 2013

Auteur