Overvloed en onbehagen
A.J. Dunning
De Britse historicus Simon Schama,
nu in Harvard werkzaam en zonder wortels in onze samenleving, schreef enkele jaren geleden een briljant boek, The
embarrassment of riches, met als ondertitel: een interpretatie van de Nederlandse beschaving in de gouden eeuw.
De Nederlandse vertaling kreeg als treffende titel Overvloed en onbehagen.
Schama beschrijft hoe onze gouden
eeuw werd gekenmerkt door een plotselinge welvaart, “an ordeal of prosperity”, die ons Calvinistische geweten
voor de vraag stelde hoe er in verantwoordelijkheid mee om te gaan, rentmeesterte zijn over het onverwachtverkregene. Hij ziet als kern van onze samenleving net dilemma van moraliteit
en rijkdom op een en hetzelfde moment
en trekt in zijn laatste hoofdstuk de lijnen door naar vandaag. Onze morele
problemen en onze rijkdom worden ook
uitgebeeld in onze gezondheidszorg, bij
abortus en euthanasie, bij reageerbuisbevruchting en transplantatiegeneeskunde, bij de inrichting van ons stelsel
van ziektekostenverzekering, bij het bepalen van de grens van ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Mijn stelling is dat de overvloed en
het onbehagen van de gouden eeuw
ook een kenmerk zijn van de relatie
tussen de Nederlandse samenleving en
de Nederlandse gezondheidszorg van
heden. Wij leven, naar de objectieve
maat van gezondheidsstatistiek, in
overvloed. Onze zuigelingensterfte is
de laagste en onze levensverwachting
vrijwel de hoogste ter wereld en wie
vandaag wordt geboren mag als jongetje op 73 jaar en als meisje op 80 jaar
levensverwachting rekenen. Onze samenleving kent vergelijkenderwijs weinig geweld of ongeval. Er is nog steeds
een goede verzekering tegen ziektekosten voor iedere Nederlandse burger,
deels naar draagkracht bekostigd, die
voor ieder zonder onderscheid de toegang verschaft tot een zorg van goede
kwaliteit, ook al komen de grenzen in
zicht en de kwaliteit in gevaar. We hebben in Nederland vrijwel alle hoge technologie ter beschikking en waar het
hartchirurgie of nierfunctievervanging
betreft, zijn wij ook naar omvang koplopers in Europa. Een op de vijfhonderd
Nederlanders beschikt over een artsdiploma en het aanbod van zorg, dat
soms mede de vraag bepaald, is dan
ook groot en gevarieerd.
De overvloed van gezondheid en gezondheidszorg wordt subjectief echter
anders ervaren, voor zover die subjec-
ESB 31-10-1990
tiviteit in maatengetal isweertegeven.
Er is bij alle overvloed een onbehagen
over eigen gezondheid, een streven en
verwachting van meer en beter. Zo bezoekt bijna driekwart van de bevolking
eenmaal per jaar de huisarts en heeft
37 procent jaarlijks contact met een
specialist. Hoewel het geneesmiddelengebruik in Europese vergelijking sober is, blijkt in een meetperiode van
twee weken 28 procent van de steekproef een geneesmiddel op recept te
gebruiken en 20 procent een middel
zonder recept.
Ons ziekteverzuim, weer stijgend tot
boven de acht procent, hoort tot het
hoogste in Europa, met een gemiddelde
duur van 22 dagen verzuim per jaar.
Ons land kent op een bescheiden beroepsbevolking 800.000 arbeidsongeschikten, waarvan het bestand jaarlijks
met tien procent groeit. Velen menen
dat door medicalisatie een maatschappelijk probleem – de aanpassing aan
veranderende en veeleisende arbeid wordt afgekocht door arbeidsongeschiktheidsverklaring van degenen die
niet willen of kunnen.
Als het Sociaal en Cultureel Planbureau ons ondervraagt over onze gezondheid, dan geldt die als het hoogste
goed, maar een derde van alle ondervraagden op middelbare leeftijd en
meer dan veertig procent van onze bevolking boven de 65 jaar waardeert de
eigen gezondheid als minder dan goed.
Naast 32.000 arisen kennen wij 4.000
alternatieve genezers, met naar schatting een 400.000 patienten, waarbij een
op de vijf alternatieve genezers ook het
artsdiploma bezit. Het geschatte jaarbedrag dat daarbij omgaat wordt in
grootte gelijk geacht aan de rijksbijdrage voor onderzoek en onderwijs van
medische faculteiten in academische
ziekenhuizen, te weten 600 miljoen gulden.
Kortom, er is een overvloed aan zorg
en onbehagen over eigen gezondheid.
Het is niet zo gemakkelijk om al generaliserend daarvoor een verklaring te
geven maar er zijn er enkele mogelijk.
De kloof tussen verwachting en ervaring, in ziekte en gezondheid is er een
van. Wij verwachten voor onszelf te alien tijde een optimale gezondheid en
zijn in dat streven teleurgesteld als de
geneeskunde daaraan niet kan voldoen. In onze zelfontplooiing is gezondheid een ideaal geworden in het najagen van persoonlijk levensgeluk en
wordt onze levensvervulling in dit eenmalige bestaan gezocht, zonder ziekte,
gebrek of lijden. De beeldvorming van
ons gezondheidsstreven wordt weerspiegeld in de media, die ons voorhouden dat wijzelf, in levensstijl, gedrag en
voorkeur onze gezondheid kunnen maken en breken.
Gezondheid is dan ook geen bezit of
geschenk maar een dagelijkse bezorgdheid en verovering. Levend in het
gezondste land van Europa beleven wij
onszelf niet als gezond en de ontwikkeling van onze gezondheidszorg, regulier of alternatief, bevordert die merkwaardige beleving, gesteund door de
media. Die preoccupatie met gezondheid en ziekte in het alledaagse bestaan, is een luxe-probleem, onbehagen in overvloed, ontstaan bij gebrek
aan andere uitdagingen.
1011