Ga direct naar de content

Over metaforen in de economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 23 1984

Over metaforen in de economicPROF. DR. J. PEN *lemand zegt: ,,De economic is een koele wetenschap, diegeen boodschap heeft aan metaforen. Ons vak is een combinatie van logica en empirie, wij zoeken naar verifieerbare offalsifieerbare hypothesen en de metafoor, die immers verwijst naar iets alsof het iets anders was, werkt daarbij alleenmaar storend. Wie beweert dat Piet een ezel is of de wereldeen pijp kaneel, beweert iets dat van stond af aan niet klopt.Zulke beweringen verlagen het niveau van de verifieerbaarheid en de falsifieerbaarheid. Een metafoor is strikt genomenonwaar en onstrikt genomen halfwaar. Aan onwaarheden enhalve waarheden heeft de wetenschap geen behoefte. Latenwij dus de metaforen vermijden.”Bovenstaande stelling staat tussen aanhalingstekens omhaar in twijfel te kunnen trekken. Zeker, er bestaan economen die zo denken en zij bevinden zich in eerbiedwaardig gezelschap – bij voorbeeld in het gezelschap van Locke, wanthet probleem is al oud. Maar zij lijken op juffrouw Laps, diegeen zoogdier wilde wezen, en op monsieur Jourdan, die ervan opkeek toen iemand hem vertelde dat hij proza sprak; zijhet dan dat de laatste aangenaam getroffen was en de eersteniet. Economen gebruiken metaforen bij het leven. Ik hebdat fijntjes ingebouwd toen ik de bovengeciteerde vakgenooteen metafoor in de mond legde – de lezer moet maar evennakijken waar dat gebeurd is.Goed, kan de geciteerde purist tegenwerpen, economen gebruiken wel eens metaforen, maar dat is geen reden om dezepraktijk goed te keuren. Het blijven insluipsels. Ze gevenmisschien wel iets levendigs aan de betoogtrant, maar zulkeornamenten horen toch eigenlijk thuis in de retoriek. Hetzijn trues om het publiek mee te krijgen, of om de opponentomver te praten, maar bij het zoeken naar de waarheid zijnde metaforen hinderlijk. Ze brengen ons op een dwaalspoor.Wie, zoals Foucauld, beweert dat de maatschappij eigenlijkeen gevangenis is, is een zwetser en een leugenaar. Laten wede metaforen, waar we ons zelf op betrappen, uitdrijven metpek en zwavel. Opdat de wetenschap zuiver blijve.Nu, dat is een standpunt. Maar wel een beetje een armoedig standpunt, want er zal veel moeten worden uitgedreven,uit de economic. Overgeleverde leerstukken mogen niet langer bij hun oude naam genoemd worden. De OnzichtbareHand bij voorbeeld; die zal misschien kunnen worden aangeduid als een cybernetisch systeem, of een systeem dat homeostase vertoont, en zulke uitdrukkingen missen toch iets vande charme, en eigenlijk ook wel van de inhoud, van de oudemetafoor. De Kringloop moet ook weg, met zijn impulsen enzijn lekken en zijn sterke suggestie dat de stroom geregeldkan worden door aan de kranen te draaien (Ecocirc). Zelfshet Evenwicht wordt verdacht, iets dat door post keynesianen misschien wordt toegejuicht, maar hoe kunnen we de onevenwichtigheden waar deze laatste school zo in is ge’interesseerd, doen uitkomen als we ze niet afzetten tegen het evenwicht? Het woord Groeipad is misschien ook taboe en deschoksgewijze afwijkingen ervan dus ook. Wat overblijft isde algebra, en de specificatie van de vergelijkingen, en hetzoeken naar de numerieke waarde van de parameters. Deeconomic blijft na deze beeldenstorm achter als een enigszinskaal vak. Exact maar kaal.Om de mate van kaalslag te beseffen moeten we ons realiseren hoe rijk het ongeweten geestesleven van de economicmet metaforen is doorschoten. Ze zitten daar niet zomaar.Ze zijn aan het werk. Daarom is de opvatting onjuist dat hetslechts ornamenten zouden zijn in de taal van de orator. Metaforen zijn op zijn minst 66k nog bronnen van inspiratie. Demetafoor houdt een uitnodiging in om de dingen en de samenhangen in een bepaald licht te zien. Dat kan, in intellectueel opzicht, produktief werken. Wie eenmaal het beeld vande Onzichtbare Hand of van de keynesiaanse Waterleiding inhet onderbewustzijn heeft zitten wordt geprikkeld tot een researchprogramma dat deze metafoor waar maakt. Als dat researchprogramma wetenschappelijke vruchten afwerpt, inde zin van toetsbare hypothesen, is het beeld, hoezeer ookletterlijk vals, toch ergens goed voor geweest. Ik denk datzelfs een purist dit wel zal willen toegeven, net zoals strengepositivisten soms toegeven dat Paul Feyerabend, die methodologische anarchist, een klein beetje gelijk heeft als hij wijstop het chaotische en het poetische karakter van de creativiteit1). In het onderbewuste rommelt en spookt het. Daarvanprofiteert niet alleen de dichtkunst maar ook de wetenschap.Maar wat er ten slotte aan wetenschappelijks uitrolt moet detoets van de wetenschappelijke methode doorstaan. Danwordt de metafoor verlaten en komen we in het rijk van defalsificatie. Op dat terrein heeft Feyerabend weinig zinnigs inte brengen – hij wil alle remmen losgooien en de wetenschapverkopen aan de goochelaars en de zwendelaars.Jawel, dat vind ik ook, maar er is toch meer aan de hand.In dat onderbewuste van de economic is niet alleen de chaotische creativiteit aan het werk, maar er speelt zich ook nogwat anders af. Daar leven ook de beelden, en de metaforen,die met elkaar onze kijk op de samenleving bepalen. Die samenleving is een projectie van onszelf. Noem het een gestalte. Geloof, hoop en liefde werken daaraan mee, en hun tegendelen: ongeloof, wanhoop en haat. Niets mee te maken,in de wetenschap, hoor ik zeggen? Wie dat meent heeft tochweinig begrepen van de manier waarop mensen denken, eneconomen zijn ook mensen, net zo goed als juffrouw Lapseen zoogdier was. Economen denken niet alleen in termenvan produktiefuncties (trouwens ook al een metafoor, metdie vreemde kapitaalgoederenvoorraad erin, die uit jellybestaat, of uit leets of uit putty) en consumptiefuncties en investeringsfuncties en vraag- en aanbodfuncties; zij denkenniet alleen in termen van prijselasticiteiten, inkomenselasticiteiten, rente-elasticiteiten, loonelasticiteiten; in termen vanmultiplicatoren en acceleratoren. Al deze functies en parameters vormen met elkaar een structuur, en voor welke structuur wij – onbewust? – kiezen wordt niet alleen bepaalddoor de uitkomsten van econometrisch onderzoek. Zulk onderzoek is en blijft brood- en broodnodig, de structurenmoeten stellig kwantitatief worden bepaald, maar de Gestalthangt mede af van de beelden en de metaforen. De emotiesdoen mee. Men kan dat betreuren, maar daar wordt het nietanders van.* De schrijver, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, heefthet genoegen gehad twee andere werknemers van die installing te ontmoeten die specialisten zijn op het onderhavige terrein. Hij heeft veelvan ze geleerd en met name ook van hun boeken, te weten: J.J.A.Mooy, A study of metaphor, Amsterdam, 1976 en: F.R. Ankersmit,Narrative logic, a semantic analysis of the historian’s language, DenHaag, 1983. Zij zijn uiteraard niet verantwoordelijk voor mijnopvattingen.1) P. Feyerabend, Against method, outline of an anarchistic theoryof knowledge, Londen, 1975.538i Hetzelfde kan ook anders worden gezegd. Economen, envoor als we een verhaal gaan vertellen — het verhaal kan im-zelfs de puristen onder hen, vertellen graag een verhaal. Overmoreel zijn. Omdat metaforen nauw verbonden zijn met dewat belangrijk is in deze maatschappij en wat niet. Over denarratieve economiebeoefening roepen ze hun eigen ethischerelevantie van bepaalde waarnemingen. Over de manierproblemen op. Er bestaan kwalijke metaforen, die leiden totwaarop de boel in elkaar zit. Over de historische ontwikkeling van de maatschappij, tot nu toe, en over hoe het verderzal gaan (dit laatste natuurlijk alleen in kleine kring, sinds hetvoorspellen zo verdacht is geworden). En ook omvat dat verhaal iets, al is het nog zo impliciet, over onze eigen plaats indie maatschappij. Dat laatste hoort namelijk bij ons zelfbeeld. Economen hebben meestal een zelfbeeld, net als andere mensen. Noem het een identiteit. Deze identiteit omvatook economische relaties. leder verhaal dat wij over de eco-stuitende verhalen, verteld door slechte mensen.De marxistische metafoor van het slagveld is hiervan eenpakkend voorbeeld. Des te pakkender omdat de Marxistenniet alleen een verwerpelijke kijk op het kapitalisme hebben,maar bovendien in eigen huis, onder het ,,werkelijk bestaande socialisme”, op immorele wijze omspringen met andersdenkenden. Die dingen hangen met elkaar samen. Maar omgekeerd zijn ook die verhalen en die metaforen slecht die denomische samenhangen vertellen, zegt iets over de verteller.realiteit verharmlosen. leder moet voor zich zelf uitmakenIn deze verhalen speelt de metafoor een rol. Soms een ondergeschikte en soms een overheersende, maar dat weten we pasals we erover hebben nagedacht. De meeste economen doendat niet. Ze vermijden het onderwerp of beschouwen het alsonwetenschappelijk. In deze geest bij voorbeeld MarkBlaug, die ,,storytelling” verwerpt op grond van de lage falsifieerbaarheid, maar zich daardoor afsnijdt van enige reflectie op de rol der metaforen 2). Een uitzondering is Kenneth Boulding, die niet alleen een boek heeft geschreven overde beelden (The Image, Ann Arbor, 1956) maar daarin zelfseen lans breekt voor een aparte interdisciplinaire wetenschap, de eiconics, die een metatheorie van de beelden zoumoeten verschaffen. Dat is er niet van gekomen.wanneer zoiets gebeurt. Het lijdt geen twijfel dat veel kritiekvan de post keynesianen op de neo-klassieke evenwichtssystemen wordt gei’nspireerd door het idee dat de neoklassiekenwezenlijke kanten van de moderne maatschappij onderbelichten – de multinational, de macht, de manipulatie. Lelijke dingen dus. Ook de post keynesianen ontwaren iets vaneen strijdtoneel, of een rollenspel – in elk geval een metafoor die slaat op een onrustige maatschappij, vol conflicten,vol mogelijkheden van een ongunstige afloop, maar minderdogmatisch en vooringenomen dan de Marxisten.Hoe geheel anders werkt de rustgevende metafoor van hetbos. De bomen en het andere gewas groeien organisch, inonderlinge ecologische samenhang. Ze bloeien en vergaan,maar het bos blijft eeuwig bestaan. Het bos groeit volgensSommige metaforen zijn dwingend. De maatschappij iseen strijdtoneel — wie dat gelooft ziet opeens een aantal verschijnselen in een helder licht. Er bestaan twee klassen die elkaar flink bij de keel hebben. De heersende klasse der kapitalisten ligt boven en perst de meerwaarde uit de onderliggendeklasse. De bovenbouw is crop gericht deze uitbuiting tebestendigen en te verdiepen. De wetten, het recht, de zogenaamde democratie, de ,,verzorgingsstaat”, het onderwijs,de universiteiten, de sport, de gemeentelijke vuilophaaldienst, het dient allemaal het belang van de bovenliggendeklasse. Er moet door de onderliggende klasse worden terug-een logistische curve. De groeivoet is gelijk aan de rentevoet.De tuinman moet er liefst afblijven, hoewel soms een beetjesnoeien en rooien wel eens heilzaam kan zijn. Wie dit beeld inzijn onderbewuste heeft zitten vertelt andere verhalen dan depost keynesianen.Nog weer anders ziet het systeem eruit wanneer wij gelovendat het economisch leven eigenlijk een soort vliegtuig is. Er iseen start naar ,,self sustained growth”. In de cockpit zittende mannen die voor de besturing zorgen, want er moet natuurlijk bestuurd worden. Hoewel, er bestaat ook nog zoietsgevochten.indebedrijven, indewijken, opdescholen — datals een automatische piloot. Die werkt soms wel en soms niet,is de wet van de klassestrijd. Dit verhaal valt haast niet te falsifieren. Het marxisme leent zich dan ook ternauwernoodvoor bestrijding binnen de traditionele wetenschap. Maarwij kunnen het verhaal wel verwerpen, zij het op anderegronden dan die a la Popper. Wie de maatschappij ziet alseen slagveld en oproept tot aanhoudende strijd is slecht. Hetis een slecht verhaal. De metafoor is slecht. Marxisten zijnslechte mensen. Wie deze draai in mijn gedachtengang volgtzal met schrik constateren dat metaforen en verhalen opeensworden onderworpen aan een morele beoordeling — hoe onwetenschappelijk! En hoe begrijpelijk dat de positivisten zoen de kernvraag is wanneer de besturing door bewust ingrijpen moet worden overgenomen. Dit keynesiaanse verhaalkan worden verteld in optimistische termen: de piloten zijnintelligente mensen en de technologic wordt steeds perfecter.Een meer recente versie twij felt aan de kwaliteit van de machine en aan die van de bestuurders; er vinden misschien welvechtpartijen plaats in de cabine. Het vliegtuig zwalkt ver uitweinig moeten hebben van die metaforen en die verhalen!dersteunt de colligatie. Naarmate de metafoor sterker werktMaar ook hier geldt weer dat we geen problemen oplossendoor ze te ontkennen. ledere econoom die de macroeconomic beoefent en dus de gehele economische samenhangwil bekijken, stuit niet slechts op emoties, die onze metaforen begeleiden, maar ook op morele problemen. Er moetenkomen de voorbeelden makkelijker aanzetten. De metafoorlijkt op de dwarsfluit van de rattenvanger van Hameln: eerstkomen de ratten en ten slotte ook de kinderen. De feiten volgen het pijpen, niet andersom. Dat is de kracht van de sterkemetafoor: zij zet de wereld naar haar hand. Daarom ben ikvan mening dat wij, als economen, de metafoor in de gatende koers.Zulke verhalen kunnen worden gestaafd met talloze voor-beelden, die gegrepen zijn uit het voile leven. Verificatie on-namelijk, impliciet of expliciet, uitspraken worden gedaanmoeten houden. Want ook de puristen, die hun handen inover wat belangrijk is en wat niet. Het staat de wetenschapsbeoefenaar vrij om uiterst onbelangrijke problemen te bestuderen, maar wie over de Gestalt van een hele samenlevingspreekt wordt geacht enig gevoel voor proportie te bezitten.Hij of zij mag niet zoveel aandacht concentreren op het bijnairrelevante dat het relevante uit het gezicht verdwijnt. Zovind ik persoonlijk iedere vorm van macro-economie immoreel die de werkloosheid bagatelliseert (werklozen zijn eigenlijk met vakantie – dit idee komt tegenwoordig voor, ondersteund door wiskunde). Ook het onder het kleed vegenvan verdelingsproblemen lijkt mij afkeurenswaardig. Nogerger dunkt mij ongevoeligheid ten opzichte van het milieubederf, want daarbij staat het belang van latere generaties ophet spel en die hebben geen stem. Al deze kwesties doen zichonschuld wassen, doen mee aan de colligatie en de vormingvan een Gestalt. Zij hebben misschien iets van SpaceshipEarth in de onderste lagen van hun bewustzijn. Of zij hebbenESB 13-6-19842) M. Blaug, The methodology of economics or how economists explain, Cambridge, 1980. Dit markante boek is tamelijk puristisch inde zin van Popper. Anders dan de titel doet vermoeden beantwoordtBlaug eerder de normatieve vraag (hoe moeten economen te werkgaan?) dan de vraag naar hoe’economen in feite te werk gaan. Hadhij uitgeplozen wat economen zoal doen als ze de werkelijkheid verklaren, dan had hij de colligatie niet zo kort afgedaan. Niemand weetbeter dan hij tot welke vreemde retoriek wij in staat zijn.539 Thomas Schelling gelezen, en zijn onder de indruk van de on-Een derde complicatie van mijn simpele standpunt, inhou-ontkoombare wetten van de stoelendans 3). Of zij geloven,dende dat wij onze metaforen niet moeten verdringen, zit bijdiep van binnen, toch in de oude onzichtbare hand – demeest meeslepende metafoor die de economic ooit heeft gekend, en die tegenwoordig weer in de mode is geraakt onderinvloed van de ratex-school (een tamelijk immorele club,maar dat is hier niet aan de orde; zie daarvoor mijn bijdrageHomo economicus aan het jubileumnummer van het Hollands Maandblad, juni 1984.).Wat ik hier bepleit is in eerste aanleg simpel: economenmoeten zich bewust zijn van him eigen denkwijze, en dus ookvan de rol die de metaforen daarin spelen. Het helpt niet alswe ze proberen te verdringen; waar dat toe kan leiden is sindsFreud min of meer bekend. Maar in tweede aanleg is mijnprogramma niet zo erg simpel. Want wie zich gaat interesseren voor de metaforen, de verhalen, de Gestalt stuit op din-gen die in de wetenschap een slechte naam hebben. Terloopskwam al even ter sprake dat metaforen kunnen worden be-oordeeld aan de hand van morele criteria, en de economicheeft zich nu juist willen ontworstelen aan het odium, eenmoral science te zijn. Maar daar kunnen we naar mijn mening toch niet onder uit – ik zei het al, feitenselectie, keuzevan het relevante (en het irrelevante), maatschappijbeeld, hetimpliciete verhaal, dat zijn allemaal onderwerpen van ethische reflectie.En een volgende complicatie is dat we gaan nadenken overde economische retoriek: de manier waarop economen elkaar trachten te overtuigen. De argumenten in het debat, diesucces oogsten, beogen de perceptie van de opponent te veranderen. Zijn standpunt, dat is de locus van waaruit hij dewereld waarneemt, moet worden verplaatst. Want meningsverschillen vloeien, volgens Aristoteles, voort uit een verschilhet gevaar dat wij ze gaan accepteren. Of sterker, dat we zegaan cultiveren. Toen Multatuli de ergernis van juffrouwLaps weergaf liet hij de lezer duidelijk merken dat ze geenzoogdier wou zijn, maar hij liet in het midden waar die afkeerop berustte. Het is denkbaar dat het preutse meisje de uitdrukking ver van zich wierp omdat ze voelde dat er een zuigende werking van uitging: wie een zoogdier wordt genoemd,en dat accepteert, gaat er zich misschien wel naar gedragen.Als wij te veel aandacht krijgen voor onze metaforen en vooronze colligatie gaan we ons misschien wel gedragen als rederijkers, als journalisten of als zwetsers. En dan vergeten wedat de kern van de economie natuurlijk ligt bij de strenge logica en bij het aan spelregels gebonden empirisch onderzoek.Die verschuiving in de wetenschap kan nooit de bedoelingzijn; zeker niet de mijne. Want ieder verhaal heeft een ruggegraat: de structuur van de maatschappij waarover de verteller vertelt en waar de metaforen op slaan. Die structuur dat is de vorm van het model en de numerieke waarde van deparameters — moet worden onderzocht. Dat is de eigenlijketaak van de economische wetenschap, en daar kunnen wemakkelijk van afgeleid worden door een losbandige praktijkvan colligatie en retoriek.Daarom kan ik me heel goed voorstellen dat een econoomzegt: ,,De econoom is een koele wetenschap, die zoekt naarverifieerbare of falsifieerbare hypothesen. De metafoor, dieimmers verwijst naar iets alsof het iets anders was werktdaarbij alleen maar storend … D.C. al Fine” 5).J.Penin locus. De retorica moet deze verschillen verkleinen. Dat isde mooie kant van de retorica: het zoeken naar de locus communis. De lelijke kant is dat we elkaar proberen voor schut tezetten, dat we de rechter proberen te bei’nvloeden met behulpvan effectbejag, en dat de waarheid ondergeschikt wordt gemaakt aan het eigen gelijk. Dat is de Romeinse variant van deretorica: alle middelen zijn goed als ze invloed op de rechteruitoefenen. Daarom staat de retorica bij velen in zo’n kwadereuk, en willen de meeste economen het woord liever niet horen. Als iemand ze vertelt dat J.P. Guepin (De beschaving,Amsterdam, 1983) gelooft dat de vooruitgang in de wereldvan de geest te danken is aan de retoriek trekken ze de wenkbrauwen op – het boek zelf hebben ze niet gelezen. Het ideevan de econoom Donald McCloskey 4) die van de retoricaveel heil verwacht (voor de kwaliteit van de argumentatie,voor onze relaties met niet-economen) wordt, voor zovermijn waarnemingen reiken, ook al niet met sympathiebegroet.3) T.C. Schelling, Micromotives andmacrobehavior, New York enLonden, 1978. Dit prachtige overzicht van de manieren waarop hetindividu in de fuik van de interactie met anderen kan lopen, staat stijfvan de metaforen, maar is tegelijkertijd zeer streng in zijn logica enzijn algebra. Het kan blijkbaar allebei tegelijk.4) D.N. McCloskey, The rhetoric of economics, Journal of Economic Literature, 1983, nr. 2. Er is ook naar mijn mening veel op ditstuk aan te merken; zo verwart de auteur model en metafoor. Maarhij gaat serieus in op een probleem dat anderen laten liggen.5) Er valt over dit onderwerp — colligatie, metaforen, retoriek —wel iets meer te zeggen. Juister gezegd: er bestaat een enorme hoe-veelheid literatuur over, die bij de meeste economen nauwelijks bekend is. Ik hoop daaraan nog iets toe te voegen in het verslag van deHennipman-lezing 1984, onder de titel Among economists, reflections of a Neo-classical Post Keynesian, wellicht 1984. Daarkomen21metaforen ter sprake.

Auteur