Op z’n Rotterdams
P.J. Vos
Met een tempo dat aan de commissie-Wagner herinnert, heeft de in
maart jl. gemstalleerde Adviescommissie sociaal-economische vernieuwing
Rotterdam een rapport uitgebracht onder de titel Nieuw Rotterdam, een opdrachtaan alle Rotterdammers. In een
groot aantal aanbevelingen wijst de
commissie, die werd voorgezeten door
prof. dr. W. Albeda, de Maasstad de
weg naar modernisering van economie
en samenleving, van ,,zware Industrie
en grootschalige haven naar een hightech knooppunt van logistiek en handel, van groot, veel en zwaar naar slim,
geavanceerd en fijnmazig”.
Blijkens dit citaat is de zeepbellentaal van de high-tech-cultuur ook tot dit
boekje doorgedrongen. Daar zal men
langs de Nieuwe Waterweg geen eetbaar brood van kunnen bakken, lijkt
me zo. Nuttiger zou het zijn geweest
om wat meer aandacht te geven aan de
noodzaak van herindustrialisering ter
compensatie van de verliezen in de van de scheepsbouw en de metaalindustrie werd versneld door de loonscheepsbouw en de metaalindustrie.
Het raakvlak van haven en Industrie kostenstijging van de jaren zeventig.
zou breder moeten dan het nu is. Dat De toenemende dreiging dat de haneemt niet weg dat het boekje ook veel vens buiten de slagader van de Euroconcrete aanbevelingen bevat. Maar pese vervoersstroom komen te liggen
wat het lezen vooral de moeite waard wordt weliswaar onderkend maar een
maakt, is de grote nadruk die de com- adequate reactie is tot dusver niet gemissie legt op het belang van samen- volgd. Er gebeurt wel lets,maar het is
werking als een onmisbaar voertuig te weinig en het gaat te traag. Wat eens
voor economiscne en maatschappelij- de gouden delta werd genoemd is nu
ke vernieuwing. Dit gaat dwars tegen gewoon een verouderende industriede landelijke trend in van desintegratie stad met een haven die de boot dreigt
en toespitsing van tegenstellingen te missen. Wie tot in details wil weten
(een ontwikkeling waarover Heertje wat daartegen gedaan moet worden,
zich onlangs op deze plaats erg boos moet ik naar het rapport van de commissie verwijzen.
heeft gemaakt) 1).
Dat de ontwikkelingen in de wereldModerniseren hoort bij Rotterdam.
De ontwikkeling vanaf de puinhopen economie dwingen tot voortdurende
van 1945 naar wat in het begin der aanpassing en dat niet alle problemen
jaren zeventig de gouden delta werd die zich daarbij voordoen onmiddellijk
genoemd, is er een van voortdurende kunnen worden opgelost, kan de Rotaanpassing en vernieuwing. Maar de terdammers moeilijk worden verwehuidige situatie, met 50.000 werklozen ten. Maar dat er iets hapert in het gewaaronder 30.000 langdurig, maakt bruikelijke aanpassingsvermogen van
duidelijk dat het ook daar niet allemaal de maasstad moet, volgens de comvanzelf gaat. Het keerpunt in de ont- missie, worden toegeschreven aan het
wikkeling vormt de mislukte (en om- feit dat in de samenwerking tussen
streden) poging om op de Maasvlakte werkgevers en vakbonden en in de
een gemtegreerd hoogoven- en staal- noodzakelijke begeleiding van het verbedrijf te vestigen. Met die mislukking nieuwingsproces door stad- en landskreeg Rotterdam voor de eerste keer bestuur de klad is gekomen. ledereen
de rekening gepresenteerd voor de is te veel met zichzelf bezig. Gediscusroofbouw op het milieu die de op goed- sieerd wordt er genoeg, maar er is te
kope grondstoffen en-energie geba- weinig besluitvorming die tot daden
seerde industriele expansie in feite in- leidt. De meerwaarde die een gezahield. Detweede rekening volgde korte menlijke krachtsinspanning zou kuntijd later toen de kostenstructuur van de nen opleveren gaat zo aan stad en
regionale economie op zijn kop werd samenleving voorbij. De vechtmaatgezet door de stijging van grondstof- schappij werkt niet, zo kan men de
fenprijzen en de oliecrisis van 1973. De boodschap van de commissie aan de
economie werd op wereldschaal op- Rotterdammers samenvatten.
nieuw ingedeeld en Rotterdam had
Dat mijn wieg in de Rotterdamse
hierop geen antwoord. De teruggang Afrikaanderbuurt heeft gestaan, ver-
i 1.1 a«7
klaart voor een deel waarom ik me door
dit boekje voel aangesproken. Het economisch lot van zeg Leeuwarden of
Nijmegen gaat me ook ter harte. Maar
als het over Rotterdam gaat kan ik me
er een concreter voorstelling van maken. Bovendien is chauvinisme de Rotterdammers niet vreemd. Het lijkt me
terecht dat de commissie probeert
daarvan een positief gebruik te maken
door haar oproep tot vernieuwing aan
alle Rotterdammers te richten. Misschien heeft een poging tot regionale
samenwerking een grotere kans van
slagen dan een landelijke. Regionaal
zijn de problemen duidelijker, de afstand is minder groot en het chauvinisme levert misschien eerder een gevoel van betrokkenheid op. Maar hier
bekruipt me toch wel enige twijfel. Is er
nog wel zo iets als een regionale binding? De groten onderde Rotterdamse
ondernemers zetten zich vroeger niet
alleen in voor hun eigen bedrijf, maar
waren ook op politiek en/of cultureel
gebied actief voor de ontwikkeling van
de gehele regio. En bij die activiteiten
liepen zij dezelfde vakbondsbestuurders tegen het lijf waarmee zij ook op
het bedrijf te maken kregen. Dat leverde de ervaring op dat er naast tegenstellingen ook gemeenschappelijke
belangen waren. Is dat nog zo? Ene dr.
Peper heeft indertijd eens uitvoerig
beargumenteerd waarom de dagen
van wat hij het ‘harmoniemodel’ noemde voorbij waren. Misschien lukt het
burgemeester Peper om uit te leggen
waarom de omgekeerde ontwikkeling
nu dringend noodzakelijk en ook mogelijk is. Volledige harmonie hoeft het
niet te worden, maar een coalitie zou
wel erg nuttig zijn. Samenwerking op
z’n Rotterdams was vroeger gespeend
van elke ideologie. Belangenverschillen werden uitgevochten zonder dat
men het gemeenschappelijk perspectief uit ogen verloor. Zou dat de nieuwe
Rotterdammer ook lukken? De commissie geeft ze een kans hun pragmatisme te bewijzen. Niet alleen voor Rotterdam,maar voor het hele land valt te
hopen dat ze daarin slagen.
1) A. Heertje, De verwording van de SER,
ESB, 28 oktober 1987, biz. 1011.
1107